gepubliceerd op 10 maart 2025
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde wat de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag betreft
2 MAART 2025. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde wat de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag betreft
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit strekt ertoe om punctuele wijzigingen aan te brengen aan koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 2") om een oplossing uit te werken voor een delicate juridische situatie die is veroorzaakt door een aantal rechtsvorderingen gericht tegen de regeling van forfaitaire grondslag van aanslag bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het Wetboek") en dan in het bijzonder inzake de caféhouders en de kleine caféhouders.
Die rechtsvorderingen voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State leiden tot rechtsonzekerheid zowel voor de administratie als voor de betrokken belastingplichtigen, met name wat de vaststelling van de maatstaf van heffing van de door die belastingplichtigen verrichte handelingen betreft.
Deze meerdere rechtszaken hebben uiteindelijk geleid tot de vernietiging door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar arrest nr. 261.103 van 18 oktober 2024 van het koninklijk besluit nr. 2bis van 15 mei 2022 tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders (hierna: "koninklijk besluit nr. 2bis"), uitgevaardigd overeenkomstig artikel 56, § 5, van het Wetboek. Dit belangrijke rechtsfeit noopt de uitvoerende macht ertoe zo snel mogelijk te reageren om de rechtsonzekerheid voor de belastingplichtigen die met deze forfaitaire grondslagen van aanslag te maken hebben, zoveel mogelijk te beperken.
De meesten van hen passen immers reeds, zonder die te hebben betwist, de forfaitaire grondslagen van aanslag toe zoals die, na raadpleging van hun representatieve beroepsgroeperingen, door de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde werden vastgesteld en zoals die werden opgenomen in dat koninklijk besluit nr. 2bis.
In dat arrest wijst de Raad van State erop dat artikel 56, § 1, eerste lid, van het Wetboek bepaalt dat "volgens door de Koning vast te stellen modaliteiten [...], na overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen, per bedrijfssector [kunnen] worden toegepast voor de belastingplichtigen die voldoen aan de volgende voorwaarden [...]".
Die modaliteiten worden met name vastgelegd in de artikelen 7 en 8 van koninklijk besluit nr. 2 tot uitvoering van artikel 56 van het Wetboek. Artikel 8 van dat koninklijk besluit nr. 2 bepaalt dat "de bedrijfsgroeperingen die geraadpleegd wensen te worden voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag [...] ieder jaar vóór 1 februari, aan de administratie de gedetailleerde en becijferde elementen [dienen] te verschaffen die nodig zijn voor de vaststelling van deze forfaitaire grondslagen".
Na de vernietiging, bij arrest nr. 251.520 van 17 september 2021 van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van de forfaitaire grondslagen vastgesteld bij ministeriële omzendbrief voor de jaren 2020 en 2021, heeft koninklijk besluit nr. 2bis, eveneens uitgevaardigd op grond van artikel 56 van het Wetboek, de forfaitaire grondslagen vastgesteld die van toepassing zijn "op de handelingen verricht vanaf 1 januari 2020" (artikel 31 van koninklijk besluit nr. 2bis), zonder beperking in de tijd. Volgens de Raad van State wijkt koninklijk besluit nr. 2bis dus af van de modaliteiten bepaald in de artikelen 7 en 8 van koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 (die voorzien in de vaststelling van forfaitaire grondslagen van aanslag op een jaarlijkse basis, na overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen die wensen geraadpleegd te worden voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag (artikel 8 van koninklijk besluit nr. 2) en die geacht worden hun opmerkingen mee te delen (en hun eigen cijfergegevens alsook de gedetailleerde elementen die die cijfergegevens staven) vóór 1 februari van het jaar waarvoor die forfaitaire grondslagen van aanslag van toepassing zullen zijn.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn voormelde arrest nr. 261.103 geen rekening gehouden met de argumenten die naar voren werden gebracht door de Belgische Staat die, zonder daadwerkelijk te zijn tegengesproken, met name inhielden dat: - de forfaitaire grondslagen voor de jaren 2020 tot en met 2022 wel degelijk zijn vastgesteld na overleg met de sector, uiteraard rekening houdend met het feit dat de eisende partij in de zaak nr. 261.103 zijn opmerkingen niet formeel heeft meegedeeld binnen de termijn voorzien in artikel 8 van koninklijk besluit nr. 2 en dat de stellingen van de eisende partij bovendien gebaseerd waren op volledig losstaande vaststellingen; - op basis van dit overleg met de sector en van de vaststellingen gedaan door de administratie, er geen wijzigingen werden aangebracht in de wijze waarop de forfaitaire belastbare grondslagen werden vastgesteld voor de jaren 2020 tot en met 2022, zodat deze tekst ongewijzigd van toepassing kon blijven voor die jaren; - voor zover het jaarlijks overleg voor de jaren na 2022 zou leiden tot een wijziging in de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag, het koninklijk besluit nr. 2bis daaraan zou worden aangepast (zie in dit verband de wijzigingen die met ingang van 1 januari 2023 werden doorgevoerd bij het koninklijk besluit van 17 december 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2023 pub. 22/12/2023 numac 2023048329 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 2bis, 3, 14, 19, 22, 31, 41 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023 tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 2bis, 3, 14, 19, 22, 31, 41 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde en tot uitstel van de datum van inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/2023 pub. 23/03/2023 numac 2023041020 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën sluiten tot modernisering van de btw-ketting en van de inning van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen binnen de FOD Financiën (Belgisch Staatsblad van 22 december 2023)).
Ondanks die niet weerlegde argumenten leidt de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit de verwijzing in koninklijk besluit nr. 2bis naar "handelingen verricht vanaf 1 januari 2020" af dat het koninklijk besluit nr. 2bis voor de sectoren van de caféhouders en de kleine caféhouders dus afwijkt van de in koninklijk besluit nr. 2 vastgelegde modaliteiten met betrekking tot de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is van oordeel dat koninklijk besluit nr. 2bis, in de mate dat het niet voldoet aan de in de artikelen 7 en 8 van koninklijk besluit nr. 2 bepaalde procedure van jaarlijkse raadpleging, niet is vastgesteld op grond van koninklijk besluit nr. 2, dat het "aanvult", maar rechtstreeks zijn rechtsgrondslag vindt in artikel 56, § 1, van het Wetboek. Zij concludeert dan ook dat (op grond van de veronderstelde afwijking van de artikelen 7 en 8 van koninklijk besluit nr. 2) enkel de bepalingen van artikel 56, § 1, eerste lid, van het Wetboek van toepassing zijn inzake de regeling van de forfaitaire grondslagen voor de caféhouders en de kleine caféhouders. Die bepalingen voorzien niet in een uiterste datum voor de raadpleging van de betrokken bedrijfsgroeperingen.
De wijziging die bij dit koninklijk besluit wordt aangebracht aan koninklijk besluit nr. 2 heeft als voornaamste doelstelling artikel 8 van koninklijk besluit nr. 2 aan te vullen met een lid dat, gelezen in samenhang met artikel 7 van hetzelfde besluit, een procedure vastlegt voor de hernieuwde raadpleging van de representatieve bedrijfsgroeperingen die de sectoren van de caféhouders en de kleine caféhouders vertegenwoordigen in het kader van de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor die twee sectoren voor de jaren 2020 tot en met 2024. Die forfaitaire grondslagen waren tot het voormelde vernietigingsarrest van de Raad van State opgenomen in het koninklijk besluit nr. 2bis.
Deze overgangsbepaling, die eveneens is vastgesteld op basis van artikel 56, §§ 1 en 5, van het Wetboek, is noodzakelijk om de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de sectoren van de caféhouders en de kleine caféhouders, die zullen worden vastgesteld bij het toekomstige koninklijk besluit nr. 2bis, juridisch te versterken. Deze eenmalige procedure, die een bijzondere modaliteit vormt van het annualiteitsbeginsel dat eigen is aan de klassieke raadpleging van de geïnteresseerde bedrijfsgroeperingen (zie de commentaar hieronder met betrekking tot artikel 2), wordt gerechtvaardigd door het feit dat deze raadpleging betrekking heeft op handelingen uit het verleden waarvoor de betrokken bedrijfsgroeperingen, gelet op de reeds uitgevoerde raadplegingen en de periodieke btw-aangiften die de belastingplichtigen waarop de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouders van toepassing zijn hebben ingediend, reeds beschikken over de relevante elementen met betrekking tot de manier van verwerking van die handelingen.
Deze wijziging is een noodzakelijke voorwaarde om koninklijk besluit nr. 2bis, vernietigd bij het voormelde arrest nr. 261.103 van 18 oktober 2024, te kunnen herschrijven. Gelet op de overwegingen in dat arrest, moet worden gegarandeerd dat de forfaitaire grondslagen van aanslag die in het kader van dit toekomstige koninklijk besluit nr. 2bis zullen worden vastgesteld, gevrijwaard zijn van juridische kritiek in het licht van de recente rechtspraak van de Raad van State en dat, tenslotte, de rechtszekerheid wordt gewaarborgd, zowel voor de administratie als voor de belastingplichtigen die de bijzondere regeling van de forfaitaire grondslagen van aanslag wensen toe te passen.
De aanhef van het toekomstige koninklijk besluit nr. 2bis zal derhalve een uitdrukkelijke verwijzing bevatten naar deze nieuwe overgangsoverlegprocedure die wordt ingevoerd in het nieuwe lid dat in artikel 8 van koninklijk besluit nr. 2 bij dit besluit wordt ingevoegd voor de jaren 2020 tot en met 2024 en voor het volgende jaar (2025) een uitdrukkelijke verwijzing naar de klassieke jaarlijkse overlegprocedure met de betrokken bedrijfsgroeperingen, zoals voorzien in de huidige artikelen 7 en 8 van koninklijk besluit nr. 2. Om ten slotte tegemoet te komen aan de kritiek van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot het jaarlijkse karakter van dit overleg, zal het koninklijk besluit nr. 2bis elk jaar na afloop van dit jaarlijkse overleg worden aangepast om enerzijds de uitvoering van dat jaarlijkse overleg aan te geven en anderzijds, in voorkomend geval, de wijzigingen op te nemen die naar aanleiding van dat jaarlijkse overleg in de forfaitaire belastbare grondslagen moeten worden aangebracht.
Er moet hoe dan ook worden op gewezen dat de reglementering inzake de bijzondere regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag geleidelijk zal verdwijnen. Artikel 10 van de wet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2021 pub. 27/01/2023 numac 2023030036 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling sluiten houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 december 2021, ed. 2) dat artikel 56 van het Wetboek aanvult met de paragrafen 6 en 7, voorziet immers dat een aan de normale belastingregeling of een aan de in artikel 56bis van het Wetboek bedoelde vrijstellingsregeling van de belasting onderworpen belastingplichtige, sinds 1 januari 2022 niet meer voor die regeling kan opteren (artikel 56, § 6, eerste lid, van het Wetboek). Dat is evenzeer het geval voor de belastingplichtige die zijn economische activiteit aanvangt vanaf 1 januari 2022 (artikel 56, § 6, tweede lid, van het Wetboek). Die regeling zal trouwens voor het geheel van de belastingplichtigen die er al aan onderworpen waren vóór 1 januari 2022 niet meer van toepassing zijn vanaf 1 januari 2028 (artikel 56, § 7, van het Wetboek).
Dit besluit heeft het voorwerp uitgemaakt van het advies nr. 77.305/3 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State van 13 januari 2025.
Er werd met alle opmerkingen van de Raad van State rekening gehouden.
Toelichting bij de artikelen
Artikel 1 Dit koninklijk besluit voorziet door de regels die het invoert, in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
Artikel 2
Artikel 2 van dit besluit brengt twee wijzigingen aan in artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 2.
