Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 februari 1999
gepubliceerd op 18 februari 1999

Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht

bron
ministerie van financien
numac
1999003082
pub.
18/02/1999
prom.
03/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/03/1999003082/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht (1), inzonderheid op artikel 3 en artikel 16, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (2), inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980 (3), 16 juni 1989 (4), 4 juli 1989 (5) en 4 augustus 1996 (6);

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 januari 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 25 januari 1999;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat dit besluit tot doel heeft de uitvoeringsmaatregelen te voorzien van de wet van 22 december 1998 tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht; dat het in werking treden van deze wet op 1 januari 1999 de overlegging van een attest tot vaststelling van de heffingsgrondslag van de belasting vereist, alsook van een afschrift van de vergunning afgegeven door de Algemene Eetwareninspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden ; dat het bijgevolg noodzakelijk is te voorzien in een overgangsperiode tijdens dewelke het vergunningsrecht zal worden geïnd op basis van de in 1998 toepasselijke heffingsgrondslag van de belasting en van de verklaring van hygiëne afgegeven voor hetzelfde jaar en dat deze inning vervolgens zal worden geregulariseerd op basis van de overgelegde elementen die de nieuwe heffingsgrondslag van de belasting vormen ; dat, in deze omstandigheden, het huidig besluit zonder uitstel moet worden genomen ;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de op 1 januari 1999 bestaande drankgelegenheden waarvan de uitbater in aanmerking komt voor het bekomen van een vergunning voor het jaar 1999, moet deze vergunning voorlopig worden afgeleverd onder dezelfde voorwaarden en op dezelfde basis als deze gebruikt voor het jaar 1998 indien de uitbater op het ogenblik van de aangifte niet in het bezit is van hetzij het attest af te geven door de administratie van het kadaster voor wat betreft het afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen, hetzij van het afschrift van de vergunning afgegeven door de Algemene Eetwareninspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 december 1995 tot onderwerping aan vergunning van plaatsen waar voedingsmiddelen gefabriceerd of in de handel gebracht worden of met het oog op de uitvoer behandeld worden, hetzij van beide.

Art. 2.Voor de drankgelegenheden aangegeven op de wijze zoals bepaald in artikel 1, wordt de fiscale situatie geregulariseerd hetzij door de ambtshalve teruggave van het teveel geïnde bedrag, hetzij door de inning van het aanvullend bedrag op de belasting vastgesteld op de wijze zoals voorgeschreven in het gewijzigde artikel 14 van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 15 januari 1999.(2) Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.(3) Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1980.(4) Belgisch Staatsblad van 17 juni 1989.(5) Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989. (6) Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996.

^