gepubliceerd op 13 december 1997
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld
3 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium, inzonderheid op de artikelen 3 tot 12bis;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 juli 1991, 10 februari 1993 en van 30 september 1997, inzonderheid op artikel 36, 3°;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Overwegende dat de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium in de artikelen 8 en 9 een terugvorderingsrecht voorzien heeft voor de houders van gedematerialiseerde effecten in het geval dat hun instellingen die de rekeningen bijhouden, in gebreke blijven;
Overwegende dat artikel 36, 3° van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld bepaalt dat de Minister van Financiën slechts een vergunning voor het bijhouden van gedematerialiseerde rekeningen mag verlenen indien de van toepassing zijnde wet geen beletsel vormt voor de terugvordering van effecten overeenkomstig de voormelde artikelen 8 en 9 of gelijkaardige bepalingen van de van toepassing zijnde wet;
Overwegende dat het mogelijk is dat de regels die van toepassing zijn in het buitenland in sommige gevallen niet gelijkaardig zijn met de Belgische wetgeving in de stricte zin van artikel 36, 3° van het voormelde koninklijk besluit;
Overwegende dat het wenselijk is om in de huidige context van de liberalisering van de financiële markten binnen de Europese Unie, het geheel van de buitenlandse wettelijke beschikkingen die de houder van een gedematerialiseerde effectenrekening beschermen in geval van insolvabiliteit van de instelling die zijn rekeningen bijhoudt, in overweging te nemen;
Overwegende dat deze wettelijke beschikkingen, in hun geheel beschouwd, aan de houder van een rekening een bescherming moeten bieden die globaal vergelijkbaar is met deze verleend door de Belgische wet doch sensu stricto niet moeten overeenkomen met elke bepaling van deze wet;
Overwegende ook dat de houder van een gedematerialiseerde effectenrekening, op zijn verzoek, door de instelling die zijn rekeningen bijhoudt, duidelijk op de hoogte moet worden gebracht van de wettelijke beschikkingen die op hem van toepassing zullen zijn in geval van insolvabiliteit van deze laatste;
Overwegende dat Onze Minister van Financiën, in het bijzonder met het oog op de deelname van België aan de derde fase van de Monetaire Unie, onverwijld in het buitenland gevestigde instellingen die rekeningen bijhouden, moet kunnen erkennen;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 36, 3° van het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° in geval van vereffening, faillissement of een soortgelijke procedure met betrekking tot haar goederen, moet de van toepassing zijnde wet de terugvordering toelaten van het bedrag aan gedematerialiseerde effecten, overeenkomstig de artikelen 8 en 9 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium of de bepalingen van de van toepassing zijnde nationale wet die aan de houder van de gedematerialiseerde effecten een vergelijkbare bescherming bieden. »
Art. 2.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : « 5° De instelling die de rekeningen bijhoudt moet iedere houder van een gedematerialiseerde effectenrekening, op zijn verzoek, duidelijk op de hoogte brengen van het regime dat van toepassing is op de terugvordering van zijn effecten in geval van vereffening, faillissement of een soortgelijke procedure met betrekking tot haar goederen. Deze informatie wordt hernieuwd bij iedere wijziging van het wettelijk regime van dit terugvorderingsrecht. »
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1997.
Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en van Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT