Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 februari 2003
gepubliceerd op 02 april 2003

Koninklijk besluit houdende toekenning van toelagen en vergoedingen aan de enquêteurs belast met de uitvoering van de proefenquête over de inkomsten en de levensomstandigheden

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011090
pub.
02/04/2003
prom.
04/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/04/2003011090/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit houdende toekenning van toelagen en vergoedingen aan de enquêteurs belast met de uitvoering van de proefenquête over de inkomsten en de levensomstandigheden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, gewijzigd bij de wetten van 1 augustus 1985, 21 december 1994 en 2 januari 2001, inzonderheid op artikel 12;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1992 houdende algemene regeling van de toelagen en de vergoedingen toegekend aan de enquêteurs belast met de uitvoering van onderzoeken die worden georganiseerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 1996;

Gelet op het protocol SC IV P 70 van 19 december 2002 waarin de conclusies van de onderhandelingen in het sectorcomité IV zijn opgenomen;

Overwegende dat de enquêteurs enerzijds een toelage dienen te ontvangen voor de taken die zij buiten de normale dienstprestaties vervullen en dat hun anderzijds een vergoeding dient te worden toegekend voor allerlei kosten die zij te dragen hebben;

Overwegende dat het EU-SILC-programma (European Union Statistics on income and living conditions) als doel heeft een nieuwe enquête over de levensomstandigheden van de huishoudens op te starten;

Overwegende dat een facultatieve maar door EUROSTAT sterk aanbevolen pilootenquête in 2002 van start is gegaan;

Overwegende dat België van deze enquête een prioriteit heeft gemaakt;

Overwegende dat de enquête een nuttig instrument kan zijn in de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting, wat voor België en Europa een prioritair domein is;

Overwegende dat een proefenquête over de inkomsten en de levensomstandigheden van de huishoudens onder meer noodzakelijk is voor het testen van de nieuwe vragenlijst en van de CAPI-interviewmethode (Computer Assisted Personal Interview);

Overwegende dat de vragenlijst van de proefenquête over de inkomsten en de levensomstandigheden bestaat uit drie delen : een eerste deel met een « contactenblad » voor elk huishouden, een tweede met een huishoudvragenlijst per huishouden en een derde deel met een volwassenenvragenlijst voor elk lid van het huishouden dat 16 jaar en ouder is op de datum van de enquête;

Overwegende dat de goede uitvoering van de proefenquête over de inkomsten en de levensomstandigheden van de huishoudens de medewerking van enquêteurs veronderstelt om de huishoudens te interviewen;

Overwegende dat de ondervraagde enquêteurs moeten vergoed worden voor hun medewerking die onontbeerlijk is voor de goede afloop van de enquête;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 juni 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 30 september 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 oktober 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de enquêteurs tijdig moeten worden vergoed voor hun geleverde prestaties, om het goede verloop van de enquête te garanderen;

Overwegende dat de interviews bij de huishoudens begonnen zijn op 15 juni 2002;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De personen aangewezen om de opdracht van enquêteur te vervullen in het raam van de proefenquête over de inkomsten en de levensomstandigheden, ontvangen, in zoverre zij de opgelegde taken buiten de normale dienstprestaties vervullen, per positieve enquête een toelage en een vergoeding waarvan het bedrag berekend wordt op de wijze beschreven in artikel 5.

Art. 2.De enquêteurs die deelnemen aan de proefenquête over de inkomsten en de levensomstandigheden moeten alle antwoorden van de huishoudens op de SILC-vragenlijst coderen op een draagbare computer, die geleverd wordt door het NIS.

Art. 3.Het basisbedrag bedraagt 35 EUR en wordt toegekend voor het interview van een eenpersoonsgezin.

Art. 4.Het totale bedrag van de toelage en de berekening wordt verkregen door aan het basisbedrag bedoeld in artikel 3,10 EUR toe te voegen per bijkomend ondervraagd lid van het huishouden dat 16 jaar of ouder is op de datum van de enquête.

Art. 5.Het totale bedrag van de toelage en de vergoeding wordt als volgt verdeeld : 1° de toelage bedraagt 60 % van het totale bedrag en wordt beschouwd als betaling van de buitengewone prestaties die zij uitvoeren;2° de vergoeding bedraagt 40 % van het totale bedrag en wordt beschouwd als vergoeding voor hun reis-, verblijf- en andere kosten.

Art. 6.De enquêteurs dienen deel te nemen aan de opleidingsdagen die door het NIS worden georganiseerd. Drie halve dagen zullen besteed worden aan de opleiding voor de SILC-enquête en een halve dag zal dienen voor een evaluatie van het verrichte veldwerk met de enquêteurs.

De verplaatsingskosten voor de opleidingssessies worden terugbetaald tegen voorlegging van de betreffende vervoerbewijzen.

Voor de deelname aan een halve dag opleiding wordt een forfaitaire vergoeding toegekend die overeenkomt met de basisvergoeding zoals bepaald in artikel 3, eerste lid.

Art. 7.De vergoedingen bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 6 worden in één keer uitbetaald zodra de enquêteur de door het huishouden gegeven informatie heeft doorgegeven aan het NIS.

Art. 8.Er wordt geen vergoeding uitgekeerd voor onjuist of ontoereikend gecodeerde antwoorden van de huishoudens, of voor enquêtes die niet overeenkomstig de richtlijnen werden uitgevoerd.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 februari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^