gepubliceerd op 21 juni 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende de sociale voordelen voor de uitzendkrachten
2 MEI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende de sociale voordelen voor de uitzendkrachten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende de sociale voordelen voor de uitzendkrachten.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 mei 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 2005 Sociale voordelen voor de uitzendkrachten (Overeenkomst geregistreerd op 2 december 2005 onder het nummer 77404/CO/322) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : 1° de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987), verder genoemd "de werkgever";2° de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3° van genoemde wet van 24 juli 1987, die door de uitzendbureaus worden tewerkgesteld verder genoemd "de uitzendkracht". HOOFDSTUK II. Bijkomende vergoeding in geval van technische of economische werkloosheid
Art. 2.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de uitzendkrachten die technisch of economisch werkloos worden terwijl zij in dienst zijn van een uitzendbedrijf dat erkend is om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf (PC 124).
Art. 3.In geval van technische of economische werkloosheid bij de gebruikende onderneming, zoals bedoeld bij de artikelen 49 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), heeft de uitzendkracht, ten laste van het sociaal fonds, recht op een bijkomende vergoeding bovenop de werkloosheidsuitkeringen.
Deze bijkomende vergoeding bedraagt 3,72 EUR per werkdag die, omwille van de werkloosheid, niet werd gepresteerd en is verschuldigd tot het einde van de lopende arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid, met een maximum van 111,55 EUR per kalenderjaar en per uitzendkracht.
Art. 4.Om recht te hebben op de bijkomende vergoeding, bedoeld bij artikel 3, moet de uitzendkracht : 1° op het ogenblik dat de technische of economische werkloosheid zich voordoet, gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid;2° genieten van werkloosheidsuitkeringen voor de werkdagen die niet gepresteerd werden omwille van de economische of technische werkloosheid;3° 65 werkdagen als uitzendkracht bewijzen in de loop van een periode van één jaar vóór de aanvang van de werkloosheid.
Art. 5.De betalingsmodaliteiten van deze bijkomende vergoeding en de procedure om deze te bekomen, worden bepaald door de raad van beheer van het sociaal fonds. HOOFDSTUK III. - Borgstelling door het sociaal fonds voor een lening
Art. 6.Teneinde de uitzendkracht te helpen bij het bekomen van een lening bij een financiële instelling, zal het sociaal fonds een attest afleveren aan de uitzendkracht die een aanvraag doet.
Art. 7.Om dit attest te bekomen moet de uitzendkracht een totaal bereiken van 260 arbeidsdagen als uitzendkracht gedurende een referteperiode van 2 jaar, waarbij de periode van 2 jaar overeenkomt met deze van de 2 laatste eindejaarspremies verschuldigd aan de uitzendkrachten voor de attestaanvraag.
Art. 8.De uitzendkracht die geen 260 arbeidsdagen als uitzendkracht heeft bereikt gedurende de referteperiode van 2 jaar, zal een attest kunnen aanvragen voor het aantal dagen die hij/zij gedurende de referteperiode in totaal heeft bereikt. Op die manier zal de uitzendkracht het attest aan het sociaal fonds kunnen aanvullen met eventuele andere attesten van uitzendbureaus voor wie hij/zij gewerkt heeft sinds het einde van de referteperiode. HOOFDSTUK IV Bijkomende vergoeding in geval van langdurige ziekte
Art. 9.Bij langdurige arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ziekte of een ongeval van gemeen recht, heeft de uitzendkracht, ten laste van het sociaal fonds, recht op een bijkomende vergoeding bovenop de uitkering betaald door het ziekenfonds.
Art. 10.De bijkomende vergoeding, bedoeld in artikel 12, stemt overeen met 40 pct. van de bruto-uitkering betaald door het ziekenfonds.
Zij is verschuldigd vanaf de eerste dag van de tweede maand ziekte, voor een totale ononderbroken periode van maximum drie maanden.
Art. 11.Om recht te hebben op deze bijkomende vergoeding dient de uitzendkracht het bewijs te leveren : 1° dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, minstens twee maanden anciënniteit in de uitzendsector telt over een periode van vier maanden;2° dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, gebonden was door een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid en gewaarborgd loon heeft genoten;3° van zijn arbeidsongeschiktheid voor de volledige periode waarvoor de vergoeding gevraagd wordt, alsook de documenten te bezorgen nodig voor de berekening van de bijkomende vergoeding (attest van het ziekenfonds). De anciënniteit van 2 maanden wordt berekend overeenkomstig artikel 13 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
Art. 12.Moederschapsverlof wordt niet beschouwd als een langdurige ziekte. HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepalingen
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de vorige collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 afgesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, houdende sociale voordelen voor de uitzendkrachten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 juli 2004 en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 september 2004 op. HOOFDSTUK VI. - Duur
Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005.
Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en verstrijkt op 30 juni 2007.
Zij kan, mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt in acht genomen, door elk van de partijen worden opgezegd met een aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 mei 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN