gepubliceerd op 20 oktober 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de aandachtsgroepen binnen de bedrijfstak gas en elektriciteit
1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de aandachtsgroepen binnen de bedrijfstak gas en elektriciteit (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de aandachtsgroepen binnen de bedrijfstak gas en elektriciteit.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 september 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2004 Aandachtsgroepen binnen de bedrijfstak gas en elektriciteit (Overeenkomst geregistreerd op 5 augustus 2004 onder het nummer 72137/CO/326) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf ressorteren en op hun werknemers, gedefinieerd in artikel 6, tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werknemers. HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Art. 2.Behoudens uitdrukkelijk tegenstrijdig beding in de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt ze gesloten voor onbepaalde duur en heeft zij uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art. 3.Behoudens voor de beschikkingen van bepaalde duur kan deze collectieve arbeidsovereenkomst, mits het naleven van een opzegtermijn van 6 maanden, door één van de ondertekenende partijen, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf. HOOFDSTUK III. - Voorwerp
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van hoofdstuk 2, afdeling 1, van de wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004 en de collectieve arbeidsovereenkomsten van 19 februari 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de sociale programmatie. HOOFDSTUK IV. - Tewerkstellingsinspanningen voor personen behorende tot de risicogroepen - in de bedrijfstak aandachtsgroepen genoemd
Art. 5.Rekening houdend met de bepalingen van de wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004, wordt het percentage van 0,10 pct., toegepast vanaf 1 januari 2004.
Dit percentage wordt berekend op basis van de volledige loonmassa van de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst.
De loonmassa dekt het geheel van de bezoldigingen en voordelen onderworpen aan de sociale zekerheid. HOOFDSTUK V. - Omschrijving van de aandachtsgroepen
Art. 6.Worden beschouwd als "aandachtsgroepen" : 1. De langdurig werklozen, te weten, werkzoekenden die : - gedurende de 12 maanden die aan hun aanwerving voorafgaan, zonder onderbreking, werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor iedere dag van de week; - gedurende de 12 maanden die aan hun aanwerving voorafgaan, zonder onderbreking, werkloosheidsuitkeringen hebben genoten in het raam van een vrijwillige deeltijdse tewerkstelling. 2. De langdurig jonge werklozen, te weten, de jonge werkzoekenden die gedurende de 9 maanden die aan hun aanwerving voorafgaan, zonder onderbreking, werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor iedere dag van de week. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de jonge allochtone werklozen. 3. De beperkt gekwalificeerde werklozen, te weten, de werkzoekenden van meer dan 18 jaar met een scholingsgraad van maximum hoger secundair beroepsonderwijs.4. De oudere werkloze, te weten, de werkzoekenden van 45 jaar of ouder.5. De gehandicapte werklozen, te weten, de werkzoekenden die, op het ogenblik van de indienstneming, ingeschreven zijn bij één van de "Fondsen voor sociale integratie van mindervalide personen".6. De bestaansminimumtrekkers, te weten, de werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming het bestaansminimum ontvangen.7. De personen die de arbeidsmarkt opnieuw willen betreden, te weten, de personen die voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden : - geen werkloosheids- noch tijdskredietuitkeringen genoten hebben gedurende de 2 laatste jaar die hun aanwerving voorafgaan; - geen beroepsactiviteit hebben uitgeoefend gedurende de periode van 2 laatste jaar die hun aanwerving voorafgaat. 8. Beroepen waaraan op de arbeidsmarkt noden zijn, te weten, zowel manuele beroepen als administratieve beroepen die door de subregionale tewerkstellingscomités als "knelpuntberoepen" worden omschreven. HOOFDSTUK VI. - Contract en bezoldiging
Art. 7.De opleiding wordt verzekerd in het raam van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een proefbeding van één maand.
De duur van de arbeidsovereenkomst beloopt twaalf maanden.
De wedde van de personen behorende tot de aandachtsgroepen wordt vastgesteld, met naleving van het kwalificatiesysteem van de bedrijfstak, volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de arbeids- en loonsvoorwaarden. HOOFDSTUK VII. - Tewerkstellingsinitiatieven
Art. 8.De werkgevers verzekeren een praktijkgerichte opleiding "op het terrein" en in hun ondernemingen gekoppeld aan een theoretische vorming aan personen behorende tot de aandachtsgroepen.
Een getuigschrift wordt afgeleverd aan de bedoelde werknemers bij het einde van hun opleidingsperiode.
Een basisprogramma opgesteld samen met de gesprekspartners wordt aan de ondernemingen aanbevolen. HOOFDSTUK VIII. - Controle op de opvolging van de contracten van de aandachtsgroepen
Art. 9.Het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf - Tewerkstellingscel - is belast met de controle op de opvolging van de contracten gesloten met de personen behorende tot de aandachtsgroepen wat betreft de globale verplichting.
Een opvolging van het respect van de criteria en vormingsacties wordt verricht op het niveau van de technische bedrijfseenheden, binnen de ondernemingsraad en/of vakbondsafvaardiging volgens hun respectievelijke wettelijke bevoegdheid. HOOFDSTUK IX. - Besteding van de budgetten
Art. 10.De budgetten bedoeld in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden besteed aan de betalingen van de wedden en kosten van de personen behorende tot de aandachtsgroepen en aan de vormingskost.
Indien op 31 december van het jaar het budget uitzonderlijk niet volledig zou zijn opgebruikt voor de tewerkstelling van aandachtsgroepen, wordt het saldo gestort in het passend sectoraal fonds dat daartoe wordt opgericht.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004.
De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de aandachtsgroepen in de bedrijfstak gas en elektriciteit Vormingsprogramma's Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004.
De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE