Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 1999
gepubliceerd op 08 september 1999

Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid in de inkomsten van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid voor het jaar 1999

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022814
pub.
08/09/1999
prom.
03/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/03/1999022814/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid in de inkomsten van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid voor het jaar 1999


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 35, 2°;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 augustus 1990 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, gegeven op 22 september 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het bedrag van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid in de dekking van de uitgaven in 1999 van deKruispuntbank van de sociale zekerheid onverwijld moet vastgelegd worden, zodat laatstgenoemde instelling over de nodige geldmiddelen voor haar werking kan beschikken en zodat de openbare instellingen van sociale zekerheid hun begrotings- en thesaurievooruitzichten dienovereenkomstig kunnen opmaken;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, van Onze Minister van Pensioenen, van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van kleine en Middelgrote Ondernemingen en van Onze Minister van Ambtenarenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het bedrag van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid, bedoeld in artikel 35, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid wordt provisioneel vastgelegd op 424 122 173 frank voor het jaar 1999.

Dit bedrag zal vermeerderd of verminderd worden in functie van het bedrag van de reële uitgaven van de kruispuntbank en het bedrag van de overige inkomsten bedoeld in het hogervermeld artikel 35 m.b.t. de beschouwde periodes, waarvan het uiteindelijk het verschil zal dienen uit te maken, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 4.

Art. 2.Het in artikel 1 bedoeld bedrag van de globale bijdrage van de in artikel 2, eerste lid, 2°, a, van voormelde wet van 15 januari 1990 bedoelde openbare instellingen van sociale zekerheid wordt volgens de volgende verdeling uitbetaald door de hierna vermelde instellingen, waarvan de begroting voor administratiekosten dienovereenkomstig moet verhoogd worden : 1° de Rijksdienst voor sociale zekerheid : 326 574 073 frank;2° het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen : 42 412 217 frank;3° de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten : 50 894 661 frank;4° de Dienst voor overzeese sociale zekerheid : 4 241 222 frank. De krachtens het eerste lid verschuldigde bedragen worden door de betrokken instellingen aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid per provisionele trimestriële vierden gestort.

Deze stortingen moeten uiterlijk 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober 1999 verricht worden.

De kruispuntbank van de sociale zekerheid kan echter, mits een voorafgaande kennisgeving van één maand, aan één of meerdere van de in het eerste lid bedoelde instellingen vragen om : a) een vervroegde storting te verrichten van één of meerdere van deze provisionele vierden, ten einde bijzondere uitgaven te dekken;b) de storting van een provisionele vierde niet te verrichten of alleen een gedeeltelijke storting ervan te verrichten, waarvan zij het bedrag bepaalt.

Art. 3.In de mate dat het in artikel 1, eerste lid bedoelde bedrag tijdens het begrotingsjaar kleiner wordt dan het bedrag van de uitgaven van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, rekening gehouden met de andere mogelijke inkomsten, wordt de bijdrage van de Rijksdienst voor sociale zekerheid voorlopig dienovereenkomstig verhoogd, bij beslissing van zijn beheerscomité, op voorstel van het beheerscomité van de kruispuntbank van de sociale zekerheid.

Art. 4.De overlegging van de jaarlijkse rekeningen van de kruispuntbank van de sociale zekerheid aan haar beheerscomité moet gepaard gaan met een regulariseringsafrekening van de in artikelen 1 tot 3 bedoelde bedragen, die door dit beheerscomité moet goedgekeurd worden.

De aldus vastgesteld verschillen worden geregulariseerd op basis van de onderlinge percentages die de in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedragen vertegenwoordigen t.o.v. het in artikel 1 eerste lid bedoeld bedrag.

Het negatieve saldo ten laste van een in artikel 2, eerst elid bedoelde instelling wordt haar door de Kruispuntbank medegedeeld; de regularisering wordt ten bate van laatstgenoemde gestort binnen de dertig dagen te rekenen vanaf deze mededeling.

Het positieve saldo ten gunste van een in artikel 2, eerste lid, bedoelde instelling wordt haar door de kruispuntbank medegedeeld; dit saldo wordt dan afgetrokken van de eerstkomende betaling door deze instelling te verrichten krachtens artikel 2 of wordt haar, op haar aanvraag, geheel of gedeeltelijk terugbetaald door de Kruispuntbank.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

Art. 6.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Pensioenen, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te 3 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Pensioenen, M. COLLA De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister vna Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT

^