2 MEI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de zeevisserij, betreffende de eindejaarspremie (1)

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de zeevisserij;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de zeevisserij, betreffende de eindejaarspremie.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 mei 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de zeevisserij Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 december 2004 Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 2005 onder het nummer 76410/CO/143)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Nationaal Paritair Comité voor de zeevisserij en gekend onder het kengetal 086.

Art. 2.Volgens het sectorakkoord 2001-2002 wordt de eindejaar conjunctuurpremie verhoogd met het equivalent van 20 maal het individuele uurloon van de werklieden en werksters van toepassing in uitvoering van hun individuele arbeidsovereenkomst op 30 november van het betrokken kalenderjaar.

Aan elke werkman en werkster wordt een eindejaarspremie toegekend waarvan het bedrag per maand arbeidsprestatie verricht gedurende de referentieperiode gaande van 1 december tot 30 november van het volgend kalenderjaar, gelijk is aan één twaalfde van een bedrag dat : a) gelijk aan 110 maal het individueel werkelijk betaalde uurloon op 30 november van het volgend kalenderjaar voor een werknemer die voltijds tewerkgesteld is;b) gelijk aan 74 maal het individueel werkelijk betaalde uurloon op 30 november van het volgend kalenderjaar voor een werknemer die deeltijds tewerkgesteld is.

Art. 3.De premie wordt betaald aan de werknemer die minstens 6 maanden in de sector werkzaam was in de in artikel 2 omschreven referentieperiode en die sector niet vrijwillig verlaten heeft. Deze laatste voorwaarde moet niet door de pensioengerechtigde worden vervuld. De premie wordt ook toegekend aan de rechthebbenden van de overleden werklieden of werksters.

Art. 4.In volgende gevallen wordt de premie pro rata berekend : - tijdskrediet; - vermindering loopbaan en landingsbanen; - ouderschapsverlof.

De pro rata berekening wordt uitgevoerd volgens de tewerkstellingsbreuk. In alle gevallen zal de minimum premie na berekening 74 EUR bedragen.

Art. 5.Elke maand gedurende welke de werkman of werkster is ingeschreven in het personeelsregister en erin werd ingeschreven ten laatste op de 15de van de maand of uitgeschreven na de 15de van de maand, moet als een maand arbeidsprestatie worden beschouwd.

Art. 6.De werkman of werkster kan de betaling van de eindejaarspremie bekomen van iedere werkgever die hen tewerkstelde gedurende de referentieperiode naar rata van de maanden arbeidsprestaties die zij bij ieder van hen hebben verricht tijdens de referentieperiode.

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten voor onbepaalde duur en kan worden opgezegd door één van de contracterende partijen mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de betekening van de opzeg. Deze opzegging geschiedt bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité zeevisserij en aan elk van de contracterende partijen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 mei 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN