gepubliceerd op 29 september 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de vorming en opleiding
1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de vorming en opleiding (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de vorming en opleiding.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 september 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 9 september 2003 onder het nummer 67383/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen Afdeling 1. - Bijdragen voor risicogroepen
Art. 2.In uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 13 februari 1997) met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996), wordt de inning van 0,15 pct., voorzien in het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 mei 2001 (artikel 12) en afgesloten voor onbepaalde duur, bevestigd.
Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 2003 en 2004 bestemd voor het "Tewerkstellingsfonds". Afdeling 2. - Definitie van risicogroepen
Art. 3.§ 1. Rekening houdende met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, migranten, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, deeltijdse leerplichtigen, laaggeschoolde arbeiders, arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en werklieden van 45 jaar en ouder.
Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken (conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel en artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake werkzekerheid van 8 juli 2003).
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds dat in overleg met de sectorale tewerkstellingscel binnen EDUCAM begeleidingsmaatregelen zal voorstellen. § 2. In het kader van het nationaal akkoord 2001-2002 van 7 mei 2001 werd binnen de bestaande EDUCAM werking een sectorale tewerkstellingscel ingevoerd.
Deze cel dient zich te richten op het afstemmen van vraag en aanbod in de sector (onder meer via een vacaturebank).
Daarenboven dient de wedertewerkstellingsbegeleiding van met ontslag geconfronteerde en van ontslagen arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.
Conform het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003 zal de werking van deze sectorale tewerkstellingscel worden geëvalueerd door een paritaire werkgroep.
In dit kader dient EDUCAM na te gaan in welke mate binnen de coördinerende taak van de sectorale tewerkstellingscel reeds bestaande instrumenten zoals arbeidsbemiddeling, loopbaanadvies, outplacement en erkenning van verworven competenties kunnen worden geïntegreerd. Het uiteindelijk doel is de arbeiders zo efficiënt mogelijk te begeleiden gebruik makend van de reeds bestaande instrumenten. Afdeling 3. - Alternerend opleidingssysteem
Art. 4.In het kader van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen engageren de ondertekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritair beheerd alternerend opleidingssysteem.
Daartoe zullen de in dit kader reeds opgestarte pilootprojecten geëvalueerd worden (samenwerkingsovereenkomsten met deeltijds onderwijs en middenstandsleerlingwezen). In functie van de evaluatie zal een landelijke verspreiding van deze aanpak gebeuren. HOOFDSTUK III. - Recht op permanente vorming Afdeling 1. - Bijdragen voor permanente vorming
Art. 5.Daarenboven zullen de inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers verder ondersteund worden door de inning van 0,25 pct. van de brutolonen, voorzien in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding van 7 mei 2001, afgesloten voor onbepaalde duur. Deze bijdrage zal met 0,2 pct. worden verhoogd vanaf 1 januari 2004 en dit voor onbepaalde duur. Op 1 januari 2005 zal deze bijdrage bijkomend met 0,1 pct. worden verhoogd, eveneens voor onbepaalde duur. Afdeling 2. - Opdrachten aan EDUCAM
Art. 6.De basisopdracht van EDUCAM omvat het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - het onderzoeken van kwalificatie- en opleidingsnoden; - het ontwikkelen van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - de kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - het voeren van een promotiebeleid rond de EDUCAM-producten en dienstverlening, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, alsook ten aanzien van de opleidingsactoren. Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van EDUCAM als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen; - de samenwerking tussen EDUCAM en de bediendensector (via Cevora), zal verder worden uitgebouwd, teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen; - het ijveren voor een toename van de bedrijfsopleidingsplannen (zie ook artikel 8 van deze overeenkomst); - het bijstaan van bedrijfsleiders en vakbondsafgevaardigden bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de ondernemingen; - het vergroten van de afbouwmogelijkheden van het vormingskrediet door de toegang tot de erkende opleidingen te vereenvoudigen; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven. Afdeling 3. - Vormingskrediet
Art. 7.Vanaf 1 januari 2004 wordt per onderneming een collectief recht op vorming en opleiding opgebouwd à rato van vier uur per kwartaal per arbeider, het vormingskrediet.
Dit vormingskrediet is voor de onderneming het bij collectieve arbeidsovereenkomst gestelde objectief om de permanente vorming van de arbeiders te verzekeren. Onder "permanente vorming" wordt verstaan : de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.
Het aantal arbeiders per onderneming wordt berekend op basis van de meest recent beschikbare RSZ-gegevens per 30 juni.
Bijvoorbeeld : voor een bedrijf waarvoor deze RSZ-gegevens 10 arbeiders opgeven, bedraagt het vormingskrediet voor een volledig jaar 4 uur x 4 (kwartalen) x 10 (arbeiders) = 160 uur.
Ieder jaar in de loop van het vierde kwartaal, meldt EDUCAM aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair subcomité hun vormingskrediet. Dit vormingskrediet bepaalt dan voor de onderneming het objectief voor het komende jaar van het aantal te realiseren opleidingsuren voor de arbeiders. Dit vormingskrediet is niet overdraagbaar van het ene jaar naar het andere.
Het vormingskrediet wordt verminderd à rato van het aantal door de arbeider of arbeiders gevolgde opleidingsuren. Hiervoor komen uitsluitend door EDUCAM erkende opleidingen in aanmerking. EDUCAM beheert het vormingskrediet.
De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplan waarvan sprake in artikel 8 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën arbeiders van de onderneming.
De opleidingssteun voor erkende opleidingen wordt gekoppeld aan het naleven van de collectieve arbeidsovereenkomst verplichtingen inzake vorming en opleiding. Afdeling 4. - Bedrijfsopleidingsplannen
Art. 8.Elke onderneming vanaf 15 werknemers (arbeiders en bedienden samen), stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel, voorgelegd.
Ondernemingen van minder dan 15 werknemers kunnen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst "representatieve functie" van 4 juli 2001 hun bedrijfsopleidingsplan opmaken.
Het jaarlijkse bedrijfsopleidingsplan wordt telkens vóór 15 februari van het betreffende jaar aan EDUCAM overgemaakt.
Dit plan houdt rekening met de bestaande opleidingsnoden van de werknemers en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale erkenning en een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan in overleg met EDUCAM. De uitvoering van dit plan wordt eveneens paritair opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair subcomité.
EDUCAM heeft als taak een instrument te ontwikkelen dat bedrijven moet helpen een opleidingsplan op te stellen en zodoende de kwaliteit van die plannen te verhogen.
Naast het erkennen van opleidingen dient EDUCAM ook een systeem en een procedure van certificering van werknemers uit te werken. Indien het opleidingsplan in door EDUCAM erkende opleidingen voorziet en indien ze gevolgd worden door een competentietest in het kader van certificering, dan dient daarover voorafgaand en/of in het kader van het opleidingsplan een akkoord te bestaan tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging (indien aanwezig). In geval van negatieve testresultaten wordt een principe-recht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalig recht op een remediëring aan te bieden. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig met ingang van 1 januari 2003 tot en met 30 juni 2005 met uitzondering van artikelen 2 en 5 die geldig zijn voor onbepaalde duur en die kunnen opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk en aan de ondertekenende organisaties, en met uitzondering van artikelen 7 en 8 die geldig zijn vanaf 1 januari 2004 en waarvoor de bestaande regeling wordt verlengd tot 31 december 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004.
De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE