gepubliceerd op 21 december 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2006, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende bedrijfssector van de glasnijverheid
3 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2006, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende bedrijfssector van de glasnijverheid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het glasbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2006, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende bedrijfssector van de glasnijverheid.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het glasbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2006 Arbeids- en loonvoorwaarden, de akkoorden voor de werkgelegenheid en andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende bedrijfssector van de glasnijverheid (Overeenkomst geregistreerd op 31 juli 2006 onder het nummer 80505/CO/115) VOORWOORD De sociale partners die op 21 maart 2006 in het paritair comité samengekomen zijn, stellen vast dat een aantal ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de aanvullende bedrijfssector van de glasnijverheid vallen, een ondernemingsovereenkomst hebben gesloten betreffende de arbeidsomstandigheden, de verloning en andere arbeidsmodaliteiten voor de periode 2005-2006.
De sociale partners willen deze lokale engagementen doen naleven zonder er verplichtingen of andere bijkomende rechten aan toe te voegen.
Dezelfde sociale partners stellen ook vast dat verschillende tientallen kleine en zeer kleine ondernemingen die tot de aanvullende subsector van de glasindustrie behoren, tot op heden geen overeenkomst voor de bedoelde periode hebben afgesloten.
De sociale partners willen voor deze laatste ondernemingen een overeenkomst over de minima afsluiten op het niveau van deze subsector. De ondernemingen die op hun niveau een overeenkomst hebben afgesloten vóór de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn, in de geest van de ondertekenaars van deze overeenkomst, niet betrokken bij de bijkomende voordelen die hieronder worden overeengekomen.
TITEL I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen van volgende bedrijfssectoren, het door hen monteren en plaatsen inbegrepen : 1° glas voor industriële of huishoudelijke toepassing-en (zoals pannen, kranen, tegels, stelen in glas en vitroceramische platen);2° buizen, staven en staafjes in glas (namelijk voor de chemische, farmaceutische en elektrotechnische nijverheden);3° verlichting en seininrichting (zoals glasballons en elektrische buizen, lichtreclames);4° glasvezels, glaswol en cellulair glas;5° voorwerpen in glas voor elk technisch, wetenschappelijk en industrieel gebruik (zoals leidingen, microkogels en -parels);6° verwerkt en/of bewerkt holglas, zoals glasballons, flacons, kolven en laboratoriumtoestellen (laboratoriumglas), isolerende flessen;7° ver- en bewerking van borosilicaat en ceramisch vlakglas, glasblazen (voor wetenschappelijke en industriële apparaten);8° optiekglas, alsmede het slijpen en het versieren van deze glazen (glazen voor brillenfabricage). Deze ondernemingen behoren tot de aanvullende bedrijfssector glas voor zover één van de voormelde activiteiten in hoofdzaak wordt uitgeoefend en niet als bijkomstige activiteit van een andere sector van de glasindustrie.
Onder "werklieden" verstaat men : zowel arbeiders als arbeidsters.
TITEL II. - Arbeidsvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Wekelijkse arbeidsduur
Art. 2.Gemiddelde arbeidsduur De conventionele wekelijkse arbeidsduur bedraagt maximum 37 uur en 50 minuten volgens de toepassingsmodaliteiten die paritair op ondernemingsvlak en rekening houdend met de imperatieven van de arbeidsorganisatie en de productie en met het oog op het behoud van de werkgelegenheid, werden afgesproken.
Bovendien, gebeurt de overgang van 38 uur naar 37 uur en 50 minuten onder de vorm van een dag inhaalrust.
Art. 3.Anciënniteitsverlof Na 25 jaar dienst in de onderneming wordt er bovendien aan de arbeiders een eerste verlofdag toegekend.
De dag wordt toegekend zodra de anciënniteit is bereikt.
De verlofdag wordt vastgesteld in overleg met de werkgever, rekening houdend met de arbeidsorganisatie.
Deze verlofdag is niet cumuleerbaar met een anciënniteitsdag toegekend door een vóór 31 maart 2006 afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak.
Deze verlofdag geldt niet wanneer op 31 maart 2006 gelijkaardige of voordeligere voorwaarden van kracht zijn onder de vorm van een dag en/of anciënniteitspremie via een collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst. In dit geval, blijven enkel de voorwaarden voorzien in de collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst van toepassing. HOOFDSTUK II. - Classificatie van de functies
Art. 4.Behalve bijzondere bepalingen gesloten op vlak van de onderneming, worden de functies van de in artikel 1 bedoelde werklieden ingedeeld in zeven categorieën volgens de hierna vermelde algemene criteria : Categorie 1 : Functie die geen enkele beroepsopleiding vergt of waarvoor enkel een opleiding van zeer korte duur noodzakelijk is om de eenvoudige taken waaruit zij in hoofdzaak bestaat te kunnen uitvoeren.
Categorie 2 : Functie die geen enkele beroepsopleiding vergt, maar waarvoor een in de onderneming verstrekte bijzondere opleiding noodzakelijk zijn.
Categorie 3 : Functie die geen enkele beroepsopleiding vergt, enkel maar een opleiding van enkele dagen in de onderneming.
Categorie 4 : Functie die een beroepsopleiding van langere duur vergt (van drie tot zes maanden).
Categorie 5 : Veelzijdige functie betreffende meerdere uiteenlopende taken in eenzelfde afdeling of in verschillende afdelingen.
Categorie 6A en 6B : Geschoolde werklieden. HOOFDSTUK III. - Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen
Art. 5.Aan de werklieden bedoeld in artikel 1 van 21 jaar en ouder, wordt een gemiddeld minimum maandinkomen van 1.210,03 EUR bruto gewaarborgd.
Dit bedrag wordt verhoogd tot 1.243,38 EUR bruto voor de werklieden van 21 jaar en half en die ten minste 6 maanden anciënniteit in de onderneming hebben.
Werklieden van 22 jaar oud die op die datum 12 maanden anciënniteit in de onderneming tellen ontvangen 1.258,20 EUR bruto.
De bovenvermelde bedragen stemmen overeen met de spilindex 113,68 (basis 1996 = 100) en zijn van toepassing voor een wekelijkse arbeidsduur van 37 uur en 50 minuten.
De inhoud van dit inkomen wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, houdende wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 21 van 15 mei 1975 en nr. 23 van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, zoals gewijzigd en aangevuld door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 43bis van 16 mei 1989, nr. 43ter van 10 december 1989, nr. 43quater van 26 maart 1991, nr. 43quinquies van 13 juli 1993, nr. 43sexies van 5 oktober 1993 en nr. 43septies van 2 juli 1996 en nr. 43octies van 23 november 1998 (geratificeerd door de koninklijke besluiten van 29 juli 1988, 19 juli 1989, 6 maart 1990, 21 mei 1991, 17 november 1993, 7 maart 1994, 4 juli 1996 en 11 januari 1999, verschenen in het Belgisch Staatsblad van respectievelijk 26 augustus 1988, 22 augustus 1989, 21 maart 1990, 11 juli 1991, 4 december 1993, 26 april 1994, 28 augustus 1996 en 9 februari 1999). HOOFDSTUK IV. - Minimumuurlonen
Art. 6.Onverminderd de toepassing van artikel 3, worden de minimumuurlonen van de in artikel 1 bedoelde werklieden van 21 jaar of ouder, die een in artikel 4 bepaalde functie uitoefenen, als volgt vastgesteld in een wekelijkse arbeidsregeling van 37 uur 50 minuten.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 7.De minimumuurlonen van de werklieden jonger dan 21 jaar worden berekend op het minimumuurloon van loonschaal II van de werkman van 21 jaar of ouder van dezelfde categorie waartoe zij behoren, in verhouding tot de volgende percentages, volgens de leeftijd en de in de onderneming verworven anciënniteit : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer de werklieden jonger dan 21 jaar hetzelfde werk verrichten met een gelijk rendement en gelijke kwaliteit als de werklieden van 21 jaar en ouder, hebben zij recht op het minimumuurloon van de werkman van 21 jaar of ouder van de categorie waartoe zij behoren. HOOFDSTUK V. - Ploegenpremies
Art. 8.Wanneer het werk in ploegen wordt uitgevoerd, worden aan de werklieden, zonder onderscheid van leeftijd, de volgende premies toegekend, voor een arbeidsregeling van 37 uur en 50 minuten - tweeploegenstelsel : a) ochtendploeg : 0,6366 EUR/uur;b) namiddagploeg : 0,7427 EUR/uur. - drieploegenstelsel : a) ochtendploeg : 0,6366 EUR/uur;b) namiddagploeg : 0,7427 EUR/uur;c) nachtploeg : 1,1594 EUR/uur. Bovenvermelde bedragen stemmen overeen met de spilindex 113,68 (basis 1996 = 100) Op 1 april 2006 worden bovenvermelde bedragen voor de ochtend- en de namiddagploeg verhoogd met 1 pct.. Na deze verhoging bedragen de ploegenpremies respectievelijk 0,6430 EUR/uur en 0,7517 EUR/uur. HOOFDSTUK VI. - Koopkracht
Art. 9.Tijdens de duur van deze overeenkomst, worden de reële en baremieke bruto uurlonen van de werklieden verhoogd met 0,5 pct. op 1 april 2006.
Indien er echter tussen 1 januari 2005 en 31 maart 2006 gelijkaardige of voordeligere voorwaarden gelden in de onderneming, blijven enkel deze van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 10.Het bedrag van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen vastgesteld bij artikel 5, de minimumuurlonen vastgesteld bij artikel 6, de ploegenpremies vastgesteld bij artikel 8, alsmede de effectief betaalde lonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks vastgesteld wordt door de Federale Overheidsdienst Economie en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 1998, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, geregistreerd onder het nummer 72208.
De bedragen van deze minimuminkomens, uurlonen en ploegenpremies, vermeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst stemmen overeen met de spilindex 113,68 (basis 1996 = 100). HOOFDSTUK VIII. - Aanvullend extra-wettelijk vakantiegeld
Art. 11.De werklieden die volledige prestaties hebben verricht van 1 november 2004 tot 31 oktober 2005 en van 1 november 2005 tot 31 oktober 2006 hebben voor elke referteperiode recht op aanvullend extra-wettelijk vakantiegeld dat overeenstemt met het loon voor minimum 165 uren arbeid, in een wekelijkse arbeidsduur van 37 uur en 50 minuten.
De werklieden die onvolledige arbeidsprestaties hebben verricht, hebben recht op extra-wettelijk vakantiegeld dat prorata temporis wordt berekend onder de volgende voorwaarden, wanneer zij, hetzij : - in dienst zijn getreden in de loop van het dienstjaar; - ontslagen werden in de loop van het dienstjaar, behalve om dringende redenen; - gepensioneerd of bruggepensioneerd werden in de loop van het dienstjaar; - hun ontslag hebben ingediend of hun contract hebben beëindigd met wederzijdse toestemming in de loop van het dienstjaar.
In het laatste geval zal het vakantiegeld enkel prorata temporis worden berekend in geval van ontslag of het einde van contract met wederzijdse toestemming vanaf 1 april 2006.
De overige toekenningsmodaliteiten worden op het niveau van de onderneming uitgewerkt.
TITEL III. - Bestaanszerkerheid - Gedeeltelijke werkloosheid
Art. 12.Worden beschouwd als zijnde gedeeltelijk werkloos, de werklieden wier uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet is geschorst.
Art. 13.Wanneer de gedeeltelijke werkloosheid te wijten is aan economische en/of technische redenen, met uitzondering van werkloosheid wegens stakingen in de onderneming of in andere ondernemingen, ontvangen de in artikel 12 bedoelde werklieden een aanvullende dagvergoeding van minimum 7,3504 EUR per dag werkloosheid (stelsel 5 dagen/week), zonder beperking van het aantal dagen werkloosheid tijdens het jaar.
De aanvullende vergoeding moet in overeenstemming worden gebracht met de spilindex 111,64 (basis 1996 = 100).
Art. 14.Deze uitkering schommelt volgens het koppelingssysteem vastgesteld voor de evolutie van de drempels van het algemeen stelsel van de sociale zekerheid door de wet van 2 augustus 1971, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971.
Zij moet worden gesteld tegenover het spilindexcijfer 101,12 (basis 1996 = 100).
TITEL IV. - Conventioneel brugpensioen
Art. 15.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsvergoeding.
De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende brugpensioenvergoeding moet berekend worden op 100 pct. van het brutoloon. De berekeningswijze geldt enkel voor de brugpensioenen in het kader van de sectorale brugpensioenstelsels tijdens de duur van deze overeenkomst.
TITEL V. - Tijdskrediet
Art. 16.In toepassing van artikel 3, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een systeem van tijdskrediet, van loopbaanvermindering en van halftijdse vermindering van de arbeidsprestaties, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, wordt de duur van het recht op tijdskrediet voor de werklieden die nog geen 50 jaar zijn, op twee jaar gebracht.
De ondertekenaars verklaren dat de werklieden gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies die door de gewesten en/of de gemeenschappen worden toegekend.
Art.17. Voor de werklieden die in een ploegenstelsel of per cyclus tewerkgesteld zijn in een 5-daagse werkregeling of meer voorzien in de artikelen 6, § 2, en 9, § 2, van voornoemde overeenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad, is tijdskrediet als recht enkel mogelijk in de vorm van een "duobaan", met andere worden twee arbeiders moeten dezelfde functie in dezelfde afdeling uitoefenen en het tijdskrediet voor dezelfde periode aan dezelfde voorwaarden aanvragen. Op het niveau van de onderneming is geen enkele afwijking mogelijk.
Art. 18.Voor de berekening van de bijkomende vergoeding in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het netto referteloon berekend op basis van voltijdse arbeidsprestaties die de arbeider uitoefende vóór de aanvang van eventuele deeltijdse prestaties in het kader van het tijdskrediet, en op voorwaarde dat de wettelijke werkloosheidsvergoeding zelf op basis van een loon voor voltijdse prestaties is berekend.
TITEL VI. - Carenzdag
Art. 19.De eerste dag werkonbekwaamheid van de werklieden wegens ziekte of ongeval in het privéleven "carenzdag" genoemd, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, die niet betaald wordt door de werkgever, wanneer de werkonbekwaamheidsduur geen veertien dagen bedraagt, geeft recht op het volgende : vanaf 1 januari 2005 zal de eerste "carenzdag" per kalenderjaar betaald worden door de werkgever aan de werklieden die reeds 5 jaar of meer anciënniteit tellen in de onderneming op het ogenblik van de betrokken werkonbekwaamheid.
De voordeligere stelsels die in de onderneming van kracht zijn blijven van toepassing.
TITEL VII. - Vrijwillige halftijdse tewerkstelling
Art. 20.Om tewerkstellingsperspectieven te openen, verbinden de werkgevers er zich toe om het voluntariaat voor halftijds werk in hun ondernemingen aan te moedigen.
Elke tewerkgestelde werkman heeft het recht om op ondernemingsvlak over te schakelen naar een halftijdse arbeidsregeling, op basis van een jaarlijks gemiddelde.
Het aantal halftijds tewerkgestelde arbeiders is echter beperkt tot 2 pct. van het totaal aantal ingeschreven arbeiders in het personeelsregister.
Elke aanwerving zal in de vorm van een "duo-baan" gebeuren, met andere woorden, de werkgever zal het verzoek van een arbeider die naar een halftijdse arbeidsregeling wil overschakelen moeten aanvaarden voor zover twee arbeiders die dezelfde functie uitoefenen gezamelijk een aanvraag indienen.
De overgang naar de halftijdse arbeidsregeling moet binnen de drie maanden na het verzoek van de wijziging van de arbeidsregeling gebeuren.
De arbeidsovereenkomst van de arbeider wordt gewijzigd, tenminste voor wat de arbeidsregeling betreft. Deze arbeidsregeling mag naderhand slechts gewijzigd worden mits akkoord van de werkgever.
TITEL VIII. - Uitzendarbeid
Art. 21.De referentie inzake arbeidsovereenkomst is deze van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Er kan beroep gedaan worden op uitzendarbeid mits wat volgt.
Het beroep doen op uitzendkrachten zal gebeuren in overleg met de vakbondsafvaardiging of met de ondernemingsraad en met inachtneming van de bestaande wetgeving en collectieve arbeidsovereenkomsten.
De duur van de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid zal minstens één week bedragen, behalve in geval van bijzondere omstandigheden, die met de vakbondsafvaardiging moeten worden besproken.
De maximale duur moet worden besproken met de vakbondsafvaardiging met het oog op een eventuele contractuele aanwerving, indien de uitzendkracht minstens 12 maanden ononderbroken tewerkgesteld is.
TITEL IX. - Onderaanneming
Art. 22.Indien het nodig blijkt een beroep te moeten doen op onderaannemingsbedrijven, verbindt de werkgever er zich toe de vakbondsafvaardiging of de ondernemingsraad op de hoogte te brengen van de gekende en geplande onderaannemingsactiviteiten.
De informatie zal betrekking hebben op de aard van de werken, hun duur en de kwalificatie van de werknemers die deze werken zullen uitvoeren.
De werkgever verbindt er zich toe een beroep te doen op onderaannemingsbedrijven die de wettelijke bepalingen inzake personeelsbezetting, de wetten en Belgische reglementen betreffende veiligheid en gezondheid van de werknemers, naleven. De opvolging van de wettelijke bepalingen inzake veiligheid en gezondheid zal gebeuren in overleg met het comité voor preventie en bescherming op het werk.
TITEL X. - Arbeidsorganisatie
Art. 23.Indien het nodig blijkt de werktijdorganisatie in de onderneming te wijzigen, zullen de sociale gesprekspartners ervoor zorgen dat er enerzijds de economische en anderzijds de sociale bezorgdheden in opgenomen worden, zijnde : - de effecten op de werkgelegenheid (bijvoorbeeld mogelijkheden om er meer contracten van bepaalde en/of onbepaalde duur in op te nemen, om overuren te beperken); - de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden; - de gezondheid en de veiligheid van de werknemers; - de invloed op de inkomsten van de werklieden.
De toepassing van de nieuwe arbeidsorganisatie zal opgevolgd worden en, indien nodig, aangepast in overleg met de vakbondsafvaardiging of de ondernemingsraad.
TITEL XI. - Werkzekerheid
Art. 24.Gedurende de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst zal alles in het werk worden gesteld om ontslagen omwille van technische of economische redenen te vermijden. Indien een werkgever ondanks alles van plan is te ontslagen, zal hij daarover voorafgaand overleg plegen met de werknemersvertegenwoordigers. Samen zullen zij onderzoeken hoe de voorgestelde ontslagen kunnen vermeden of beperkt worden, zonder dat enige maatregel op voorhand wordt uitgesloten.
TITEL XII. - Risicogroepen en beroepsopleiding
Art. 25.Om de bekwaamheden van de werklieden te verbeteren en hun carrièremogelijkheden te verhogen, worden de verplichtingen van de werkgevers vastgesteld door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.
TITEL XIII. - Vakbondsvorming
Art. 26.Om de vakbondsvorming te financieren, wordt de patronale bijdrage aan het sociaal fonds, per tewerkgestelde werkman, voor 2005 en 2006, vastgesteld door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst.
TITEL XIV. - Sociaal overleg
Art. 27.In geval van sociale conflicten, bevestigen de werkgevers en de werklieden hun vaste intentie om de gepaste conventionele bemiddelingsprocedures te volgen, met inbegrip van het beroep doen op de voorzitter van het paritair comité in zijn hoedanigheid van sociaal bemiddelaar.
TITEL XV. - Sociale vrede
Art. 28.Tot 31 december 2006, verbinden de ondertekenende vakbonden van deze overeenkomst en hun leden er zich toe geen enkele algemene en collectieve eis meer te stellen ten gunste van de werklieden, bij de in artikel 1 bedoelde werkgevers buiten de uitvoeringsmaatregelen van deze overeenkomst.
Indien de sociale vrede niet nageleefd wordt, indien de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de sociale vrede en prestaties van openbaar nut in vredestijd, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 september 1987, niet nageleefd wordt door de vakbondsorganisaties, zullen de sancties voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987 automatisch toegepast worden.
Art. 29.De sociale onderhandeling op ondernemingsvlak zal zich beperken tot de duur van de periode die gedekt wordt door deze collectieve arbeidsovereenkomst enerzijds tot het behoud en de verlenging van de bestaande ondernemingsakkoorden en anderzijds tot de specifieke situaties in de onderneming.
TITEL XVI. - Geldigheidsduur
Art. 30.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2005 en verliest haar uitwerking op 31 december 2006.
De artikelen 15 tot 17 (tijdskrediet) en 19 (carenzdag) worden voor onbepaalde duur gesloten. Zij kunnen door een van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van zes maanden via een per post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het glasbedrijf en aan de vakbondsorganisaties die erin vertegenwoordigd zijn.
Zij wordt te goeder trouw gesloten en de ondertekenende partijen verbinden er zich toe om ze te doen naleven bij hun lastgevers, zowel naar de letter als naar de geest.
Art. 31.De voordeligere maatregelen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de schoot van de onderneming behouden hun uitwerking tijdens de ganse duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 32.Deze collectieve arbeidsovereenkomst zal worden neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen en een aanvraag tot algemeen verbindend verklaring bij koninklijk besluit zal worden gevraagd.
De sociale partners, ondertekenaars van deze overeenkomst, vragen aan de Minister van Werk om alles in het werk te stellen opdat de publicatie van het koninklijk besluit binnen de voorziene termijnen zou gebeuren om deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend te verklaren voor alle werkgevers van de subsector.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 december 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN