gepubliceerd op 25 december 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen
3 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 48;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 25 mei 1998;
Gelet op het protocol van 25 juni 1998 van het Sectorcomité XII-Sociale Zaken;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 12 juni 1998 over de adviesaanvraag binnen de termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 november 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - "bevordering", de twee soorten bevorderingen bedoeld in artikel 70, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, houdende het statuut van het rijkspersoneel; - "werkdag", elke dag van de week, de zaterdagen, de zondagen, de wettelijke of reglementaire feestdagen en de vastgestelde compensatiedagen uitgezonderd.
TITEL II. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I Toegang tot wervings- en bevorderingsgraden
Art. 2.Burgers van de Europese Unie die niet beschikken over de Belgische nationaliteit, worden uitgesloten van de betrekkingen van de graden van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal.
Alle andere bij de Rijksdienst voor pensioenen te begeven betrekkingen zijn toegankelijk voor Belgen en voor de andere burgers van de Europese Unie.
Art. 3.Benoeming tot elk der graden voorkomend in kolom 2 van de tabel gevoegd in bijlage I van dit besluit geschiedt onder de in de kolommen 3, 4, 5, 6 en 7 van dezelfde tabel vermelde voorwaarden. HOOFDSTUK II. - Ambtshalve kandidaatstelling Afdeling I. - Begrip
Art. 4.§ 1. In afwijking van artikel 72, § 4, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel zijn alle ambtenaren die de reglementaire voorwaarden vervullen ambtshalve kandidaat voor de vacante betrekkingen die in hun standplaats te begeven zijn. § 2. In afwijking van de vorige paragraaf en overeenkomstig artikel 72, § 2 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel dienen de vacante betrekkingen in de graden van de rangen 13 en hoger voorafgaandelijk vacant te worden verklaard.
Het vorig lid is, bij gebrek aan kandidaten voor mutatie naar een betrekking van hun graad in een ander gewestelijk bureau dan het hunne en die overeenkomstig artikel 3, § 3 van het koninklijk besluit van 3 december 1998 houdende vereenvoudiging van de administratieve loopbaan van bepaalde ambtenaren van de Rijksdienst voor pensioenen behorend tot de niveaus 1 en 2+ voorrang hebben, eveneens van toepassing op de vacante betrekkingen van gewestelijk directeur. Afdeling II. - Voorafgaandelijke kandidaatstelling
Art. 5.§ 1. Voor betrekkingen die elders dan in hun huidige standplaats openvallen kunnen in afwijking van artikel 72 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel slechts ambtshalve kandidaat zijn de ambtenaren die voorkomen op een permanent door de personeelsdienst bijgehouden en driemaandelijks door het Beheerscomité gevalideerde lijst.
Na verloop van een termijn van tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van hun kandidatuur, vastgesteld overeenkomstig § 3 van dit artikel, worden alle ambtenaren die zich voorafgaandelijk kandidaat hebben gesteld, op de lijst vermeld.
Het document dient de standplaats(en) te vermelden, andere dan de huidige, waarin de ambtenaar zich voor om het even welke vacante betrekking, die door bevordering te begeven is, kandidaat stelt. § 2. Bij zijn indiensttreding wordt elke ambtenaar uitdrukkelijk gevraagd op de bedoelde lijst de standplaats(en) aan te duiden ten aanzien van dewelke hij kandidaat is voor de daarin openvallende betrekkingen. § 3. De ambtenaar die zich bij de indiensttreding niet of slechts in beperkte mate heeft kandidaat gesteld voor enige betrekking die openvalt in een andere standplaats dan de zijne mag zich later steeds kandidaat stellen of zijn kandidaatstelling steeds uitbreiden mits dit schriftelijk aan de administrateur-generaal, hetzij tegen ontvangstbewijs, hetzij bij een ter post aangetekende brief te kennen te geven. § 4. De op de lijst geregistreerde kandidaturen blijven onbeperkt geldig, behoudens bij schriftelijke intrekking.
Deze lijst is ter beschikking op de personeelsdienst. Afdeling III. - Bekendmaking van de voorstellen na ambtshalve
kandidaatstelling
Art. 6.§ 1. De administrateur-generaal deelt de kandidaten de voorstellen tot benoeming en bevordering mee tegen een gedagtekend ontvangstbewijs, hetzij bij een aangetekende brief.
Wanneer de ambtenaar, om welke reden dan ook, tijdelijk afwezig is worden de voorstellen tot benoeming en bevordering per aangetekende brief aan het door betrokkene laatst medegedeeld adres in België toegezonden. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren kunnen, niettegenstaande zij ambtshalve kandidaat waren, de benoeming of de bevordering weigeren per aangetekende brief binnen een termijn van tien werkdagen, die ingaat op de eerste werkdag volgend op die van de bekendmaking der voorstellen.
In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar die dienstprestaties te Brussel levert eveneens binnen de tien werkdagen zijn weigering tegen ontvangstbewijs neerleggen bij de personeelsdienst. Afdeling IV. - Ambtshalve bevordering bij weigering van alle
kandidaten of bij ontstentenis van kandidaten
Art. 7.§ 1. Bij weigering van alle kandidaten kan het Beheerscomité een ambtenaar, die de gestelde voorwaarden vervult, ambtshalve bevorderen door verhoging in graad of door verhoging in weddeschaal. § 2. Bij ontstentenis van kandidaten, die de gestelde voorwaarden inzake anciënniteit vervullen, kan het Beheerscomité of de administrateur-generaal, van die voorwaarden afwijken om de bevordering te verlenen door verhoging in graad of door verhoging in weddeschaal.
Die afwijking bestaat er vooreerst in de vereiste anciënniteit met een derde te verminderen.Indien het aantal jaren geen meervoud van drie maar een meervoud van twee is, wordt de mogelijke afwijking tot een vierde beperkt.
Bij ontstentenis van kandidaten die voor deze vermindering in aanmerking kunnen komen, kan de anciënniteit, volgens de in het tweede lid bedoelde gevallen, met twee derden of met de helft worden verminderd.
De beslissing van het Beheerscomité of van de administrateur-generaal, moet worden vermeld in het voorstel voor benoeming of bevordering, alsmede in de benoemingsakte. Afdeling V. -Bekendmaking van de bevorderingsbesluiten
Art. 8.De beslissingen tot bevordering worden door de administrateur-generaal medegedeeld aan alle ambtenaren die zich in de vereiste voorwaarden bevonden. HOOFDSTUK III. - Kandidaatstelling en bevordering door verhoging in graad of door verandering van graad in niveau 1
Art. 9.§ 1. De vacante betrekkingen in de graden van het niveau 1, die behoren tot de rangen 13 en hoger, evenals deze in de graad van gewestelijk directeur die ingedeeld is in de rang 10 en voor zover er geen kandidaten voor de mutatie zijn die voorrang hebben op de graadverandering, dienen te worden bekendgemaakt aan de hand van een oproep tot de kandidaten.
De bekendmaking van vacante betrekking wordt elk der belanghebbenden hetzij tegen ontvangstbewijs overhandigd, hetzij per aangetekende brief op het laatst door betrokkene medegedeeld adres in België toegezonden. § 2. Slechts kandidaatstellingen van ambtenaren die aan de administrateur-generaal binnen de tien werkdagen na bekendmaking per aangetekend schrijven zijn verzonden, komen in aanmerking.
In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar die dienstprestaties te Brussel levert eveneens binnen de tien werkdagen zijn kandidaatstelling neerleggen bij de personeelsdienst tegen ontvangstbewijs.
De ambtenaren zijn gerechtigd vooraf te dingen naar elke betrekking die tijdens hun afwezigheid zou openvallen.De geldigheid van zulke kandidaatstelling wordt evenwel tot een maand beperkt. § 3. De in paragraaf 2 beoogde termijn van tien werkdagen begint te lopen vanaf de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van vacante betrekking aan de belanghebbende werd afgegeven of ter post werd neergelegd. § 4. Het voorstel tot bevordering wordt overeenkomstig de bij paragraaf 1 van dit artikel bedoelde procedure ter kennis gebracht.
TITEL III. - Mutatiestelsel
Art. 10.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de andere reglementaire voorwaarden, kan de ambtenaar op zijn verzoek door mutatie worden aangewezen voor een betrekking die overeenstemt met zijn graad en die vacant is in een dienst van de Rijksdienst voor pensioenen met een andere standplaats dan de zijne. Voor de bevorderingsgraden heeft de mutatie voorrang op de bevordering door verhoging in graad.
Een ambtenaar, titularis van de graad van gewestelijk directeur, kan zich slechts geldig kandidaat stellen voor mutatie in zijn graad naar een ander gewestelijk bureau, mits het bureau waar de betrekking te begeven is ingedeeld in dezelfde of een hogere klasse dan dat waarvan hij de leiding heeft.
Overeenkomstig artikel 3, § 3 van het koninklijk besluit van 3 december 1998 houdende vereenvoudiging van de administratieve loopbaan van bepaalde ambtenaren van de Rijksdienst voor pensioenen behorend tot de niveaus 1 en 2+ hebben de mutatieaanvragen van gewestelijk directeurs naar een gewestelijk bureau van eenzelfde of een hogere klasse dan de hunne voorrang op de verandering van graad. § 2. Het verzoek van ambtenaren van alle niveaus wordt ingeschreven op een lijst, die volgens artikel 5, § 1, tweede lid en §§ 2 tot 4 van dit besluit wordt bijgehouden.
Alleen de kandidaatstellingen die op de lijst voorkomen op de dag dat de administrateur-generaal besluit een bepaalde betrekking bij wege van mutatie te doen begeven, worden gerangschikt.
Deze lijst wordt permanent door de personeelsdienst bijgehouden en driemaandelijks door het Beheerscomité gevalideerd. § 3. Onverminderd de toepassing van artikel 75, § 3 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel worden de kandidaten voor overplaatsing overeenkomstig artikel 12, § 3 van hetzelfde besluit, gerangschikt.
TITEL IV. - Instelling van een vlakke uitdovingsloopbaan
Art. 11.Bij het centraal bestuur van de Rijksdienst voor pensioenen wordt in het niveau 1 een vlakke uitdovingsloopbaan ingesteld ten gunste van de ambtenaren, titularis van de volgende graad en in dienst op 1 januari 1998 : Vertaler-revisor (R10) |Zy Vertaler directeur (R13) Benoeming tot de bevorderingsgraad(vlakke loopbaan in uitdoving) geschiedt onder de in de kolommen 4 en 7 van de in bijlage II van dit besluit vermelde voorwaarden.
TITEL V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 12.Het ministerieel besluit van 21 juni 1996 tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen wordt opgeheven.
Art. 13.De Minister van Pensioenen kan de bepalingen van dit besluit, de artikelen 2, eerste lid, 4, 5 en 10 uitgezonderd, wijzigen of opheffen.
Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad, uitgezonderd artikel 11 dat uitwerking heeft vanaf 1 januari 1998.
Art. 15.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA
BIJLAGE I BIJ HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 3 DECEMBER 1998 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 december 1998.
ALBERT De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA
BIJLAGE II BIJ HET KONININKLIJK BESLUIT VAN 3 DECEMBER 1998 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 december 1998.
ALBERT Le Ministre de la Santé publique et des Pensions, M. COLLA