Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juli 2003
gepubliceerd op 19 september 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012532
pub.
19/09/2003
prom.
02/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/02/2003012532/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 JULI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juli 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2001 Vormings- en opleidingsinitiatieven (Overeenkomst geregistreerd op 23 augustus 2001 onder het nummer 58615/CO/120) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoedondernemingen en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters (ook werklieden genoemd) die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de N.V. Célanèse en de ondernemingen en de erin tewerkgestelde werklieden die onder de bevoegdheid vallen van de Paritaire Subcomités voor textiel Verviers (PSC 120.01), voor het vlas (PSC 120.02) en voor de jute (PSC 120.03). HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 voor de jaren 2001 en 2002 en eveneens in uitvoering van hoofdstuk IV - Vorming en opleiding - van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2001 gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2001 en 2002.

Art. 3.Zoals voorzien in hoofdstuk IV - Vorming en opleiding - artikel 15, 2e alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, zijn de werkgevers voor de jaren 2001 en 2002 aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de textiel- en breigoednijverheid", een inspanning van 0,10 pct. verschuldigd, berekend op grond van het volledig loon van de arbeiders(sters), zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981) en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

Deze bijdragen zijn per kwartaal verschuldigd en worden door het Waarborg- en Sociaal Fonds geïnd en op de sectie "Opleiding" gestort. HOOFDSTUK III. - Initiatieven ter bevordering van de vorming en tewerkstelling van risicogroepen

Art. 4.De partijen komen overeen om voor de periode 2001-2002 de middelen zoals bepaald in artikel 3 hierboven aan te wenden voor : - de uitwerking van opleidingsprojecten voor personen die behoren tot de risicogroepen zoals omschreven in artikel 5 hierna; - de dekking van de werkingskosten van de sectorale opleidingscentra "COBOT" (Centrum voor Opleiding in de Bij- en Omscholing voor Textiel- en Breigoednijverheid) en "CEFRET" (Centre de Formation Textile).

De opleidingsprojecten die door "COBOT" (Centrum voor Opleiding in de Bij- en Omscholing voor Textiel- en Breigoednijverheid) en "CEFRET" (Centre de Formation Textile) zullen worden uitgevoerd, worden goedgekeurd in de schoot van het directiecomité van deze centra.

Art. 5.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst verstaan de partijen onder "risicogroepen" : - de werknemers uit de textiel- en breigoednijverheid die zonder bij- of omscholing het risico lopen langdurig werkloos te worden; - de werknemers die door herstructurering of sluiting van hun onderneming hun werk verliezen en die zonder bij- of omscholing het risico lopen langdurig werkloos te worden; - de werknemers die gedurende een lange periode getroffen zijn door tijdelijke werkloosheid; - de jongeren tussen 16 en 18 jaar uit het deeltijds onderwijs die een industriële leerovereenkomst in de textiel- en breigoednijverheid sluiten; - de werkzoekenden. HOOFDSTUK IV. - Eindbepalingen

Art. 6.Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en is gesloten voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002.

Zij kan worden opgezegd op vraag van een van de partijen mits een opzegtermijn van acht dagen, gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk vóór 30 november 2002.

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking onder de opschortende voorwaarde dat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene inspanningen voor de jaren 2001 en 2002 door de Minister van Werkgelegenheid als voldoende inspanningen bevonden worden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juli 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^