Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2002
gepubliceerd op 12 juni 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de beslissing van 21 december 2000, genomen in het Paritair Comité voor de textielverzorging , tot vaststelling van het model huishoudelijk reglement voor de ondernemingsraden (1)

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012680
pub.
12/06/2002
prom.
03/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/03/2002012680/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de beslissing van 21 december 2000, genomen in het Paritair Comité voor de textielverzorging (PC 110), tot vaststelling van het model huishoudelijk reglement voor de ondernemingsraden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, inzonderheid op artikel 22;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 38, 4;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielverzorging tot algemeen verbindend verklaring van zijn beslissing van 21 december 2000 tot vaststelling van het model huishoudelijk reglement voor de ondernemingsraden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De in bijlage overgenomen beslissing van 21 december 2000 genomen in het Paritair Comité voor de textielverzorging, tot vaststelling van het model huishoudelijk reglement voor de ondernemingsraden, wordt algemeen verbindend verklaard.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 20 september 1948, Belgisch Staatsblad van 27-28 september 1948. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Beslissing van 21 december 2000 van het Paritair Comité voor de textielverzorging houdende de invoering van een model van huishoudelijk reglement ondernemingsraden Afdeling I. - Zetel en samenstelling van de ondernemingsraad

Artikel 1.De zetel van de ondernemingsraad van ...... is gevestigd te .......

Art. 2.De ondernemingsraad is samengesteld uit : a) het ondernemingshoofd en één of verscheidene door hem aangewezen werkende of plaatsvervangende afgevaardigden die bevoegd zijn om hem te vertegenwoordigen en te verbinden op grond van de leidinggevende functie die zij in de onderneming vervullen. Deze afgevaardigden mogen niet talrijker zijn dan de personeelsafgevaardigden. b) uit gewone personeelsafgevaardigden en uit evenveel plaatsvervangende personeelsafgevaardigden van de onderneming. De mandaten van de werkgeversafgevaardigden gelden voor vier jaar, op voorwaarde dat zij hun leidinggevende functies in de onderneming niet verliezen.

Het plaatsvervangend lid zetelt ter vervanging van een gewoon lid : 1° ingeval het gewoon lid verhinderd is;2° ingeval het mandaat van het gewoon lid een einde neemt om één van de redenen voorzien in artikel 21, § 2, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven. In deze gevallen voltooit het plaatsvervangend lid het mandaat van het gewoon lid van wie het mandaat een einde nam. Wanneer er geen plaatsvervangende leden meer zijn om een vacante zetel te bezetten, kan een kandidaat van dezelfde categorie (werklieden of bedienden of jongeren) en van dezelfde lijst, worden aangewezen. Afdeling II. - Opdracht van de ondernemingsraad

Art. 3.De ondernemingsraad heeft tot taak, binnen de perken van de op de onderneming toepasselijke wetten, collectieve overeenkomsten of beslissingen van de paritaire comités : a) zijn advies uit te brengen en alle voorstellen en bezwaren te kennen te geven over alle maatregelen die de organisatie van de arbeid, de arbeidsvoorwaarden en het rendement van de onderneming zouden kunnen wijzigen;b) van het ondernemingshoofd op economisch- en financieel gebied te ontvangen : 1° een basisvoorlichting;2° een jaarlijkse voorlichting;3° een driemaandelijkse voorlichting;4° een occasionele voorlichting; zoals bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 maart 1972 gesloten in de Nationale Arbeidsraad houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972 (Belgisch Staatsblad van 25 november 1972), gewijzigd door deze van 25 juli 1974, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 september 1974 (Belgisch Staatsblad van 9 november 1974), en het koninklijk besluit van 27 september 1973 houdende reglementering van de economische en financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden (Belgisch Staatsblad van 28 november 1973); c) adviezen of verslagen uit te brengen die de verschillende standpunten weergeven die in zijn midden tot uiting kwamen betreffende iedere kwestie van economische aard die onder zijn bevoegdheid valt, zoals deze bepaald wordt bij dit artikel en die hem vooraf werd voorgelegd hetzij door de betrokken bedrijfsraad, hetzij door de centrale raad voor het bedrijfsleven;d) binnen het kader van de desbetreffende wetgeving het arbeidsreglement of het huishoudelijk reglement van de onderneming, op te maken of te wijzigen, alle nodige maatregelen te nemen om het personeel dienaangaande voor te lichten, te zorgen voor de stipte toepassing van de industriële en sociale wetgeving ter bescherming van de werklieden;e) in geval van afdanking en aanwerving van werklieden de te volgen algemene criteria te onderzoeken;f) te zorgen voor de toepassing van elke algemene bepaling welke de onderneming, zowel op sociaal gebied als ten opzichte van de vaststelling der criteria betreffende de verschillende graden van beroepskwalificatie, aanbelangt;g) de data van de jaarlijkse verlofdagen te bepalen en indien er aanleiding toe bestaat, een beurtwisseling van het personeel vast te stellen;h) al de maatschappelijke werken te beheren die door de onderneming werden opgericht voor het welzijn van het personeel, tenzij deze worden overgelaten aan het zelfstandig beheer van de werklieden;i) alle maatregelen te onderzoeken, die geschikt zijn om de ontwikkeling van de geest van samenwerking tussen het ondernemingshoofd en zijn personeel te bevorderen, onder andere door het gebruik der taal van de streek voor de inwendige betrekkingen der onderneming, waardoor onder meer verstaan wordt de mededelingen voorzien bij dit artikel, littera b, de boekhouding, de dienstorders, de briefwisseling met de Belgische openbare besturen;j) volgens de modaliteiten en voorwaarden bepaald bij het besluit van de Regent van 13 juni 1949,tot oprichting van de ondernemingsraden, de aan de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen toegekende functies te vervullen, indien hij daartoe besluit. Afdeling III. - Vergaderingen, oproepingsbrieven en agenda

Art. 4.De ondernemingsraad vergadert in zijn bij artikel 1 aangeduide zetel.

Art. 5.De ondernemingsraad vergadert tenminste éénmaal per maand op het uur, de datum en de plaats die door het ondernemingshoofd worden vastgesteld.

Het ondernemingshoofd moet bovendien een buitengewone vergadering van de raad bijeenroepen, telkens wanneer tenminste één derde van de gewone leden van de personeelsafvaardiging hem hierom verzoekt.

De verzoekers doen mededeling van de punten die zij aan de agenda van deze buitengewone vergadering wensen geplaatst te zien.

Deze buitengewone vergadering moet binnen de acht kalenderdagen te rekenen van de aanvraag worden gehouden, op dag en uur bepaald door de voorzitter.

Art. 6.Voor de goede gang van de beraadslagingen kan de raad beslissen dat de personeelsafvaardiging kan bijeenkomen, .... minuten voor de vergadering in een daartoe aangeduid lokaal.

Art. 7.De agenda wordt uiterlijk vijf dagen voor de vergadering door de voorzitter en de secretaris vastgesteld.

Zij behelst verplicht al de kwesties welke de voorzitter besloot op de agenda te plaatsen of het voorwerp hebben uitgemaakt van een verzoek van een lid van de raad, ten minste zes werkdagen voor de vergadering.

De agenda behelst insgelijks de kwesties waaromtrent ten minste zes werkdagen voor de vergadering een advies of een verslag werd gevraagd door een organisme door de wet gemachtigd de ondernemingsraden te raadplegen.

De agenda mag slechts kwesties omvatten welke tot de bevoegdheid van de ondernemingsraad behoren.

Wanneer de raad beslist dat wegens gebrek aan tijd de agenda niet kan afgehandeld worden, moeten de niet-afgehandelde punten, vooraan op de agenda van de eerstkomende vergadering ingeschreven worden.

Wanneer een lid van de raad voorstelt een punt dat op de agenda niet voorkomt dringend te bespreken, mag de raad beslissen over de in overwegingneming of de verwerping van het voorgedragen punt.

Het voorstel tot behandeling bij hoogdringendheid moet bij ordemotie geschieden.

Art. 8.De oproepingsbrieven worden, onder gesloten omslag aan ieder gewoon lid van de raad individueel toegezonden of overhandigd. Zij vermelden de agenda en eventueel, door wie de vergadering werd aangevraagd.

De oproepingsbrieven moeten ten minste drie werkdagen voor de vastgestelde datum van de vergadering aan de gewone leden toegezonden of overhandigd worden.

Een eensluidend afschrift van de oproepingsbrief, ondertekend door de voorzitter en de secretaris wordt in de onderneming aangeplakt op een plaats aangeduid door de raad en dit vanaf de datum van de toezending of overhandiging van de oproeping tot die van de vergadering. Afdeling IV. - Voorzitter en secretaris

Art. 9.Het ondernemingshoofd zit de vergaderingen voor. Bij afwezigheid of verhindering is hij gehouden zich te laten vervangen door zijn afgevaardigde voor het voorzitterschap, die hij hiertoe zal aangeduid hebben.

Deze laatste is, in de uitoefening van zijn functie, als voorzitter bekleed met dezelfde rechten, hetzelfde gezag en dezelfde verantwoordelijkheid als het ondernemingshoofd.

De voorzitter verzekert de goede werking van de raad, handhaaft de orde, doet het reglement naleven, leidt en sluit de besprekingen.

Hij leidt de gevolgtrekkingen uit het debat af en legt ze ter goedkeuring voor aan de raad.

De op de agenda geplaatste punten worden besproken in de volgorde zoals zij op de oproepingsbrief voorkomen. De raad mag één of meerdere van de op de agenda gestelde punten schrappen of de volgorde ervan wijzigen.

Art. 10.Alleen de voorzitter verleent het woord. Hij houdt er de hand aan dat de spreker niet afdwaalt en kan het woord ontnemen aan hem die hij herhaalde malen ter zake heeft moeten roepen.

Art. 11.De voorzitter zorgt er voor dat de besprekingen objectief en waardig en in een wederkerige eerbied voor de meningen verlopen, wat onontbeerlijk is voor de geest van samenwerking welke in de schoot van de ondernemingsraad moet heersen.

Hij roept de leden van de raad tot de orde die zich schuldig maken aan persoonlijke, beledigende verklaringen of zinspelingen.

Art. 12.De secretaris wordt gekozen onder de gewone leden van de personeelsafvaardiging en door haar in de eerste zitting van de raad aangeduid.

In geval van verhindering duidt de raad op voorstel van de afgevaardigden van het personeel tussen de gewone leden van de personeelsafvaardiging degene aan die de functie van secretaris zal vervullen.

Art. 13.De secretaris tekent de oproepingsbrieven, ontvangt de briefwisseling die hij aan de voorzitter meedeelt. Hij stelt de notulen van de vergadering op, verzekert de bewaring er van alsmede die van het archief. Hij zorgt bovendien voor de mededeling van de notulen aan de leden van de raad, overeenkomstig de bepalingen van artikel 16 van dit reglement.

Art. 14.De werken van het secretariaat worden door de secretaris tijdens de werkuren verricht. De secretaris ontvangt voor de tijd die hij er aan besteedt zijn normale loon. Afdeling V. - Notulen

Art. 15.Het ontwerp van de notulen opgesteld door de secretaris wordt, ter informatie, minstens acht en veertig uren voor de volgende vergadering aan de voorzitter overgelegd.

Dit ontwerp wordt uitgedeeld en voorgelezen bij de aanvang van de zitting die volgt op deze waarmede het in verband staat.

Het wordt onmiddellijk aan het advies van de raad onderworpen en, na goedkeuring, door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Zo er evenwel door de raad voorgestelde wijzigingen worden aangenomen, worden zij ofwel ter zitting zelf aangebracht, ofwel opgenomen in de notulen van de volgende vergadering.

Art. 16.De notulen moeten bevatten : 1° de plaats, de dag en het uur van de vergadering;2° de naam van de voorzitter en de secretaris;3° de namen van de aanwezigen, de verontschuldigden en de afwezigen;4° de agenda;5° dat de oproepingsbrieven regelmatig aan al de gewone leden werden overhandigd of toegezonden;6° de gedane voorstellen;7° een trouwe samenvatting van de besprekingen;8° de uitgebrachte adviezen en de door de raad getroffen beslissingen.

Art. 17.De notulen samen met de eventuele bijlagen, worden door de zorgen van de secretaris neergelegd in het meubel dat voor het archief werd voorbehouden.

Elk gewoon en plaatsvervangend lid van de raad kan ze gedurende de door de ondernemingsraad vastgestelde dagen en uren ter plaatse inzien. Afdeling VI. - Wijze om beslissingen te nemen

Art. 18.De beslissingen van de ondernemingsraad worden, bij algemeenheid van stemmen van de aanwezige leden genomen. Afdeling VII. - Het archief

Art. 19.Het archief wordt op de zetel van de ondernemingsraad bewaard in een meubel dat speciaal daartoe is bestemd en op slot kan gedaan worden. Het blijft ter beschikking van de leden die het kunnen inzien op de dagen en uren door de raad vastgesteld. Afdeling VIII. - Voorlichting van het personeel

Art. 20.Buiten de andere middelen waarover de voorzitter beschikt om het personeel van de onderneming voor te lichten, moet hij op een plaats aangeduid door de ondernemingsraad een afschrift van elke oproepingsbrief en gebeurlijk een uittreksel van de notulen van elke zitting laten aanplakken.

De raad beslist welke punten van de notulen, om reden van hun vertrouwelijke aard, met het oog op de eventuele aanplakking ervan, zullen geschrapt worden.

Art. 21.Ten einde de samenstelling van de ondernemingsraad aan het personeel bekend te maken wordt de lijst van de gewone en plaatsvervangende afgevaardigden aangeplakt op een door de ondernemingsraad aangeduide plaats. Afdeling IX. - Studie-, voorlichtings- en adviesopdrachten

Art. 22.De ondernemingsraad kan, in verband met de op de agenda geplaatste punten, beroep doen op : a) personen, lid van de onderneming, die belast zijn met een bijzondere verantwoordelijkheid of die een concrete kennis hebben van het probleem dat wordt onderzocht, inzonderheid op vertegenwoordigers van de jonge werknemers.Zonodig kunnen deze personen deelnemen aan de voorbereidende vergadering, voorzien in artikel 6 van dit reglement. b) op deskundigen van buiten de onderneming, zoals voorzien in artikel 34 tot en met 36 van het koninklijk besluit van 27 november 1973, houdende reglementering van de economische en financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden;c) op deskundigen van buiten de onderneming, zoals voorzien bij artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit nr.4 van 11 oktober 1978 tot wijziging van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en van de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen (Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978). Afdeling X. - Prestaties van de afgevaardigden

Art. 23.De vergaderingen van de ondernemingsraad, de voorbereidende vergaderingen voorzien in artikel 6 van dit reglement evenals alle andere prestaties door de leden van de raad te leveren - zelfs indien buiten de normale werkuren - op vraag van de raad en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, worden als werkelijke arbeidstijd beschouwd en als dusdanig vergoed. De eventuele aanvullende vervoerskosten van de personeelsafgevaardigden zijn ten laste van de werkgever in de volgende gevallen : a) wanneer zij vergaderingen tussen verschillende zetels van de raad (overkoepelende ondernemingsraad) bijwonen;b) wanneer zij, buiten hun gewone werkuren, met gebruik van een eigen vervoermiddel vergaderingen moeten bijwonen of prestaties moeten leveren;c) wanneer zij zich in de onmogelijkheid bevinden om van hun normale vervoerbewijzen voor een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruik te maken. Afdeling XI. - Wijzigingen van het reglement

Art. 24.Dit reglement kan gewijzigd worden op een regelmatig op de agenda ingeschreven voorstel van de voorzitter of van een derde van de in functie zijnde leden van de personeelsafvaardiging.

Aan het reglement kan geen enkele wijziging aangebracht worden die zou indruisen tegen de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen of die de afschaffing zou beogen van één of meer der tien punten, voorzien bij alinea 3 van artikel 22 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, gewijzigd bij de wetten van 15 juni 1953 en 15 maart 1954.

Art. 25.De ondernemingsraad kan enkel beraadslagen en beslissen over de voorgestelde wijzigingen indien ten minste de twee derden van zijn leden aanwezig zijn. De voorzitter wordt als lid beschouwd. Afdeling XII. - Slotbepalingen

Art. 26.Een exemplaar van het huishoudelijk reglement moet aan alle leden van de ondernemingsraad worden overgemaakt. Het overhandigen van dit document wordt in de notulen vermeld.

Art. 27.Deze beslissing vervangt de beslissing van 12 juni 1979, genomen in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, tot vaststelling van een model van huishoudelijk reglement voor de ondernemingsraden voor de wasserijen en de ververs-ontvetters, en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 juni 1980.

Art. 28.Deze beslissing treedt in werking op 1 januari 1999 en wordt voor onbepaalde duur gesloten. Zij kan worden opgezegd door één der contracterende partijen, mits een opzegging van drie maanden, betekend bij aangetekend schrijven en gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de textielverzorging en aan de in dit comité vertegenwoordigde organisaties.

De algemeen verbindend verklaring wordt gevraagd.

Te Zellik, 21 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^