Artikel 2, 2°, van dit besluit vult artikel 8 van koninklijk besluit nr. 2 aan met een tweede lid dat bepaalt dat "In afwijking van het eerste lid wat de in bijlage van dit besluit vermelde sectoren van de caféhouders en kleine caféhouders betreft, verschaffen de bedrijfsgroeperingen van die sectoren die wensen deel te nemen aan het overleg voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de jaren 2020 tot en met 2024, vóór 1 juni 2025 aan de administratie de gedetailleerde en becijferde elementen die nodig zijn voor het vaststellen van deze forfaitaire grondslagen.".
Artikel 2, 1° van dit besluit brengt in het Nederlands een terminologische correctie aan in het huidige artikel 8 van koninklijk besluit nr. 2 (dat artikel 8, eerste lid wordt) om die terminologie in overeenstemming te brengen met degene die wordt gehanteerd in het nieuwe tweede lid van die bepaling en met degene die wordt gehanteerd in artikel 56, § 1, eerste lid, van het Wetboek. Waar in artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 2 sprake is van "bedrijfsgroeperingen die geraadpleegd wensen te worden voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag", verwijst artikel 56, § 1, eerste lid, van het Wetboek inderdaad naar een "overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen".
Overeenkomstig punt 7 van voormeld advies 77.305/3 van de Raad van State wordt die terminologie met elkaar in overeenstemming gebracht en verwijst artikel 8, nieuw, van koninklijk besluit nr. 2 (in zijn twee leden) naar "de bedrijfsgroeperingen van die sectoren die wensen deel te nemen aan het overleg voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag". Er moet worden benadrukt dat de Franse versie van die bepaling niet ter discussie wordt gesteld, aangezien de in die bepaling gehanteerde terminologie identiek is aan die van artikel 56, § 1, eerste lid, van het Wetboek ("consultation des groupements professionnels" versus "les groupements professionnels [...] qui désirent être consultés").
Zoals aangegeven, is die raadplegingsprocedure bedoeld voor de jaren 2020 tot en met 2024, ondanks het feit dat deze raadplegingen inderdaad zijn uitgevoerd door de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde. Niettemin, om elke geïnteresseerde bedrijfsgroepering die de sector van de caféhouders en de kleine caféhouders vertegenwoordigt, met inbegrip van de eiser in de voornoemde zaak nr. 261.103, opnieuw toe te laten hun cijfergegevens naar behoren kenbaar te maken, is een uitzonderlijke en unieke raadpleging gepland voor de jaren 2020 tot en met 2024.
Het is de bedoeling dat deze uitzonderlijke raadpleging voor de jaren 2020 tot en met 2024 eindigt op 31 mei 2025. De raadpleging geldt voor elk van de jaren afzonderlijk (overeenkomstig het annualiteitsbeginsel van de forfaitaire grondslagen van aanslag) met dien verstande dat door uitzonderlijke heropening van de procedure de termijn voor de raadpleging van elk van die afzonderlijke jaren gezamenlijk afloopt op 31 mei 2025. De afwijking van de overeenkomstig artikel 8, eerste lid, nieuw, van koninklijk besluit nr. 2 gebruikelijke datum van 1 februari, strekt ertoe om de betrokken bedrijfsgroeperingen een redelijke termijn te garanderen vanaf de inwerkingtreding van de in dit besluit opgenomen bepaling om desgewenst hun gedetailleerde en becijferde elementen te verschaffen die nodig zijn om de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de betrokken jaren vast te stellen.
Deze uitzonderlijke procedure heeft uitsluitend betrekking op de sectoren van de caféhouders en de kleine caféhouders waarvoor er een juridisch vacuüm is ontstaan ingevolge de verschillende rechtsvorderingen die door één bepaalde beroepsgroepering werden ingesteld. De andere sectoren die onder deze bijzondere regeling vallen worden niet geconfronteerd met een dergelijk juridisch vacuüm.
Voor het overige blijft het huidige artikel 8 van koninklijk besluit nr. 2 (dat artikel 8, eerste lid, van hetzelfde besluit zal worden) ongewijzigd. Het bepaalt dat de jaarlijkse overlegprocedure met de betrokken bedrijfsgroeperingen wordt afgesloten vóór 1 februari van elk jaar. Dat is datum waarvóór de betrokken bedrijfsgroeperingen, indien zij dit wensen, uiterlijk de administratie de gedetailleerde en becijferde elementen kunnen bezorgen die nodig zijn om deze forfaitaire belastbare grondslagen vast te stellen. Die elementen meegedeeld door de representatieve bedrijfsgroeperingen betreffen concrete cijfergegevens die aantoonbaar afkomstig zijn van verschillende belastingplichtigen met een voldoende geografische spreiding en die betrekking hebben op de kwestieuze periode zodat voor de bijzondere regeling realistische forfaitaire grondslagen van aanslag kunnen worden vastgelegd op grond van een coherent geheel van representatieve gegevens. Concreet komt het erop neer dat deze representatieve bedrijfsgroeperingen wijzigingen kunnen voorstellen aan de forfaitaire grondslagen van aanslag aan de hand van vaststellingen van aankoopprijzen, verkoopprijzen, hoeveelheden, rendementen, verliespercentages e.d. bij verschillende belastingplichtigen met een voldoende geografische spreiding en die betrekking hebben op de kwestieuze periode. Zij moeten de achterliggende berekeningen, bijvoorbeeld de wijze waarop zij coëfficiënten, vermenigvuldigingsfactoren, e.d. hebben berekend kunnen toelichten en daarover meer gedetailleerde informatie kunnen verstrekken.
De voormelde datum van 1 februari blijft aldus met name relevant voor de raadplegingsprocedure met betrekking tot de nog lopende jaren (2025, 2026 en 2027) waarvoor voor alle sectoren (met inbegrip van die van de caféhouders en de kleine caféhouders) nog forfaitaire grondslagen van aanslag moeten worden vastgesteld vooraleer deze bijzondere regeling overeenkomstig artikel 56, § 7, van het Wetboek op 1 januari 2028 definitief niet meer zal worden toegepast.
Er wordt aan herinnerd dat sinds nagenoeg veertig jaar de administratie, overeenkomstig artikel 56, § 1, van het Wetboek, na overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen en per bedrijfssector, in het kader van de vereenvoudigingsregeling bedoeld in dat artikel de forfaitaire grondslagen van aanslag vaststelt voor de toepassing van de btw (dergelijke forfaitaire grondslagen van aanslag bestaan trouwens ook inzake directe belastingen overeenkomstig artikel 342, § 1, tweede lid, van het Wetboek van inkomstenbelastingen - WIB 92).
Die forfaitaire grondslagen van aanslag worden elk jaar, na die raadpleging, door de administratie in twee fasen gepubliceerd. Een eerste publicatie heeft betrekking op de voorlopige forfaitaire grondslagen van aanslag, gebaseerd op die van het voorafgaande jaar.
Een tweede publicatie heeft betrekking op de definitieve grondslagen van aanslag. In casu blijkt dat er nagenoeg systematisch geen enkel verschil bestaat tussen de voorlopige en de definitieve grondslagen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. JAMBON
2 MAART 2025. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde wat de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag betreft (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 56, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten en artikel 56, § 5, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde;
Gelet op advies nr. 77.305/3 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2025 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Op de voordracht van de Minister van Financiën,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 2.In artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de Nederlandse tekst worden de woorden "die geraadpleegd wensen te worden" vervangen door de woorden "die wensen deel te nemen aan het overleg"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "In afwijking van het eerste lid wat de in bijlage van dit besluit vermelde sectoren van de caféhouders en kleine caféhouders betreft, verschaffen de bedrijfsgroeperingen van die sectoren die wensen deel te nemen aan het overleg voor de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de jaren 2020 tot en met 2024, vóór 1 juni 2025 aan de administratie de gedetailleerde en becijferde elementen die nodig zijn voor het vaststellen van deze forfaitaire grondslagen.".
Art. 3.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 maart 2025.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. JAMBON _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 03/07/1969 pub. 11/04/2016 numac 2016000216 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 december 2013, ed. 1;
Wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2018;
Koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 2018, ed. 1;
Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.