gepubliceerd op 10 december 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, betreffende de arbeidsduur
2 JULI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, betreffende de arbeidsduur (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, betreffende de arbeidsduur.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 juli 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1998 Arbeidsduur (Overeenkomst geregistreerd op 27 augustus 1998 onder het nummer 48972/CO/226) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en doel
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de mannelijke en vrouwelijke bedienden van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971), van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 2 juni 1987. HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen
Art. 3.De conventionele arbeidsduur is vastgesteld op 38 uren per week.
Art. 4.De arbeidstijd wordt in beginsel gespreid over de eerste vijf dagen van de week.
Art. 5.Afwijkingen van de algemene beginselen vervat in de artikelen 3 en 4 kunnen enkel ingevoerd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op ondernemingsvlak.
Art. 6.De arbeid verricht boven de grenzen van de arbeidsduur bepaald door de arbeidswet van 16 maart 1971 en bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt betaald als een half uur, wanneer hij geen dertig minuten heeft geduurd en als een vol uur wanneer hij dertig minuten of meer heeft geduurd.
Art. 7.Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen moet arbeid in ploegen, en arbeid voorzien in artikel 2, 2° van de wet van 17 maart 1987 vergoed worden met een bijzondere toeslag, bij overeenkomst vast te stellen op het vlak van de onderneming met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis in de ondernemingsraad. De bijzondere toeslag kan tevens vastgesteld worden bij collectieve arbeidsovereenkomst.
Bij ontstentenis van vernoemde overlegorganen, of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, en zonder afbreuk te doen aan de reglementaire bepalingen, dient de onderneming de omkaderingsmaatregelen ter kennis te brengen, bij aangetekend schrijven, aan de voorzitter van het paritair comité.
De voorstellen van de onderneming kunnen worden ingevoerd na eenparige beslissing van de werkgroep algemene zaken van het paritair comité. De werkgroep algemene zaken van het paritair comité neemt kennis van de voorstellen van de onderneming, en deelt binnen de zestig dagen na ontvangst van het schrijven van de onderneming, haar beslissing mede aan de onderneming.
Art. 8.De bedienden die gunstiger voorwaarden hebben verworven dan deze vermeld in de artikelen 5, 6 en 7, blijven deze behouden. HOOFDSTUK III. - Arbeidsregeling in sommige ondernemingen
Art. 9.In afwijking van hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de bijzondere arbeidsregeling vervat in artikel 10 toegestaan in de ondernemingen, wat betreft de bedienden die op bestendige wijze één of meer functies uitoefenen in de hierna vermelde diensten : a) bevrachtingen;b) verzendingen;c) manifest;d) laad- en losactiviteiten;e) systeembediening der informatica en telecommunicatie, noodzakelijk voor de werking van voormelde operationele diensten.
Art. 10.§ 1. De normale arbeidsduur voor de diensten vermeld in artikel 9 kan vastgesteld worden op 1 976 uren per kalenderjaar (52 weken x 38 uren). § 2. Bij de berekening van het aantal uren vermeld in § 1 wordt rekening gehouden met : - de bezoldigde dagen of daarmee gelijkgestelde dagen; - de vakantie- en verlofdagen; - de feestdagen of hun vervangingsdagen; - alle dagen gedekt door een compenserende vergoeding betaald door de werkgever. § 3. In afwijking van de bepalingen in § 1 wordt het aantal uren per kalenderjaar proportioneel herleid in volgende gevallen : - deeltijdse tewerkstelling; - indiensttredingen in de loop van het kalenderjaar; - ondernemingen waarin reeds een arbeidsregeling van minder dan 38 uren per week toepasselijk is. § 4. De normale arbeidsduur mag niet meer bedragen dan 10 uren per dag (bij continuarbeid 12 uren per dag) en 46 uren per week.
Bij overschrijding van die grenzen of van de jaargrens vermeld in § 1 is overloon verschuldigd. Het aantal overuren mag nooit meer bedragen dan 65 uren per kalenderkwartaal. § 5. De maandelijkse loonafrekening die aan de bediende overhandigd wordt, zal expliciet volgende gegevens vermelden : - het normaal aantal gewerkte uren (= tot 38 u/week); - het aantal debet-uren (= minder dan 38 u/week); - het aantal bijkomende uren (= boven de 38 u/week tot maximum 10 uur/dag - 12 uur/dag bij continuarbeid - of 46 u/week); - het aantal overuren (= boven de 10 uur/dag - 12 uur/dag bij continuarbeid - of 46 uur/week).
De invoering van de bijzondere arbeidsregeling evenals de concrete omkaderingsmaatregelen zullen, voorafgaandelijk aan de invoering ervan in de onderneming, worden uitgewerkt in overleg met de ondernemingsraad, en/of met de syndicale delegatie of bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak, en gevoegd worden bij het arbeidsreglement.
Deze omkaderingsmaatregelen betreffen o.a. de concrete uurroosters, de referteperiode van de gemiddelde arbeidstijd, de verwittigingtijd, eventuele toeslagen.
Bij ontstentenis van vernoemde overlegorganen, of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak, en zonder afbreuk te doen aan de reglementaire bepalingen, dient de onderneming de omkaderingsmaatregelen ter kennis te brengen, bij aangetekend schrijven, aan de voorzitter van het paritair comité.
De voorstellen van de onderneming kunnen worden ingevoerd na éénparige beslissing van de werkgroep algemene zaken van het paritair comité. De werkgroep algemene zaken van het paritair comité neemt kennis van de voorstellen van de onderneming, en deelt binnen de zestig dagen na ontvangst van het schrijven van de onderneming, haar beslissing mede aan de onderneming. HOOFDSTUK IV. - Modaliteiten inzake de invoering van bijzondere arbeidsregelingen
Art. 11.Arbeidsregelingen afwijkend van de algemene beginselen vervat in hoofdstuk II en van de bijzondere regeling vervat in hoofdstuk III, kunnen slechts ingevoerd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op het vlak van de onderneming, ook als het afwijkingen betreft welke voorzien zijn in de wet van 17 maart 1987.
Art. 12.Nieuwe arbeidsregelingen zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 17 maart 1987, kunnen slechts worden ingevoerd indien er een positieve weerslag is op de werkgelegenheid. Deze positieve weerslag wordt als verwezenlijkt beschouwd indien de onderneming het economisch voordeel van de maatregel aantoont en deze niet te baat neemt om over te gaan tot personeelsvermindering.
Art. 13.De werkgever die voornemens is nieuwe arbeidsregelingen in te voeren, bedoeld in dit hoofdstuk, moet voorafgaandelijk aan de werknemers schriftelijke informatie verstrekken omtrent het arbeidssysteem en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen.
Wanneer er een ondernemingsraad bestaat, ontvangt deze die informatie.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad wordt de informatie aan de vakbondsafvaardiging gegeven. Bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging wordt de informatie aan elke werknemer individueel verstrekt.
Bovendien wordt deze informatie eveneens voorafgaandelijk verstrekt aan de representatieve werknemersorganisaties van de sector.
Art. 14.De bepalingen vervat in de ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 11 wijzigen automatisch het arbeidsreglement van de onderneming. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking vanaf 1 januari 1998 behalve voor de ondernemingen en hun bedienden die tot 31 december 1997 ressorteerden onder het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden; voor deze laatste ondernemingen en hun bedienden heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst uitwerking vanaf 1 januari 1999.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan door elk van de partijen geheel of gedeeltelijk worden opgezegd mits een opzegging van drie maand, betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken en aan de daarin vertegenwoordigde organisaties. Deze opzegging kan ten vroegste ingaan op 1 januari 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juli 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX