gepubliceerd op 14 mei 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten
3 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten aan te vullen, teneinde de vernieuwing van dit document op te leggen aan de personen van vijfenzeventig jaar en meer die naar het buitenland wensen te reizen.
Het voormelde koninklijk besluit van 29 juli 1985 bepaalt dat iedere persoon van vijfenzeventig jaar en meer zijn identiteitskaart niet meer hoeft te vernieuwen, behoudens een aantal uitdrukkelijk voorziene uitzonderingen.
Krachtens de wijziging aangebracht aan artikel 5 van het voormelde koninklijk besluit door het koninklijk besluit van 4 juli 2001, wordt een persoon van meer dan vijfenzeventig jaar beschouwd als in het bezit zijnde van een geldige identiteitskaart, ook al is de op het document vermelde geldigheidsperiode van tien jaar verstreken.
De voorgestelde wijziging wil de herhaling voorkomen van onaangename voorvallen zoals het voorval dat een bejaard koppel recent is overkomen, dat geblokkeerd was op de luchthaven van Zaventem en niet toegelaten werd aan boord van het vliegtuig met bestemming naar het buitenland, omdat de geldigheidsperiode vermeld op de identiteitskaart van de echtgenoot, die meer dan vijfenzeventig jaar was, verstreken was.
Overeenkomstig het ontworpen besluit worden de gevallen van verplichte vernieuwing van de identiteitskaart, opgesomd in artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juli 1985, aangevuld met het geval van de identiteitskaart waarop een geldigheidsduur vermeld staat die verstreken is en waarvan de houder vijfenzeventig jaar of meer is en naar het buitenland wenst te reizen.
Het ontworpen besluit werd aangepast aan het advies uitgebracht door de afdeling wetgeving van de Raad van State op datum van 26 maart 2003.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE
ADVIES 35.144/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 21 maart 2003 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten", heeft op 26 maart 2003 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief aldus : « (l'urgence est motivée)... par le fait qu'il est nécessaire d'éviter la répétition de mésaventures du type de celle survenue récemment à un couple de personnes âgées, lequel s'est vu bloqué à l'aéroport de Zaventem et n'a pas été autorisé à s'embarquer à destination d'un pays étranger, au motif que la période de validité mentionnée sur la carte d'identité de l'époux, âgé de plus de septante-cinq ans, était expirée. » De Raad van State, afdeling Wetgeving, beperkt zich overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.
Gelet op de zeer korte termijn die de Raad van State is toegemeten en op het grote aantal zaken dat hem met verzoek om spoedbehandeling is voorgelegd, beperkt hij zich tot het maken van de volgende opmerkingen.
Bevoegdheid van de steller van de handeling en rechtsgrond 1. Artikel 6, § 3, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen luidt als volgt : « De Koning bepaalt de vorm, de inhoud, de geldigheidsduur en de modaliteiten van aanmaak, afgifte en gebruik van de identiteitskaart. Hij stelt de leeftijd vast vanaf welke het verplicht is de identiteitskaart te bezitten en bij zich te hebben, alsook het maximumbedrag dat ten laste van de houder mag worden geïnd bij het afgeven van de kaart aan hem. Hij bepaalt ook welke de openbare overheden en ambtenaren zijn op wier vordering de identiteitskaart moet worden getoond. » Die bepaling wordt echter vervangen bij een ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen dat thans door de wetgevende kamers is aangenomen en ter bekrachtiging is voorgelegd aan de Koning.
Het nieuwe ontworpen artikel 6 voert een elektronische identiteitskaart in ter vervanging van de gewone identiteitskaart.
Artikel 19, § 1, van dat wetsontwerp bepaalt : « De koninklijke besluiten, genomen in uitvoering van artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, blijven van kracht totdat de identiteitskaarten volledig vernieuwd zijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken stelt bij een in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt besluit vast op welke datum deze vernieuwing volledig is.
De Koning neemt de nodige overgangsmaatregelen voor de periode van vernieuwing van de identiteitskaarten, inzonderheid in geval van wijziging van verblijfplaats. » Bij de inwerkingtreding van de wet die uit het genoemde wetsontwerp voortvloeit, blijft het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten van kracht totdat de identiteitskaarten volledig vernieuwd zijn, maar de Koning zal dan niet langer wettelijk gemachtigd zijn om dat koninklijk besluit te wijzigen, tenzij in verband met de overgangsmaatregelen die nodig zijn voor de periode van vernieuwing van de identiteitskaarten. Aangezien het ontworpen besluit geen dergelijke maatregel bevat, kan het alleen worden aangenomen als de wet die uit het genoemde wetsontwerp voortvloeit, op dat ogenblik nog niet in werking is getreden. 2. Het ontworpen koninklijk besluit bepaalt dat personen ouder dan vijfenzeventig jaar wier identiteitskaart vervallen is, bij de gemeente de vernieuwing van hun identiteitskaart moeten aanvragen als ze naar het buitenland willen reizen.Het wedervaren van ouderen die zich om die reden niet naar het buitenland konden begeven, vormt de grondslag van de voorgenomen wijziging.
In tegenstelling tot de overige burgers ontvangen personen van meer dan vijfenzeventig jaar geen oproepingsbrief meer om hun vervallen identiteitskaart te laten verlengen. Daardoor kunnen ze ten onrechte denken dat hun identiteitskaart toch nog geldig is. De nieuwe verplichting die hen in dat geval wordt opgelegd om de vernieuwing van hun identiteitskaart aan te vragen als ze naar het buitenland wensen te reizen, is slechts aanvaardbaar als 75-plussers, net zoals de overige burgers, persoonlijk ervan op de hoogte worden gebracht dat de geldigheidsduur van hun identiteitskaart verstreken is.
De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;
J. Jaumotte, staatsraad;
Mevr. M. Baguet, staatsraad; de heer J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd opgesteld door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd uitgebracht door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, De voorzitter, B. Vigneron. Y. Kreins.
3 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 6, § 3;
Gelet op de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 19, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten, inzonderheid op de artikelen 5 en 6, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2001;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat het noodzakelijk is herhaling te voorkomen van onaangename voorvallen zoals het voorval dat een bejaard koppel recent is overkomen, dat geblokkeerd was op de luchthaven van Zaventem en niet toegelaten werd aan boord van het vliegtuig met bestemming naar het buitenland, omdat de geldigheidsperiode vermeld op de identiteitskaart van de echtgenoot, die meer dan vijfenzeventig jaar was, verstreken was;
Gelet op advies nr. 35.144/2 van de Raad van State, gegeven op 26 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2001, wordt aangevuld met het volgende punt: « 8° wanneer de geldigheidsperiode vermeld op de identiteitskaart verstreken is en de houder van het document van vijfenzeventig jaar of meer naar het buitenland wenst te reizen. De houder van het document zal in dit geval een nieuwe identiteitskaart krijgen waarop geen enkele datum vermeld wordt onder de rubriek "geldig van-tot". »
Art. 2.Artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid: « Het in het eerste lid, 8°, bedoelde geval van verplichte vernieuwing van de identiteitskaart geldt als overgangsmaatregel, tot aan de volledige vernieuwing van de identiteitskaarten voorzien in artikel 19, § 1, van de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. »
Art. 3.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE