gepubliceerd op 01 oktober 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot oprichting van een Nationale Raad voor dringende geneeskundige hulpverlening
4 JULI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot oprichting van een Nationale Raad voor dringende geneeskundige hulpverlening
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, inzonderheid op artikel 1, derde lid, vervangen bij de wet van 22 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot oprichting van een Nationale Raad voor dringende geneeskundige hulpverlening;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 10 maart 2003;
Gelet op het advies nr. 35.494/3 van de Raad van State, gegeven op 30 september 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot oprichting van een Nationale Raad voor dringende geneeskundige hulpverlening wordt opgeheven.
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : «
Art. 2.De Raad heeft tot taak aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, hetzij op diens verzoek, hetzij op initiatief van het bureau, advies te verstrekken over alle aangelegenheden met betrekking tot : 1° de organisatie, de werking, de opleiding en de voorlichting van personen, functies en diensten die hetzij aan de dringende geneeskundige hulpverlening meewerken, hetzij aan het niet-dringend ziekenvervoer meewerken, in dit laatste geval voor wat betreft de aspecten die een invloed hebben op de dringende geneeskundige hulpverlening;2° de inzameling en de registratie van de gegevens met betrekking tot de dringende geneeskundige hulpverlening, zowel wat betreft het concept als wat betreft de feedback, het gebruik en de evaluatie;3° de toetsing van de kwaliteit en de evaluatie van de praktijk, op basis van wetenschappelijk verantwoorde criteria;4° de erkenningsnormen van de ambulancediensten zoals bedoeld in artikel 3bis van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, en de criteria die van toepassing zijn voor de programmatie van deze diensten.»
Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden « De Raad bestaat uit leden die blijk geven van een bijzondere kennis van de problemen die door de dringende geneeskundige hulpverlening worden gesteld en is samengesteld als volgt : » vervangen door de woorden « De Raad bestaat uit leden die blijk geven van een bijzondere kennis van de aangelegenheden bedoeld in artikel 2 en is samengesteld als volgt : »;2° § 1 wordt aangevuld als volgt : « De voorzitters van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening, opgericht door het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening, mogen de vergaderingen van de Raad met raadgevende stem bijwonen.»; 3° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.De voorzitter wordt aangesteld door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.
De voorzitter wordt aangewezen voor een termijn van zes jaar. Hij is stemgerechtigd ».
Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt § 1 aangevuld met het volgende lid : « Met het oog op de continuïteit der werkzaamheden blijven de leden wier mandaat verstreken is, hun mandaat evenwel verder uitoefenen tot in hun vervanging is voorzien. »
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd : « HOOFDSTUK IVbis. - Financiële bepalingen
Art. 9bis.§ 1. Tijdens de plenaire vergaderingen krijgen de leden : 1° een presentiegeld, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die van het departement van Volksgezondheid en van het Gezin afhangen, inzonderheid op artikel 1;2° de terugbetaling van hun reiskosten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;3° de terugbetaling van hun verblijfskosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten; § 2. Het bureau stelt jaarlijks aan de Minister de begroting voor die nodig is voor de uitvoering van de opdrachten van de Raad. »
Art. 6.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE