Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 april 2003
gepubliceerd op 22 april 2003

Koninklijk besluit betreffende de vergunningen voor de levering van elektriciteit door tussenpersonen en betreffende de gedragsregels die op hen van toepassing zijn

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011235
pub.
22/04/2003
prom.
02/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/02/2003011235/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de vergunningen voor de levering van elektriciteit door tussenpersonen en betreffende de gedragsregels die op hen van toepassing zijn


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikelen 18 en 30, § 2;

Gelet op het advies van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas gegeven op 10 september 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 juli 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 33.972/1 van de Raad van State, gegeven op 19 december 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt zijn van toepassing op dit besluit.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder »vergunning » de vergunning bedoeld in artikel 2. HOOFDSTUK II. - Vergunningen voor de levering van elektriciteit Afdeling 1. - Vergunningen

Art. 2.Voor de levering van elektriciteit door een tussenpersoon aan in België gevestigde afnemers die verbonden zijn met het transmissienet of met een directe lijn waarvan de nominale spanning hoger is dan 70.000 volt, is een vergunning vereist.

De vergunning wordt uitgereikt overeenkomstig dit besluit. Afdeling 2. - Toekenningscriteria van de vergunningen

Art. 3.§ 1. De aanvrager van een vergunning moet aantonen dat hij beschikt over voldoende middelen om : 1° zijn financiële verplichtingen na te leven ten opzichte van zijn producent, distributeur, tussenpersoon of afnemer, alsook van de netbeheerder en de overheden;2° de naleving van de openbare dienstverplichtingen, bedoeld in de genoemde wet van 29 april 1999 en de uitvoeringsbesluiten, die hem zijn toegewezen, te verzekeren;3° het technisch reglement na te leven. § 2. Om de elektriciteitsbevoorrading van de afnemers van de aanvrager van een vergunning en het gebruik van het transmissienet op een veilige, betrouwbare en doelmatige wijze te laten verlopen, bewijst de aanvrager van een vergunning bovendien dat hij beschikt over : 1° voldoende personeel met de nodige ervaring op het vlak van de levering van elektriciteit;2° een beheersstructuur alsook een administratieve en boekhoudkundige organisatie, aangepast aan de activiteiten die hij gaat uitoefenen. § 3. De aanvrager van een vergunning verbindt er zich toe te beschikken over voldoende capaciteiten inzake vermogen en energie, om de bevoorrading van zijn afnemers te verzekeren, overeenkomstig het technisch reglement en de met zijn afnemers gesloten en/of nog af te sluiten contracten, en om de naleving van de hem opgelegde openbare dienstverplichtingen te verzekeren. Afdeling 3. - Toekenningsprocedure van de vergunning

Art. 4.De vergunning kan worden aangevraagd door een natuurlijke of rechtspersoon gevestigd in één van de staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte.

Art. 5.De vergunningsaanvraag wordt in drie exemplaren gericht aan de commissie per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. De aanvraag wordt door de aanvrager of zijn gemachtigde ondertekend en gedagtekend.

Art. 6.Op straffe van onontvankelijkheid van de vergunningsaanvraag, omvat het dossier dat bij de aanvraag wordt gevoegd : 1° de identiteit van de aanvrager, zijn volledig adres en eventueel het adres waar de exploitatie zal plaatsvinden in België;de statuten van de aanvrager indien hij opgericht is onder de vorm van een rechtspersoon, of het ontwerp van de statuten van de op te richten rechtspersoon; 2° de algemene en technische informatie betreffende de organisatie van de aanvrager die de commissie moet toelaten te oordelen of de aanvrager in staat is om zijn verbintenissen en verplichtingen, bedoeld in artikel 3, na te komen. De informatie die door de aanvrager in het raam van het eerste lid, 2°, verstrekt wordt, omvat in het bijzonder : - een eensluidend verklaard afschrift van de goedgekeurde jaarrekeningen van de drie laatste boekjaren die zijn neergelegd bij de griffie van de rechtbank van koophandel en bij de balanscentrale van de nationale bank of elke andere equivalente instantie in het buitenland, wanneer zij ter beschikking zijn; - een prognose met betrekking tot de balansen en jaarrekeningen voor de vijf volgende jaren; - een schriftelijke verklaring waarin de aanvrager zich ertoe verbindt het technisch reglement na te leven. - een boekhoudkundig plan; - een gedetailleerd plan betreffende het personeel met organigram; - een overzicht van de maatregelen die genomen zijn om de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens te waarborgen.

Art. 7.Binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag stuurt de commissie naar de aanvrager een ontvangstbewijs en deelt dit mee aan de minister. Desgevallend verzoekt de commissie de aanvrager haar de ontbrekende stukken of bijkomende inlichtingen te bezorgen binnen een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag van de ontvangst van de kennisgeving.

Indien op het einde van deze termijn, de aanvrager in gebreke blijft ontbrekende stukken of de bijkomende inlichtingen te verschaffen, wordt de aanvraag verworpen.

Art. 8.Binnen de dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangstdatum van de aanvraag, of desgevallend vanaf de ontvangstdatum van de ontbrekende stukken of de bijkomende inlichtingen, bezorgt de commissie per aangetekend schrijven aan de minister of aan zijn afgevaardigde, haar voorstel tot vergunning, of haar voorstel tot weigering, evenals het volledige desbetreffende dossier, inzonderheid met inbegrip van de stukken bedoeld in artikel 6. Indien de commissie voorstelt de vergunning te weigeren, wordt haar voorstel met redenen omkleed.De commissie deelt de aanvrager mee dat haar voorstel werd overgemaakt aan de minister.

Indien de minister beslist de vergunning toe te kennen, wordt het desbetreffende ministerieel besluit bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Indien de tussenpersoon elektriciteit levert aan eindafnemers die niet in aanmerking komen, kan het ministerieel besluit specifieke toekenningsvoorwaarden betreffende statistische en boekhoudingsgegevens bevatten.

Indien de minister beslist de vergunning niet toe te kennen, worden de aanvrager en de commissie daarvan in kennis gesteld bij aangetekend schrijven, binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel van de commissie.

Art. 9.Het ministerieel besluit waarbij de vergunning wordt toegekend, wordt de aanvrager, de commissie en de netbeheerder per aangetekende brief ter kennis gebracht binnen een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel van de commissie.

Art. 10.De vergunning bevat de informatie bedoeld in het artikel 6, 1°, met uitzondering van deze betreffende de statuten.

Art. 11.De vergunning wordt toegekend voor een duur van vijf jaar. Afdeling 4. - Schorsing, herziening en intrekking van de vergunning

Art. 12.§ 1. De commissie stelt de houder van de vergunning in gebreke als hij : 1° in gebreke blijft de bepalingen van dit besluit na te leven;2° de hem opgelegde openbaredienst-verplichtingen inzake de regelmaat en kwaliteit van de elektriciteitsleveringen en inzake de bevoorrading van de niet in aanmerking komende afnemers niet naleeft;3° de bepalingen inzake het technisch reglement die op hem van toepassing zijn, niet naleeft. § 2. De commissie stelt de vergunninghouder in gebreke per aangetekend, met redenen omkleed schrijven en verleent hem, behoudens bedrog of herhaling, dertig kalenderdagen, om zich in overeenstemming te stellen met de niet nageleefde verplichtingen. Een afschrift van deze ingebrekestelling wordt gericht aan de minister. § 3. De termijn van dertig kalenderdagen als bedoeld in § 2 kan ingekort worden ingeval de commissie vaststelt dat de tekortkoming of waargenomen fout schade kan toebrengen aan de veiligheid van het net. § 4. Indien de vergunninghouder binnen de termijn die hem in de gebrekstelling wordt opgelegd, zijn verplichtingen niet is nagekomen, kan de commissie, na de vergunninghouder gehoord te hebben, aan de minister voorstellen om de vergunning gedurende een periode van dertig kalenderdagen te schorsen of om de vergunning te herzien, gepaard gaande met specifieke en tijdelijke voorwaarden, of om de vergunning definitief in te trekken.

Ingeval van bedrog of herhaling, kan de minister de vergunning onmiddellijk intrekken.

De minister brengt de vergunninghouder, de commissie en de netbeheerder op de hoogte van zijn beslissing per aangetekend schrijven. § 5. De minister trekt de vergunning in ingeval van vereffening of faillissement van de vergunninghouder. Hij informeert er per aangetekend schrijven, de vergunninghouder, de commissie en de netbeheerder van. § 6. De vergunning wordt ingetrokken bij ministerieel besluit, dat bij uittreksel wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Art. 13.De vergunning mag aan geen enkele natuurlijke of rechtspersoon worden overgedragen. Er moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd overeenkomstig de toekenningsprocedure bedoeld in afdeling 3. HOOFDSTUK III. - Gedragsregels toepasbaar op de tussenpersonen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 14.De houder van een vergunning is verplicht : 1° het technisch reglement na te leven;2° zijn financiële verplichtingen na te leven ten opzichte van zijn producent, distributeur, tussenpersoon of afnemer, alsook van de netbeheerder en de overheden;3° de openbare dienstverplichtingen na te leven;4° over voldoende personeel te beschikken met de nodige ervaring op het vlak van de levering van elektriciteit;5° over een beheerstructuur te beschikken alsook een administratieve en boekhoudkundige organisatie, aangepast aan de activiteiten die hij gaat uitoefenen. Afdeling 2. - Onderbreking van de leveringen

Art. 15.In de mate van het mogelijke brengt de vergunninghouder vooraf zijn afnemers en de netbeheerder op hoogte van de data en uren van de onderbrekingen.

Art. 16.Ingeval van incident op het transmissienet dat een onmiddellijke onderbreking noodzakelijk maakt, brengt de vergunninghouder zijn afnemers zo snel mogelijk op de hoogte van de termijn en van de redelijkerwijze te voorziene duur van de onderbreking, in functie van de informatie die verstrekt wordt door de netbeheerder. Afdeling 3. - Het leveringscontract

Art. 17.Het leveringscontract regelt de rechten en verplichtingen van de vergunninghouder en van een welbepaalde afnemer.

Art. 18.Het contract bepaalt ten minste : 1° het afnamepunt of de afnamepunten;2° de hoeveelheden te leveren elektriciteit;3° de prijzen;4° de leveringsvoorwaarden;5° in voorkomend geval, de onderbrekings- en verminderingsvoorwaarden van de leveringen;6° de voorwaarden betreffende de facturering en betalingen;7° de duur van het contract.

Art. 19.De vergunninghouder kan met zijn afnemers overeenkomen om elektriciteit te leveren op een niet-vaste basis. In dit geval kunnen de leveringen onderbroken worden gedurende de duur van het leveringscontract in overeenstemming met de contractuele bepalingen maar onverminderd artikel 15 en 16 van dit besluit. Afdeling 4. - Informatie

Art. 20.De vergunninghouder deelt aan zijn afnemers elke informatie mede die een technische invloed kan hebben op hun uitbatingvoorwaarden en aan de netbeheerder alle inlichtingen die vereist zijn krachtens het technisch reglement.

Art. 21.De vergunninghouder deelt jaarlijks, vóór 1 maart, aan de commissie en aan de minister een activiteitsverslag mede met betrekking tot het jaar dat het lopende jaar voorafgaat en dat betrekking heeft op : 1° de hoeveelheden elektrische energie die werden aangekocht bij producenten in België;2° de hoeveelheden elektrische energie die werden aangekocht in het buitenland, met vermelding van de landen van oorsprong;3° de hoeveelheden energie die werden geleverd respectievelijk aan de eindafnemers, aan de distributeurs en aan de tussenpersonen;4° een specifiek verslag over de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, die hem werden opgelegd. De minister kan, na advies van de commissie, het model van een formulier vaststellen voor het opstellen van dit verslag.

Art. 22.De vergunninghouder is gehouden jaarlijks aan de minister of zijn afgevaardigde de noodzakelijke administratieve gegevens over te maken om België toe te laten te voldoen aan zijn verplichtingen inzake mededeling van informatie aan de internationale instanties. HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen

Art. 23.Wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete van vijftig tot twintigduizend euro of met één van deze straffen alleen : 1° elke tussenpersoon die leveringen van elektriciteit verricht aan in België gevestigde afnemers die verbonden zijn met het transmissienet of met een directe lijn waarvan de nominale spanning hoger is dan 70.000 volt zonder over de vereiste vergunning te beschikken; 2° elke tussenpersoon die de gedragsregels vastgesteld in dit besluit niet naleeft. HOOFDSTUK V. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 24.Elke tussenpersoon die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit leveringen van elektriciteit verricht aan in België gevestigde afnemers die verbonden zijn met het transmissienet of met een directe lijn, waarvan de nominale spanning hoger is dan 70.000 volt beschikt over een voorlopige vergunning. Hij is gehouden de bepalingen van dit besluit na te leven en beschikt over een termijn van twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit om een aanvraag voor een definitieve vergunning in te dienen.

De voorlopige vergunning houdt op uitwerking te hebben op de dag dat de definitieve vergunning bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt of vanaf de ontvangst van de ministeriële beslissing waarin geweigerd wordt een definitieve vergunning toe te kennen.

Art. 25.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE

^