gepubliceerd op 20 december 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de federale politieraad
3 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de federale politieraad
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de federale politieraad;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 29 maart 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 30 juni 2006;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 3 november 2001 betreffende de federale politieraad, wordt een hoofdstuk IVbis, dat de artikelen 10bis tot 10quater bevat, ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IVbis. - Diverse bepalingen
Art. 10bis.De leden, die geen loon ontvangen in de hoedanigheid waarvoor ze werden aangewezen, hebben recht op een presentiegeld van 60 euro per vergadering met een minimumduur van drie uur.
Art. 10ter.De leden kunnen de terugbetaling van hun reiskosten verkrijgen, overeenkomstig de van kracht zijnde reglementering voor de federale rijksambtenaren.
Zij worden, voor de toepassing van deze reglementering, gelijkgesteld met de federale Rijksambtenaren van niveau 1.
Art. 10quater.In de begroting van de FOD Binnenlandse Zaken, is voorzien in de nodige kredieten voor de werking, inzonderheid de presentiegelden en de reiskosten, van de raad.
Het verzoek tot betaling van de presentiegelden en van de reiskosten wordt elk halfjaar via het secretariaat van de raad aan de FOD Binnenlandse Zaken gericht. In het verzoek wordt melding gemaakt van de hoedanigheid van betrokkene, de datums en duur van de prestatie en eventueel het traject waarvoor om terugbetaling wordt verzocht. »
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2006.
Art. 3.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX