gepubliceerd op 11 december 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, betreffende de invoering voor 1999-2000 van een tijdelijk brugpensioenstelsel op 58 jaar
1 OKTOBER 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, betreffende de invoering voor 1999-2000 van een tijdelijk brugpensioenstelsel op 58 jaar (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de ijzernijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de ijzernijverheid, betreffende de invoering voor 1999-2000 van een tijdelijk brugpensioenstelsel op 58 jaar.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 oktober 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de ijzernijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1999 Invoering voor 1999-2000 van een tijdelijk brugpensioenstelsel op 58 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51318/CO/104) Deze collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten in uitvoering van het sectoraal akkoord van 22 april 1999, geregistreerd op 6 mei 1999 onder het nummer 50670/CO/104. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de ijzernijverheid vallen en voor hun werknemers onder arbeiderscontract.
Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.
HOOFDSTUK II. - Modaliteiten 2.1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt een sectoraal brugpensioenkader waarvan de toepassingsmodaliteiten onderhandeld moeten worden op ondernemingsvlak in de mate dat de ondernemingen in staat zijn dit kader toe te passen na een voorafgaand onderzoek van hun economische mogelijkheden. 2.2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst voert, volgens de hierna vermelde modaliteiten, een recht op brugpensioen in ten gunste van ontslagen werknemers van minstens 58 jaar oud die einde contract zijn en die een beroepsverleden van 25 jaar kunnen bewijzen. 2.3. In dit kader heeft de bruggepensioneerde werknemer recht op een aanvullende brugpensioenvergoeding ten laste van de werkgever, berekend overeenkomstig de bepalingen van de interprofessionele overeenkomst nummer 17 afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad. 2.4. In de lijn van de toepassing in de staalindustrie van de bestaande brugpensioenstelsels gebaseerd op de algemene bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), alsook om een correcte werking van de ondernemingen op technisch en organisatorisch vlak te waarborgen, verbinden de vakbondsafvaardigingen van de ondernemingen, betrokken door de toepassing van dit stelsel, zich ertoe mee te werken aan de interne mutaties die het vertrek met brugpensioen mogelijk moeten maken voor de door deze collectieve arbeidsovereenkomst begunstigde werknemers evenals aan de aanvragen tot vrijstelling van de vervangingsverplichting van bruggepensioneerden, die verantwoord worden door wettelijke criteria. HOOFDSTUK III. - Toepassingsduur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten voor een bepaalde duur. Ze wordt van kracht op 1 januari 1999 en eindigt op 31 december 200 0.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 oktober 2003.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE