gepubliceerd op 15 mei 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 1971 houdende verplichting inzake opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 juni 1976 en van 15 oktober 1997
4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 1971 houdende verplichting inzake opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 juni 1976 en van 15 oktober 1997
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de economische reglementering en de prijzen;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 oktober 1971 houdende verplichting inzake opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 juni 1976 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 1971 houdende verplichting inzake opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 1971 houdende de verplichting inzake de opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten;
Overwegende de Richtlijn van de Raad (68/414/EEG) van 20 december 1968 houdende verplichting voor de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden;
Overwegende de beschikking van de Raad der Europese Gemeenschappen (68/416/EEG) van 20 december 1968 betreffende het sluiten en uitvoeren van de speciale intergouvernementele overeenkomsten inzake de verplichting voor de Lid-Staten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden;
Overwegende de Richtlijn van de Raad (98/93/EG) van 14 december 1998 tot wijziging van Richtlijn (68/414/EEG) houdende verplichting voor de Lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, van Onze Minister van Economie en van Onze Staatssecretaris voor Energie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 11 van het koninklijk besluit van 11 oktober 1971, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 1976, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een nieuw lid ingevoegd luidende : « In afwijking hiervan kan de Minister of Staatssecretaris die de energie onder zijn bevoegdheid heeft, tot 30 juni 2003, individuele afwijkingen aan opslagplichtigen toestaan. Deze individuele afwijkingen zullen enkel slaan op de tweede categorie, als bedoeld in artikel 5, en laten de betrokken onderneming toe om : - tot 40 % van haar opslagplicht aan te houden in het buitenland, indien deze voorraden krachtens een bilateraal akkoord te allen tijde voor de volle 100 % beschikbaar blijven voor België; - de voorraden, afkomstig van de voorraden ruwe aardolie, die zich bevinden in het buitenland aan het begin van een pijpleiding en die bestemd zijn voor raffinage in België te beschouwen als hoeveelheden die zich bevinden op Belgisch grondgebied, indien hun beschikbaarheid gegarandeerd wordt door een bilateraal akkoord en ze eigendom zijn van de betrokken onderneming; en voor zoverre deze voorraden uitsluitend ter beschikking worden gehouden van de Belgische markt. »
Art. 2.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Economie en Onze Staatssecretaris voor Energie, zijn ieder wet hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 4 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE