gepubliceerd op 28 april 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 houdende oprichting van een Commissie voor boekhoudkundige normen
3 APRIL 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 houdende oprichting van een Commissie voor boekhoudkundige normen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993 en 7 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 houdende oprichting van een Commissie voor boekhoudkundige normen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 juni 1994, 14 januari 1999, 11 juli 2002 en 25 maart 2003;
Gelet op het advies 39.902/1 van de Raad van State, gegeven op 9 maart 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Middenstand en Landbouw en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 houdende oprichting van een Commissie voor boekhoudkundige normen wordt aangevuld als volgt : « Ze is een autonome instelling. »
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 januari 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.De Commissie voor boekhoudkundige normen bestaat uit 16 leden, volgens de hiernavermelde regelen door Ons benoemd : 1° twee leden worden op voorstel van de Minister van Financiën benoemd, onder de hogere ambtenaren van de belastingbesturen;2° een lid wordt, op een door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voorgestelde dubbele lijst, benoemd onder de leden van haar directiecomité of haar directiepersoneel;3° een lid wordt, op een door de Raad van het Instituut der Bedrijfsrevisoren voorgestelde dubbele lijst, benoemd onder de leden van dit Instituut;4° een lid wordt, op een door de Raad van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten voorgestelde dubbele lijst benoemd, onder de leden van dit Instituut;5° een lid wordt, op een door de Raad van het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten voorgestelde dubbele lijst benoemd, onder de leden van dit Instituut;6° een lid wordt benoemd op voorstel van de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, gekozen op dubbele lijsten voorgesteld door de representatieve organisaties van de Middenstand;7° negen leden worden benoemd op grond van hun bijzondere bevoegdheid inzake boekhouding en jaarrekeningen, waarvan vier op een door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven voorgestelde dubbele lijst, twee door de Minister van Economie, een door de Minister van Justitie, een door de Minister van Begroting, en een door de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft.»
Art. 3.In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 januari 1999, wordt het cijfer '6°' vervangen door het cijfer'5°'.
Art. 4.Artikel 4, tweede lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Hij staat in voor het dagelijks bestuur van de Commissie en neemt hiervoor de nodige maatregelen. Hij kan het dagelijks bestuur delegeren aan een lid van het secretariaat van de Commissie. »
Art. 5.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien de voorzitter vanuit een andere administratie of instelling naar de Commissie wordt gedetacheerd, worden de kosten van de detachering door de Commissie terugbetaald. In dat geval ontvangt de voorzitter geen bezoldiging ten laste van de Commissie, behoudens wanneer de kosten van de detachering lager zijn dan de bezoldiging bedoeld in het voorgaande lid, in welk geval de bezoldiging daarmee verminderd wordt. »
Art. 6.Artikel 8, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De Commissie staat in voor de organisatie van haar secretariaat en ontvangt van de Nationale Bank van België de bijdrage bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen. De Commissie kan wetenschappelijk en administratief personeel aanwerven en ontslaan, volgens de nadere regelen die zij bepaalt in overeenstemming met de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De lokalen van de Commissie worden door de FOD Economie ter beschikking gesteld. »
Art. 7.Artikel 9 van hetzelfde besluit opgeheven bij koninklijk besluit van 16 juni 1994 wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 9.De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Ministers die bevoegd zijn voor Economie, Middenstand, Justitie en Financiën.
De Commissie maakt jaarlijks haar activiteitenverslag bekend, waarin tevens de rekeningen van de Commissie worden opgenomen. »
Art. 8.De personeelsleden van de Commissie voor het Bank-, Financie-, en Assurantiewezen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit het wetenschappelijk en administratief secretariaat van de Commissie verzorgen, blijven gedetacheerd bij het secretariaat van de Commissie onder de voorwaarden vastgesteld in een protocol tussen de Commissie en de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. Deze detachering heeft geen invloed op hun hoedanigheid van personeelslid van de Commissie voor het Bank-, Financie-, en Assurantiewezen. De detachering neemt een einde uiterlijk zes maanden na het verzoek daartoe door de betrokken personeelsleden. De kosten van deze detachering worden terugbetaald aan de Commissie voor het Bank-, Financie-, en Assurantiewezen.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 10.Onze Minister bevoegd voor Justitie, Onze Minister bevoegd voor Financiën, Onze Minister bevoegd voor Economie en Onze Minister bevoegd voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 april 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE