gepubliceerd op 08 november 2002
Koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldigingsregelen toepasselijk op de personeelsleden, die in de Bondsrepubliek Duitsland bij overeenkomst werden aangeworven door de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging en die getroffen worden door de maatregelen betreffende de herstructurering van de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland.
3 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldigingsregelen toepasselijk op de personeelsleden, die in de Bondsrepubliek Duitsland bij overeenkomst werden aangeworven door de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging en die getroffen worden door de maatregelen betreffende de herstructurering van de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland.
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, zoals zij werd gewijzigd;
Gelet op de wet van 10 april 1973 houdende oprichting van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging, inzonderheid op artikel 11, zoals het werd gewijzigd bij de wet van 28 december 1973;
Gelet op de wet van 28 december 1973 betreffende de budgettaire voorstellen 1973-1974 inzonderheid op artikel 51;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 oktober 1978 tot vaststelling van het statuut van het personeel van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 mei 1980 tot vaststelling van de bezoldigingsregelen toepasselijk op sommige Belgische personeelsleden van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging, die bij overeenkomst worden aangeworven, inzonderheid op artikel 1 zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 oktober 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, al. 1, 5°;
Gelet op het ministerieel besluit van 2 september 1985 tot uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 mei 1980 tot vaststelling van de bezoldigingsregelen toepasselijk op sommige Belgische personeelsleden van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging, die bij overeenkomst worden aangeworven;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 juni 2002;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 30 mei 2002;
Gelet op het protocol van 6 september 2002 waarin de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het Sectorcomité XIV zijn vermeld;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, zoals het werd gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is om dringend de sociale begeleidingsmaatregelen te bepalen voor de personeelsleden die onder dit besluit vallen en die getroffen worden door de maatregelen betreffende de herstructurering van de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bepalingen van onderhavig besluit zijn van toepassing op de personeelsleden die bij overeenkomst volgens Belgisch recht werden aangeworven, belast met de exploitatie van de diensten van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging, welke in de Bondsrepubliek Duitsland zijn opgericht en waarvoor een einde wordt gemaakt aan de arbeidsovereenkomst als gevolg van de herstructurering van de Belgische Strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland.
Art. 2.§ 1. Een afdankingsvergoeding wordt aan het in artikel één bedoelde personeelslid toegekend voorzover hij op het ogenblik van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst ten minste 21 jaar oud is en ten minste 2 jaar dienst telt bij de Centrale dienst. § 2. Op het personeelslid dat ontslag moet nemen teneinde zijn familie of persoon met wie hij/zij samenwoont te volgen is de vergoeding op dezelfde wijze van toepassing, voorzover de mutatie van de echtgenoot of van de persoon met wie hij/zij samenwoont het gevolg is van de herstructureringsmaatregelen van de Belgische Stijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland.
Art. 3.§ 1. Bij toepassing van artikel 2, heeft het personeelslid recht op een vergoeding die per volledig dienstjaar 1/3 van de laatste bruto maandbasiswedde bedraagt. § 2. Het personeelslid dat echter overeenkomstig artikel 5 geniet van een wachtgeld, heeft recht op een vergoeding beperkt tot 3 maanden van de laatste bruto-maandbasiswedde. § 3. De diensttijd die reeds in aanmerking werd genomen voor het toekennen van een afdankingsvergoeding, komt niet meer in aanmerking bij het berekenen van een nieuwe afdankingsvergoeding op basis van een nieuwe diensttijd. § 4. De afdankingsvergoeding wordt in één keer uitbetaald binnen 3 maanden na de bekendmaking van dit besluit of van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Art. 4.Wanneer de vervangende tewerkstelling gepaard gaat met een inkomensverlies, wordt de vorige wedde van het personeelslid gegarandeerd gedurende een bepaalde periode, berekend als volgt : voor 5 volledige dienstjaren, gegarandeerde wedde gedurende 6 maanden; voor 10 volledige dienstjaren, gegarandeerde wedde gedurende 12 maanden; voor 20 volledige dienstjaren, gegarandeerde wedde gedurende 18 maanden; voor 25 volledige dienstjaren, gegarandeerde wedde gedurende 24 maanden.
Art. 5.§ 1. Het personeelslid dat op het ogenblik van zijn ontslag of afdanking de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en minstens 20 jaar diensttijd bij de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie in Duitsland heeft gepresteerd, heeft recht op een wachtgeld. § 2. Het wachtgeld wordt toegekend vanaf het einde van de opzeggingsperiode tot wanneer hij aanspraak kan maken op een rustpensioen. § 3. Het wachtgeld bedraagt 80 % van de laatste bruto-activiteitsmaandwedde en wordt maandelijks uitbetaald. Ook het vakantiegeld en de eindejaarspremie worden aan 80 % uitbetaald. § 4. Het wachtgeld ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de regelen voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982. Dit wachtgeld wordt aan het spilindexcijfer 138,01 gekoppeld.
Art. 6.Heeft geen recht op de afdankingsvergoeding, het personeelslid : - dat een nieuwe tewerkstelling weigert met een arbeidsovereenkomst die rekening houdt met zijn beroepskwalificaties; - dat aanspraak kan maken op pensioenrechten of die reeds van dergelijke rechten geniet; - dat aansluitend op een afdanking of ontslag een tewerkstelling bekomt als contractueel of statutair personeelslid in een dienst of organisme afhangend van het Ministerie van Landsverdediging of bij een andere overheidsdienst. - waarvan een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of een vervangingsovereenkomst is beëindigd.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 8.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT