Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 maart 2004
gepubliceerd op 02 april 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, betreffende de arbeidsduur

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004200524
pub.
02/04/2004
prom.
02/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/02/2004200524/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 MAART 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, betreffende de arbeidsduur (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, betreffende de arbeidsduur.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het beheer van gebouwen Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002 Arbeidsduur (Overeenkomst geregistreerd op 22 mei 2003 onder het nummer 66281/CO/323) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die tot de bevoegdheid behoren van het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen.

Onder "werknemers" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke bedienden, arbeiders en huispersoneel. HOOFDSTUK II. - Arbeidsduur

Art. 2.§ 1. Op 1 oktober 2002, wordt de wekelijkse arbeidsduur, voorzien in artikel 19 van de wet van 16 maart 1971 over de arbeid (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971) op 38 uur vastgelegd voor de groepen bedienden, arbeiders en conciërges, zoals gedefinieerd in artikelen 3 en 5, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002 betreffende de beroepsindeling en de lonen, afgesloten binnen het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, volgens de in hoofdstuk III beschreven modaliteiten. § 2. Op 1 oktober 2002 en in afwijking van artikel 3, § 3, van de wet van 16 maart 1971 over de arbeid, wordt de wekelijkse arbeidsduur, voorzien in artikel 19 van de wet van 16 maart 1971 op de arbeid, op 38 uur vastgelegd voor de groep huispersoneel, zoals gedefinieerd in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002, betreffende de beroepsindeling en de lonen, afgesloten binnen het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, volgens de in hoofdstuk III beschreven modaliteiten. HOOFDSTUK III. - Modaliteiten

Art. 3.In functie van bovenvermelde groepen, wordt de arbeidsduur toegepast volgens onderstaande modaliteiten : Groep 1 : Bedienden en Groep 2 : Arbeiders

Art. 4.Instelling van de flexibele uurroosters. § 1. In de ondernemingen waar de gemiddelde arbeidsduur op jaarbasis per week 38 uur of minder bedraagt mag de normale arbeidsduur, zoals vastgesteld in het arbeidsreglement, worden verkort of verlengd en mag het normale uurrooster worden vervangen door bijzondere uurroosters, overeenkomstig de bepalingen van artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971. § 2. Het aantal te werken uren over het kalenderjaar of over elke andere periode van 12 opeenvolgende maanden wordt als volgt vastgesteld : 52 maal het aantal uren gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de ondernemingen op jaarbasis. § 3. De wekelijkse arbeidsduur waarin door bijzondere uurroosters wordt voorzien kan naar rata van maximum 5 uur langer zijn dan de arbeidsduur voorzien in het normale uurrooster. § 4. De dagelijkse arbeidsduur waarin door bijzondere uurroosters wordt voorzien kan maximum één uur langer zijn dan de arbeidsduur waarin het normale uurrooster is voorzien. § 5. Op jaarbasis moet de onderneming de gemiddelde arbeidsduur, van toepassing krachtens de collectieve arbeidsovereenkomsten respecteren en dit conform de bepalingen van artikel 7 hierna. § 6. De bijzondere uurroosters worden ingevoerd en toegepast krachtens de procedure voorzien in artikel 6 van onderhavige overeenkomst, en artikel 14bis van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1965).

Art. 5.Nieuwe arbeidsregimes In uitvoering van de wet van 17 maart 1987 (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) en van de overeenkomst nr. 42 en mits respect van de hiernavolgende voorwaarden, kunnen de ondernemingen, in afwijking van de bepalingen van de wet van 16 maart 1971, de volgende nieuwe arbeidsregimes instellen : § 1. De grenzen van de dagelijkse arbeidsduur voorgeschreven door de artikelen 19, eerste lid, 20, 20bis en 27, van arbeidswet van 16 maart 1971 kunnen overschreden worden op voorwaarde dat deze arbeidstijd niet meer beloopt dan 12 uren per dag. § 2. Bovendien, in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra (zoals bepaald in koninklijk besluit van 23 mei 1972 betreffende de tewerkstelling van jeugdige werknemers op zon- en feestdagen) en toeristische centra : a) Zondag- en feestdagenarbeid In alle ondernenmingen mogen op zon- en feestdagen werknemers worden tewerkgesteld.b) Regime 10 uur per dag/4 dagen per week Elke onderneming kan een arbeidsregime organiseren van 10 uur dagprestaties op voorwaarde dat voor de betrokken werknemers gedurende de bepaalde periode er maximaal 4 dagen per week wordt gewerkt. De ondernemingen mogen evenwel een vijfde dag laten werken op voorwaarde dat een weekgrens van 50 uur wordt in acht genomen, de oproeping van de werknemer een prestatie van ten minste 5 uur omvat en voorzover voor het aantal gewerkte uren een bijkomende compensatie wordt toegekend volgens de volgende regels : - 1 uur bijkomende compensatie voor een globale arbeidsduur boven 40 tot en met 44 uur; - 2 uur voor een globale arbeidsduur boven 44 tot en met 48 uur; - 3 uur voor een globale arbeidsduur boven 48 tot en met 50 uur.

Het hierboven vermelde basisregime, dat normaal 4 dagen van 10 uur omvat kan ook anders worden gemoduleerd, binnen de volgende grenzen en volgens de volgende modaliteiten : - minimum één prestatie van 10 uur per dag moet worden voorzien; - op een totaal van 4 dagen moet de arbeidsduur tenminste 36 uur belopen of minstens gelijk zijn aan de van toepassing zijnde conventionele arbeidsduur; - de regeling inzake minimum duur van de terugroeping (5 uur) en bijkomende compensatie (boven de 40 uur) ook op gemoduleerde regimes toegepast wordt. c. Regime 12 uur/dag en 3 dagen/week Elke onderneming kan een arbeidsregime invoeren van 12 uur per dag, gespreid over 3 dagen per week.Dit regime geeft recht op een voltijds loon.

Art. 6.Informatie Wanneer de werkgever voornemens is nieuwe arbeidsregelingen in te voeren, moet hij voorafgaandelijk aan de werknemers schriftelijke informatie verstrekken omtrent het soort van arbeidssysteem en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen.

De ondernemingsraad ontvangt deze informatie. Bij ontstentenis van ondernemingsraad wordt de informatie aan de vakbondsafvaardiging gegeven. Bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging wordt de informatie aan elke werknemer individueel verstrekt.

Art. 7.Recuperatie Aangezien de activiteit van de onderneming evenwel werkuren 's avonds of tijdens weekend verrechtvaardigt (onder andere leiden/bijwonen AV medeeigendom en toeristische sector), worden die overuren in onderling overleg, in gelijke mate, gerecupereerd op andere dagen (zodanig dat in het betrokken kalenderjaar het gemiddelde van 38 uur/week niet overschreden wordt) waarbij men steeds oog moet hebben voor de continuïteit van de dienst.

Art. 8.Deeltijdse arbeid § 1. Bedienden : Deeltijdse arbeid voor bedienden bedraagt minimum 13 uur per week, gespreid over minimum 3 uur per dag. De overeenstemmende loonschaal wordt gedeeld door 38, en vermenigvuldigd met de gepresteerde uren week per week. § 2. Arbeiders : Deeltijds werk voor arbeiders bedraagt eveneens minimum 13 uur per week en 3 uur per dag, maar kan gespreid worden over meerdere werkposten, afhankelijk van de werkplanning in de beheerde gebouwen.

Afwijkingen kunnen enkel mits ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst ondertekend door een vakbondssecretaris en goedgekeurd door het paritair comité.

Art. 9.De verplaatsingsduur tussen twee werkposten wordt als arbeidstijd beschouwd.

Groep 3 : Conciërges en Groep 4 : Dienstboden

Art. 10.In elke onderneming wordt er afgesproken of de wekelijkse arbeidsduur van 38 uur voortvloeiend uit deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gerealiseerd, hetzij via de toekenning van onbetaalde compensatiedagen om tot gemiddeld 38 uur op jaarbasis, hetzij via een wekelijkse effectieve arbeidsduur van 38 uur zonder compensatiedagen.

Art. 11.Voorzover geopteerd wordt voor een arbeidsregeling met onbetaalde compensatiedagen, gelden de volgende regels : § 1. De werknemers die het ganse jaar in dienst zijn van dezelfde werkgever hebben recht op zes (regime van 39 uren/week) of twaalf (regime van 40 uren/week) onbetaalde compensatiedagen. De werknemers die in de loop van het jaar in dienst komen of uit dienst zijn gegaan, hebben recht op één of twee compensatiedagen per schijf van twee maanden dat zij in de onderneming in dienst waren. § 2. Voor de vaststelling van het aantal compensatiedagen wordt rekening gehouden met jaarlijkse vakantie, de feestdagen en met alle schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die recht geven op een betaling van gewaarborgd loon ten laste van de werkgever. § 3. De compensatiedagen worden genomen overeenkomstig de in dit verband tussen de werkgever en de werknemer op ondernemingsvlak gemaakte afspraken. § 4. Voor zover alle compensatiedagen niet integraal zijn opgenomen in het betrokken jaar, dan worden de resterende compensatiedagen verder uitgeput in de loop van het eerste kwartaal van het daaropvolgend jaar.

Art. 12.Specifieke bepalingen voor de conciërges § 1. Onverminderd de bepalingen van de wet van 8 april 1965, tot instelling van de arbeidsreglementen, zal de individuele arbeidsovereenkomst van de huisbewaarders van flatgebouwen tevens melding maken van het uur van aanvang en beëindiging van iedere dagelijkse arbeidsprestatie. § 2. De uit te voeren taken zullen echter buiten de krachtens de in het eerste lid bepaalde uren mogen worden verricht, wanneer deze uitvoering binnen de voorziene werktijden onmogelijk wordt gemaakt door een omstandigheid of een feit dat onafhankelijk is van de wil van de huisbewaarder of van zijn werkgever. § 3. De uren van verplichte aanwezigheid zonder effectieve arbeid mogen 20 pct. van de duur van de effectieve prestaties niet overschrijden. § 4. Zij moeten duidelijk worden vastgelegd in de individuele arbeidsovereenkomst. § 5. Wanneer de huisbewaarder minder dan dertig uren effectieve arbeid presteert, zal de bezoldiging van de in § 3 bedoelde uren van verplichte aanwezigheid één derde bedragen van het uurloon vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002 betreffende de beroepsindeling en de lonen, afgesloten binnen het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen. § 6. In afwijking van de §§ 3, 4 en 5 zal, wanneer de huisbewaarder dertig uren per week of meer effectieve arbeid presteert en van zodra daar één of meer uren van verplichte aanwezigheid zonder effectieve arbeid bijkomen, zijn maandelijkse bezoldiging overeenstemmen met het in artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2002 betreffende de beroepsindeling en de lonen bedoeld gewaarborgd gemiddeld minimum maandloon. § 7. Het totaal aantal uren van effectieve arbeid en verplichte aanwezigheid zonder effectieve arbeid mag 38 uren per week niet overschrijden (of 39 of 40 uur in functie van het regime waarvoor wordt geopteerd in uitvoering van artikel 10). § 8. Zo er geen verplichte aanwezigheid zonder effectieve arbeid is voorzien, zal bij de berekening van de bezoldiging alleen rekening worden gehouden met de daadwerkelijk gepresteerde uren. § 9. Onverminderd de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971, kunnen aanvullende taken niet worden uitgevoerd buiten de werktijden, bepaald krachtens §§ 1 en 2 tenzij met het akkoord van de twee partijen en voor zover zij uitzonderlijk zijn. § 10. Buiten de werkuren of de uren van verplichte aanwezigheid, vastgesteld in toepassing van de §§ 1 tot en met 4, is de huisbewaarder vrij van iedere verplichting ten aanzien van de werkgever. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 13.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2002. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vernietigt en vervangt : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 november 1977 (koninklijk besluit van 12 januari 1978 - Belgisch Staatsblad van 22 maart 1978), gesloten binnen het Paritair Comité voor de huisbewaarders van flatgebouwen, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de huisbewaarders voor flatgebouwen; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1990 (koninklijk besluit van 18 januari 1991 - Belgisch Staatsblad van 21 maart 1991), gesloten binnen het Paritair Comité voor de huisbewaarders van flatgebouwen, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 september 1999 (koninklijk besluit van 21 juni 2001 - Belgisch Staatsblad van 31 oktober 2001), gesloten binnen het Paritair Comité voor de huisbewaarders van flatgebouwen, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden. § 3. Zij wordt gesloten voor een onbepaalde duur en kan door één der partijen opgezegd worden, mits een opzegging van drie maanden, gericht bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen en aan de ondertekenende organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 maart 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^