Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 oktober 2002
gepubliceerd op 04 oktober 2002

Koninklijk besluit tot oprichting van de Hoge Raad voor Vrijwilligers

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022768
pub.
04/10/2002
prom.
02/10/2002
ELI
eli/besluit/2002/10/02/2002022768/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot oprichting van de Hoge Raad voor Vrijwilligers


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 3 mei 2002 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies nr. 33.397/1/V van de Raad van State, gegeven op 8 augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Oprichting, taken en bevoegdheden van de Hoge Raad voor Vrijwilligers

Artikel 1.Bij het Ministerie van Sociale Zaken wordt een Hoge Raad voor Vrijwilligers opgericht, hierna « de Raad » genoemd.

Art. 2.De termen « vrijwilliger » en « vrijwilligerswerk » bedoeld in dit besluit omvatten alle vormen van georganiseerde activiteiten die in principe onverplicht en onbezoldigd worden verricht ten behoeve van derden.

Art. 3.§ 1. De Raad heeft de volgende taken : 1° het verzamelen, systematiseren en analyseren van informatie met betrekking tot vrijwilligers en vrijwilligerswerk;2° het onderzoeken van de specifieke problemen waarmee vrijwilligers en het vrijwilligerswerk kunnen geconfronteerd worden;3° op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde Ministers adviezen geven of voorstellen doen met betrekking tot vrijwilligers en vrijwilligerswerk. Met het oog op de goede uitvoering van zijn taken, onderhoudt de Raad contacten met organisaties, instellingen en overheden die gezien hun doel, werking of bevoegdheden te maken hebben met vrijwilligers en vrijwilligerswerk. § 2. De bevoegdheid van de Raad doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van andere adviesorganen. HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en werking van de Raad

Art. 4.§ 1. De Raad is samengesteld uit vierentwintig leden.

Zij worden door Ons benoemd bij een in Ministerraad overlegd besluit.

Hun mandaat duurt vier jaar en is hernieuwbaar.

De Koning waakt erover dat de diversiteit van het vrijwilligerswerk weerspiegeld wordt in de Raad door hier bij de keuze van de leden van de representatieve overkoepelende verenigingen rekening mee te houden.

Tien effectieve leden en tien plaatsvervangende leden worden benoemd uit het geheel van kandidaten voorgedragen door representatieve, overkoepelende verenigingen van vrijwilligerswerk die gezien hun werking als Nederlandstalig beschouwd moeten worden.

Tien effectieve leden en tien plaatsvervangende leden worden benoemd uit het geheel van kandidaten voorgedragen door representatieve, overkoepelende verenigingen van vrijwilligerswerk die gezien hun werking als Franstalig beschouwd moeten worden.

Eén effectief Duitstalig lid en één plaatsvervangend Duitstalig lid wordt benoemd uit het geheel van kandidaten voorgedragen door representatieve, overkoepelende verenigingen van vrijwilligerswerk die gezien hun werking als Duitstalig beschouwd moeten worden.

Twee Franstalige en twee Nederlandstalige leden worden benoemd op basis van hun wetenschappelijke deskundigheid met betrekking tot vrijwilligers en vrijwilligerswerk. Voor deze leden wordt geen plaatsvervanger aangeduid.

De Raad kiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. § 2. Een secretaris wordt door Onze Minister van Sociale Zaken aangewezen onder de personeelsleden van zijn Departement.

Art. 5.De Raad kan te allen tijde de Minister die belast is met een materie die het voorwerp uitmaakt van de besprekingen binnen de Raad, of de door deze Minister aangeduide vertegenwoordiger, uitnodigen om één of meerdere vergaderingen van de Raad bij te wonen.

Art. 6.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat hij ter goedkeuring voorlegt aan Onze Minister van Sociale Zaken.

De Raad bepaalt in het huishoudelijke reglement : 1° of en onder welke voorwaarden tijdelijk deskundigen of personen met een grote affiniteit met het vrijwilligerswerk uitgenodigd kunnen worden om deel te nemen aan de werking van de Raad.Deze deskundigen of personen hebben geen stemrecht; 2° of en onder welke voorwaarden er binnen de Raad aparte werkgroepen opgericht kunnen worden en wat hun samenstelling moet zijn.De adviezen van de Raad kunnen evenwel enkel door de Raad zelf worden uitgebracht en niet door een werkgroep.

Art. 7.§ 1. De leden van de Raad hebben recht op presentiegeld.

Onze Minister van Sociale Zaken bepaalt het bedrag van het presentiegeld. § 2. De deskundigen en personen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, kunnen verblijfstoelagen en terugbetaling van verplaatsingskosten krijgen. Onze Minister van Sociale Zaken bepaalt het bedrag van deze vergoedingen. § 3. De uitgaven als gevolg van de werking van de Raad worden ten laste gelegd van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken.

De kosten van eventuele studies worden ten laste gelegd van de begroting of begrotingen van het ministerie of ministeries van de minister of ministers die bevoegd zijn voor de materie die het voorwerp uitmaakt van de studie. Voor dergelijke studies dient de Raad het voorafgaand akkoord te krijgen van deze minister of ministers.

Art. 8.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^