gepubliceerd op 13 augustus 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf"
2 JUNI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 juni 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 2007 Wijziging en de coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 10 maart 2008 onder het nummer 87291/CO/124)
Artikel 1.De statuten van het fonds voor bestaanszekerheid "Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" genaamd, opgericht bij beslissing van 29 september 1960 van het Nationaal Paritair Comité voor het bouwbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 oktober 1960, zoals gewijzigd bij latere algemeen verbindend verklaarde beslissingen en collectieve arbeidsovereenkomsten, worden gewijzigd en gecoördineerd zoals opgenomen in de bijlage tot deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 2.De als bijlage opgenomen statuten treden in werking op 1 januari 208.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en kan slechts opgezegd worden volgens de modaliteiten voorzien bij de initiële beslissing tot oprichting van het fonds voor bestaanszekerheid.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 september 2007 houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" HOOFDSTUK I. - Benaming en zetel
Artikel 1.In de bouwnijverheid wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".
Art. 2.De zetel van het fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Koningsstraat 132, bus 1. HOOFDSTUK II. - Doel waarvoor het fonds wordt ingesteld
Art. 3.Het onder artikel 1 beoogde fonds heeft tot doel de volgende sociale tegemoetkomingen te financieren, toe te kennen en uit te betalen : 1° aanvullende werkloosheidsuitkeringen;2° een bijzondere aanvullende vergoeding die wordt toegekend aan de werklieden die werkloos werden gesteld wegens vorst of blijvende sneeuw;3° een vakantiegeld aan sommige invalide werklieden;4° een financiële tegemoetkoming in geval van arbeidsongevallen met ernstige of dodelijke afloop, beroepsziekte en gewone ziekte of een ongeval van gemeen recht;5° een terugbetaling aan de werkgevers van de bijdragen verschuldigd aan het fonds voor bestaanszekerheid;6° een promotievergoeding-bouw;7° een vergoeding aan bepaalde arbeiders die hun arbeidsprestaties verder zettten na de leeftijd van 58 jaar;8° een aanvullende uitkering aan de werklieden die één der regelingen van het conventioneel brugpensioen genieten;9° een aanvullende sociale uitkering aan de bejaarde werklieden die inactief blijven;10° de compensatie aan sommige werkgevers van het gewaarborgd loon dat verschuldigd is aan de werklieden ingeval van arbeidsongeschiktheid die het gevolg is van ziekte of een ongeval van gemeen recht;11° de weerverletzegels en de getrouwheidszegels;12° een forfaitaire bezoldiging voor de rustdagen die worden toegekend in uitvoering van de arbeidsduurvermindering;13° de toekenning van een jaarlijkse pensioenrente en voordelen voor de weduwen in het kader van de overgangsregeling inzake pensioen ten voordele van de arbeiders van de bouwnijverheid.
Art. 4.Het bij artikel 1 beoogde fonds neemt bovendien deel aan de financiering van : 1° de werking van het Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf;2° de syndicale en socio-professionele vorming van de arbeiders uit de sector;3° de vakantieaccomodatie van de arbeiders uit de sector;4° een deel van het wettelijk vakantiegeld, zoals bepaald in artikel 65, § 2 van het koninklijk besluit van 28 juni 1971 houdende aanpassing en coördinatie van de wetsbepalingen betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers (Belgisch Staatsblad van 30 september 1971);5° de informatieopdracht met betrekking tot de toepassing van de wettelijke en conventionele bepalingen voor de werkgevers van de bouwsector;6° nieuwe pensioen- en solidariteitstoezeggingen in het kader van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het fiscaal stelsel ervan.De financieringsmodaliteiten van deze toezegging zullen bepaald worden in heen beheersovereenkomst gesloten tussen het Fonds voor bestaanszekerheid bouw en de inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. HOOFDSTUK III. - Personen die de door het fonds verleende voordelen kunnen genieten, aard van deze voordelen en de modaliteiten van toekenning en van uitkering
Art. 5.De onder artikel 3 beoogde voordelen maken het onderwerp uit van bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde specifieke collectieve arbeidsovereenkomsten waarin de personen staan vermeld die deze voordelen kunnen genieten en waarin ook de aard van deze voordelen en de toekennings- en uitbetalingswijze ervan worden vastgesteld.
Art. 6.Het dagelijks beheer inzake de toekenning van de onder artikel 3, 6° beoogd voordeel, wordt toevertrouwd aan het "Sociaal en Economisch Fonds voor het bouwbedrijf", dat wordt bestuurd door de werknemersvertegenwoordigers die zetelen in de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid, overeenkomstig artikel 24 van deze statuten.
Art. 7.De wijze van deelname van het fonds voor bestaanszekerheid in de onder artikel 4, 1°, 2° en 3° beoogde tussenkomsten, wordt eveneens vastgesteld in bij koninklijke besluiten algemeen verbindend verklaarde, specifieke collectieve arbeidsovereenkomsten.
Art. 8.De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid wordt belast met de interpretatie en de toepassing van de in de artikelen 5 en 7 beoogde collectieve arbeidsovereenkomsten.
Art. 9.Het is het fonds voor bestaanszekerheid toegestaan de volledige of gedeeltelijke uitbetaling van de bij artikel 3, 1° beoogde aanvullende werkloosheidsuitkeringen toe te vertrouwen aan de voor de betaling van de hoofdwerkloosheidsuitkeringen erkende uitbetalingsinstellingen, alsook aan de openbare instellingen die voor de betaling van deze uitkeringen instaat.
Art. 10.In de bij artikel 5 beoogde collectieve arbeidsovereenkomsten kan worden bepaald dat de uitbetaling van de hierin vastgestelde sociale voordelen toevertrouwd mag worden aan de uitbetalingsinstellingen die werden opgericht door de partijen die deze overeenkomsten hebben ondertekend. De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid beslist over de toekenning of de intrekking van de erkenning van deze instellingen.
Art. 11.De bij de artikelen 9 en 10 beoogde instellingen zijn aansprakelijk voor de door het fonds voor bestaanszekerheid voorgeschoten bedragen en ze moeten de aanwending ervan verantwoorden.
Art. 12.De voorwaarden waaronder en de wijze waarop de bij de artikelen 9 en 10 beoogde instellingen optreden, worden in gemeen overleg met het fonds voor bestaanszekerheid vastgesteld.
Art. 13.De tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid, beoogd bij artikel 4, 4° gebeurt conform de wettelijke bepalingen terzake. HOOFDSTUK IV. - Categorieën van werkgevers die de bijdragen bestemd voor de financiering van de voordelen moeten betalen
Art. 14.§ 1. De werkgevers, die conform het koninklijk besluit van 4 maart 1975 houdende oprichting, benaming en bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, zoals het later werd gewijzigd, onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, zijn ertoe gehouden voor de werklieden die ze tewerkstellen, de bijdragen te betalen die zijn vastgesteld voor de categorie waarin ze zijn gerangschikt, volgens de aard van hun activiteit en het aantal tewerkgestelde werklieden. § 2. Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zijn de erkende uitzendkantoren die uitzendkrachten ter beschikking stellen van bouwbedrijven ertoe gehouden voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen, de bijdragen te betalen die geldig zijn voor de bouwbedrijven, overeenkomstig de regel vastgesteld onder § 1.
Art. 15.Het is deze werkgevers niet toegestaan de nietigheid van de arbeidsovereenkomst in te roepen om de toepassing van artikel 14 te omzeilen, meer bepaald wanneer deze nietigheid is ontstaan omdat ze, zelfs onvrijwillig, de wetten en besluiten betreffende de arbeidspolitie en -reglementering hebben overtreden. HOOFDSTUK V. - Bedrag, wijze van vaststelling en inning van de bijdragen
Art. 16.Het bedrag van de bijdragen die de bij artikel 14 beoogde werkgevers aan het fonds voor bestaanszekerheid verschuldigd zijn, wordt vastgesteld bij afzonderlijke, bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten. Het gaat om het bedrag van : 1° de bijdragen ter financiering van het bij artikel 3, 10° bedoelde voordeel en de bij artikel 4, 4° bedoelde tussenkomst;2° de bijdragen ter financiering van de bij artikel 3, 11° bedoelde voordelen;3° de forfaitaire bijdrage ter financiering van de andere artikelen 3 en 4 bedoelde voordelen en tussenkomsten.
Art. 17.Voor de inning en de invordering van de bijdragen, bedoeld in artikel 16, 1° en 3°, staat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in, volgens de regels eigen aan de instelling.
Art. 18.De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kent daartoe een bouw-kencijfer toe aan de bij artikel 14 beoogde werkgevers, welk cijfer overeenstemt met één van de vier categorieën waarin de onderneming is gerangschikt volgens de aard van haar activiteit, zoals vastgesteld bij een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 19.De door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnde bijdragen, bedoeld in artikel 16, 1°, worden berekend op basis van de bezoldiging van de werklieden waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van de bijdrage die bestemd is voor de samenstelling van het vakantiegeld van de werklieden conform de wetten in verband met de jaarlijkse vakantie van de loontrekkenden.
Art. 20.de inning en de invordering van de bijdragen bedoeld in artikel 16, 2°, worden door de bij artikel 23 beoogde instelling verricht voor rekening van het fonds voor bestaanszekerheid, volgens de modaliteiten vastgesteld bij een afzonderlijke, bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 21.De bij artikel 20 beoogde bijdragen moeten worden gestort binnen de maand die volgt op het kwartaal waarvoor ze verschuldigd zijn.
Art. 22.Op de bijdragen die niet werden betaald binnen de bij artikel 21 vastgestelde termijnen, dient de betrokken werkgever een bijdrageverhoging van 10 pct. van dit bedrag te betalen, alsook een verwijlintrest waarvan het percentage overeenstemt met wat is voorzien voor de sociale zekerheidsbijdragen in toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers. De verwijlintrest is verschuldigd vanaf het verstrijken van de bij artikel 21 vastgestelde termijnen tot op de dag dat de bijdragen worden betaald.
Art. 23.De controle en de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die betrekking hebben op de toekenning van de bij artikel 3 beoogde sociale voordelen en de bij artikel 4 beoogde tegemoetkomingen van het fonds voor bestaanszekerheid, worden toevertrouwd aan de "Patronale Dienst voor Organisatie en Controle van de Bestaanszekerheidsstelsels", vereniging zonder winstbejag, waarvan de statuten werden gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 10 december 1987.
De wijze waarop en de voorwaarden waaronder deze opdracht wordt uitgevoerd, worden in gemeen overleg vastgesteld tussen deze instelling en de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid". HOOFDSTUK VI. - Wijze van benoeming en bevoegdheden van de beheerders
Art. 24.Het fonds wordt bestuurd door een raad die is samengesteld uit tien leden die door en onder de leden van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf worden aangeduid.
De leden worden voor de ene helft aangeduid door de groep van de werkgevers en voor de andere helft door de groep van de werknemers.
Art. 25.Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf stelt om de drie jaar de voorzitter van het fonds aan, waarbij de gekozen persoon al dan niet deel uitmaakt van het paritair comité.
Het kiest eveneens om de drie jaar, onder zijn leden, twee ondervoorzitters, de ene aangeduid door de groep van de werknemers, de andere door de groep van de werkgevers.
Wanneer de voorzitter verhinderd is, nemen de twee ondervoorzitters beurtelings zijn ambt waar.
Art. 26.De raad van bestuur vergadert op uitnodiging van de in functie zijnde voorzitter, die ertoe gehouden is de raad van bestuur samen te roepen op verzoek van één van zijn leden.
De raad van bestuur kan slechts geldig beraadslagen wanneer, naast de voorzitter, ten minste één lid van de groep der werkgevers en ten minste één lid van de groep der werknemers aanwezig zijn.
De beslissingen worden met eenparigheid van stemmen genomen.
Art. 27.De raad van bestuur is belast met de uitvoering van de door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gegeven richtlijnen en is verantwoordelijk tegenover dit laatste, waaraan een jaarverslag moet worden voorgelegd ten laatste zes maanden na het einde van het boekjaar.
Hij beschikt over de ruimste bevoegdheden in verband met het beheer en het bestuur van het fonds en de verwezenlijking van zijn doel.
Onder zijn bevoegdheid vallen alle handelingen die niet uitdrukkelijk door de wet of door deze statuten aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf zijn voorbehouden.
De raad van bestuur benoemt en ontslaat, hetzij zelf hetzij bij volmacht, alle medewerkers, bedienden en personeelsleden van het fonds en bepaalt hun werkzaamheden en bezoldigingen.
Art. 28.De raad mag het dagelijks bestuur van het fonds, inclusief het gebruik van de maatschappelijke handtekening betreffende dit bestuur, aan één of meerdere bestuurders overdragen.
Hij mag eveneens alle volmachten toevertrouwen aan iedere door hem gekozen gevolmachtigde.
Art. 29.De bestuurders gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan met betrekking tot de verbintenissen van het fonds, daar hun aansprakelijkheid beperkt is tot de uitoefening van het ontvangen mandaat.
Art. 30.De voorzitter leidt het debat, roept de leden samen, legt de notulen ter goedkeuring voor en zorgt voor de goede werking van het fonds.
Art. 31.Behoudens in geval van een door de raad van bestuur gegeven bijzondere volmacht worden de handelingen die het fonds verbinden, met uitzondering van die van dagelijks of gewoon bestuur, ondertekend door de voorzitter en door een lid van de raad van bestuur van elke groep waarvan sprake in artikel 24, tweede lid.
Art. 32.De rechtsvorderingen als eisende dan wel verwerende partij worden ingesteld op benaarstiging van de voorzitter. HOOFDSTUK VII. - Controle
Art. 33.Het boekjaar vangt aan op 1 oktober van elk jaar en wordt afgesloten op 30 september van het daarop volgende jaar.
Art. 34.Er wordt op het beheer van het fonds een controle uitgevoerd door drie commissarissen die worden aangeduid door de representatieve organisaties die in de raad van bestuur zetelen.
Art. 35.De drie commissarissen delen de raad van bestuur van het fonds regelmatig de uitslag van hun onderzoekingen mede en doen alle aanbevelingen die zij nuttig achten.
Art. 36.Bij het verstrijken van een boekjaar worden de maatschappelijke rekeningen en het verslag van de commissarissen overgemaakt aan een door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf aangeduide bedrijfsrevisor of accountant.
De revisor of de accountant gaat over tot de verificatie van de documenten die hem werden overgemaakt.
Hij beschikt over een onbeperkt recht van toezicht en onderzoek over alle boekhoudkundige verrichtingen van het fonds, doch hij mag zich nooit met het bestuur ervan inlaten.
Hij kan ter plaatse inzage nemen van de boeken, de briefwisseling, de notulen en om het even welk geschrift van het fonds.
Art. 37.Wanneer zijn opdracht is volbracht, brengt de revisor of de accountant verslag uit aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Een kopie van dit verslag wordt door het paritair comité overgemaakt aan de Minister die de arbeid onder zijn bevoegdheid heeft. HOOFDSTUK VIII. - Wijze van ontbinding, vereffening en aanwending van het vermogen
Art. 38.Elke wijziging aan deze statuten kan slechts het onderwerp uitmaken van een beraadslaging indien zij uitdrukkelijk aangekondigd werd op de agenda van de uitnodiging voor de vergadering van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Art. 39.In geval van vrijwillige ontbinding van het fonds, zal het paritair comité dat deze ontbinding zal beslist hebben, zonodig vereffenaars benoemen, hun bevoegdheden vaststellen en beslissen over de bestemming van de goederen en de waarden van het fonds, na vereffening van de schulden, en aan deze goederen en waarden een bestemming geven welke zoveel mogelijk het doel benadert met het oog waarop het ontbonden fonds werd opgericht.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET