gepubliceerd op 02 maart 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking en tot intrekking van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking
4 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking en tot intrekking van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, inzonderheid op artikel 11, §§ 6 en 7;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking, gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 mei 1994 en bij koninklijk besluit van 23 februari 1995;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 16 juli 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 20 juli 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 januari 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;
Overwegende dat de wet van 10 augustus 1998 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs sinds 25 oktober 1998 in werking is getreden; dat deze wet het toepassingsgebied van de wet van 11 januari 1993 uitbreidt naar nieuwe categorieën van ondernemingen en personen; dat krachtens artikel 11, § 7 van de wet van 11 januari 1993 de Koning bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit de bijdragen in de werkingskosten van de cel bepaalt, die verschuldigd zijn door de in deze wet beoogde ondernemingen en personen, en de wijze waarop deze worden geïnd;
Overwegende dat krachtens artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor de financiële informatieverwerking, de cel elk jaar, in de loop van de maand december, haar begroting voor het volgend jaar opstelt; dat artikel 12, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit bepaalt dat de beoogde ondernemingen en personen elk jaar aan de cel een vaste bijdrage betalen;
Overwegende dat de opneming van de nieuwe beroepen in het toepassingsgebied van de wet van 11 januari 1993 een aanzienlijke uitbreiding van de taken van de cel met zich meebrengt en bijgevolg een uitbreiding van haar financiële middelen noodzaakt; dat de goede werking van het preventief dispositief anti-witwassen zou verhinderd worden indien de cel haar budget voor 1999 niet zou kunnen vastleggen en indien de bijdragen van de nieuwe beoogde instellingen en personen niet zou kunnen geïnd worden in 1999; dat de ondernemingen en personen beoogd in de wet ook zo snel mogelijk moeten op de hoogte zijn van hun bijdrage in de werkingskosten van de cel;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking, worden de woorden « Onze Ministers van Justitie en van Financiën » vervangen door de woorden « Onze Ministers van Financiën en van Justitie en Onze Ministers tot wiens bevoegdheden de Economische Zaken en de Middenstand behoren ».
In artikel 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking, worden de woorden « bij de in artikel 2 van voornoemde wet beoogde ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « bij de in artikel 2 en 2bis, 5° van voornoemde wet beoogde ondernemingen of personen ».
Art. 2.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden « door de financiële ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « door de ondernemingen of personen ».
Art. 3.In artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « bij de in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld bedoelde financiële ondernemingen en personen » vervangen door de woorden « bij de in artikelen 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld bedoelde ondernemingen en personen ».
Art. 4.In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « die toebehoren aan de financiële ondernemingen of personen bedoeld in artikel 2 » vervangen door de woorden « die toebehoren aan de ondernemingen en personen bedoeld in artikelen 2 en 2bis, 5° ».
Art. 5.In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 mei 1994 en bij koninklijk besluit van 23 februari 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het eerste lid vervangen door de volgende leden : « De ondernemingen en personen bedoeld in artikelen 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, betalen elk jaar vóór 1 maart aan de cel een bijdrage van 23 000 frank. Deze bijdrage bedraagt : 1° 115 000 frank voor de Nationale Bank van België;2° 230 000 frank voor DE POST;3° 11 500 frank voor de ondernemingen en personen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 11°, 12° en 14°, van dezelfde wet;4° 500 frank voor de vastgoedmakelaars en de gerechtsdeurwaarders, respectievelijk bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 17°, en 2bis, 2°, van dezelfde wet;5° 1 000 frank voor de notarissen, de bedrijfsrevisoren en de externe accountants, respectievelijk bedoeld in artikel 2bis, 1°, 3° en 4°, van dezelfde wet;6° 500 000 frank voor de personen bedoeld in artikel 2bis, 5°, van dezelfde wet. De bijdragen verschuldigd door de vastgoedmakelaars, de gerechtsdeurwaarders, de notarissen, de bedrijfsrevisoren en de externe accountants worden aan de cel gestort respectievelijk door bemiddeling van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars, de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders, de kamers van notarissen als bedoeld in het besluit van 2 nivôse, jaar XII, betreffende de instelling en de inrichting van de kamers van notarissen, het Instituut der Bedrijfsrevisoren en het Instituut der Accountants. »; 2° het eerste lid van § 3 wordt als volgt aangevuld : « 9° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 15°, van voornoemde wet;10° de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 16°, van voornoemde wet.»; 3° in het tweede lid van § 3 wordt het woord « acht » vervangen door het woord « tien »;4° in het derde lid van § 3 worden de woorden « en van de financiële ondernemingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 15°, van voornoemde wet » toegevoegd na het woord « ressorteren ».
Art. 6.Het konkinklijk besluit van 10 augustus 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid van de cel voor financiële informatieverwerking wordt ingetrokken.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.
Evenwel treedt artikel 6 in werking met ingang van 27 oktober 1998.
Art. 8.Onze Ministers van Justitie en van Financiën en Onze Ministers tot wiens bevoegheden de Economische Zaken en de Middenstand behoren, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 februari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR