gepubliceerd op 04 november 2004
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 3, § 1, tweede en derde lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezingen van 18 mei 2003 met het oog op de vernieuwing van de federale Wetgevende Kamers
1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 3, § 1, tweede en derde lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezingen van 18 mei 2003 met het oog op de vernieuwing van de federale Wetgevende Kamers
ADVIES 37.202/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 13 mei 2004 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende uitvoering van artikel 3, § 1, tweede en derde lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezingen van 18 mei 2003 met het oog op de vernieuwing van de federale Wetgevende Kamers", heeft op 2 juni 2004 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Op die drie punten behoeft over het ontwerp geen enkele opmerking te worden gemaakt.
De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;
De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer X. Delgrange, auditeur.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins.
1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 3, § 1, tweede en derde lid, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming voor de verkiezingen van 18 mei 2003 met het oog op de vernieuwing van de federale Wetgevende Kamers.
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming, inzonderheid op artikel 3, § 1, tweede en derde lid, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 juli 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 februari 2004;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 2 juni 2004;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de gemeenten die voor de verkiezingen van 18 mei 2003 met het oog op de vernieuwing van de federale Wetgevende Kamers gebruik hebben gemaakt van een geautomatiseerd stemsysteem, dat door de Staat of gezamenlijk door de Staat en de Duitstalige Gemeenschap werd aangeschaft.
Art. 2.De som die moet worden betaald door de gemeenten die een geautomatiseerd stemsysteem gebruiken, bedraagt een euro per ingeschreven kiezer voor de voornoemde verkiezingen.
Art. 3.De helft van het in het voorgaande artikel vermelde bedrag zal op initiatief van Onze Minister van Binnenlandse Zaken aan de Duitstalige Gemeenschap worden gestort, voor de sommen die worden betaald door de gemeenten die onder deze Gemeenschap ressorteren.
Art. 4.Het bedrag dat geïnd moet worden voor de voornoemde verkiezingen wordt geïnd in de loop van het begrotingsjaar 2004.
Art. 5.Vóór de voorafneming van ambtswege, die ten laste van iedere gemeente plaatsvindt op de op haar geopende rekening bij een kredietinstelling die, naar gelang van het geval voldoet aan de vereisten van de artikelen 7, 65 en 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, zal haar door Onze Minister van Binnenlandse Zaken een verantwoordingsstaat van de verschuldigde sommen worden gestuurd.
Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 september 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL