gepubliceerd op 22 november 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende de vaststelling van de werkgeversbijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen" voor de financiering van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid
4 JULI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende de vaststelling van de werkgeversbijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen" voor de financiering van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1991, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 november 1991, inzonderheid op artikel 7;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende de vaststelling van de werkgeversbijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen" voor de financiering van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juli 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 8 februari 1992.
Bijlage Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999 Vaststelling van de werkgeversbijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen" voor de financiering van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid (Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 1999 onder het nummer 51486/CO/314) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers van de ondernemingen die behoren tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen. HOOFDSTUK II. - Bepalingen
Art. 2.In uitvoering van de wet betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1991 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 november 1991, wordt voor de jaren 1999 en 2000 een werkgeversbijdrage aan het fonds vastgesteld waarvan het bedrag hierna wordt vastgesteld.
Art. 3.De bovenvermelde werkgeversbijdrage wordt voor het derde kwartaal van 1999 vastgesteld op 0,45 pct. van de brutoloonmassa.
Voor het vierde kwartaal van het jaar 1999 wordt de bijdrage vastgesteld op 0,15 pct. van de brutoloonmassa. Voor het jaar 2000 wordt de bijdrage vastgesteld op 0,15 pct. van de brutoloonmassa per kwartaal.
Art. 4.In toepassing van het artikel 9 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1991 wordt de bijdrage bedoeld in artikel 3 geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde tijd. Zij treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX.