Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 december 2003
gepubliceerd op 21 januari 2004

Koninklijk besluit houdende de voorwaarden waaraan de gemeenten moeten voldoen om een financiële tussenkomst te kunnen genieten in het kader van een overeenkomst betreffende de preventie van de criminaliteit gedurende de Europese Toppen en andere initiatieven die gepaard gaan met de internationale functie van de stad Brussel en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000899
pub.
21/01/2004
prom.
01/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/01/2003000899/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit houdende de voorwaarden waaraan de gemeenten moeten voldoen om een financiële tussenkomst te kunnen genieten in het kader van een overeenkomst betreffende de preventie van de criminaliteit gedurende de Europese Toppen en andere initiatieven die gepaard gaan met de internationale functie van de stad Brussel en de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot 58;

Gelet op de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de programma-wet van 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en de begrotingscontrole;

Gelet op het advies van de Samenwerkingscommissie bedoeld in artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen van 28 mei 2003;

Gelet op de beslissing van de federale leden van de voornoemde Samenwerkingscommissie van 22 september;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 28 oktober 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 28 november 2003;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Binnen de perken van de beschikbare kredieten wordt een financiële tussenkomst toegekend aan de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest teneinde het preventiebeleid dat zij voeren verder uit te werken en meer in het bijzonder in het licht van de grote manifestaties tijdens de Europese Toppen en tijdens grote evenementen met een internationaal karakter.

De verdeling van dit bedrag tussen de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gebeurt volgens de volgende sleutel : 50 % aan de gemeenten met een Veiligheids- en Preventiecontract met federaal luik naar rato van de bedragen toegekend in dit kader en 50 % in gelijke delen verdeeld tussen de 19 gemeenten.

Art. 2.De aanwending van het toegekende bedrag zal onderworpen worden aan de uitwerking van een overeenkomst gesloten tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de betrokken gemeenten.

De overeenkomst bepaalt de initiatieven die, in de zin van artikel 1, door de gemeente werden ontwikkeld op het vlak van preventie.

Art. 3.De overeenkomst gesloten tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de betrokken gemeenten voorziet acties die : 1° het welzijn en de veiligheid in de wijken handhaven;2° bijdragen tot de integratie en tot het samenleven van de burgers;3° bijdragen tot het beperken van de criminaliteit waarvan de Europese ambtenaren het slachtoffer zijn;4° de gevolgen van het slachtofferschap beperken;5° bijdragen tot het behoud van de openbare rust en meer bepaald de goede verstandhouding tussen Belgische en buitenlandse gemeenschappen;6° bijdragen tot het doen verminderen van het onveiligheidsgevoel.

Art. 4.De acties ontwikkeld in de zin van artikel 3 moeten zich voornamelijk richten op de volgende doelgroepen, wijken en geografische zones : a) de kwetsbare jongeren van de betrokken gemeenten;b) de inwoners van de wijken die grenzen aan de veiligheidsperimeter die werd ingesteld tijdens manifestaties die gepaard gaan met de Europese Toppen;c) de ambtenaren van de Europese instellingen en hun familie;d) de wijken die plaats bieden aan de instellingen van de Europese Unie, de Europese scholen en de woonwijken van hun ambtenaren; e) de grote verkeersaders (stations, metro,...); f) de wijken voor toerisme en vrije tijd;g) de horecasector.

Art. 5.De ontwikkelde projecten kunnen de vorm aannemen van punctuele acties of daarentegen een permanent karakter hebben.

Art. 6.De gemeenten die houder zijn van een overeenkomst in de zin van artikel 2 hebben de mogelijkheid om samen te werken met verschillende bestaande verenigingen die ervaring hebben met de uitwerking en de aanwending van de projecten.

Deze gemeenten kunnen eveneens de detachering voorzien van personeel dat, in het kader van deze overeenkomst, werd aangeworven voor het Bureau voor Informatie, Preventie en Assistentie (BIPA).

Art. 7.In het geval van bovenlokale samenwerking, zal het preventiewerk, dat werd opgericht met één of meerdere gemeenten van éénzelfde zone, of van meerdere zones, het voorwerp moeten uitmaken van een bijbehorende overeenkomst.

Deze overeenkomst zal de tenlasteneming van de financiële tussenkomst van de betrokken gemeenten, nauwkeurig moeten bepalen.

Art. 8.Elke betrokken gemeente zal, als voorschot, een eerste schijf ontvangen gelijk aan 50 % van het bedrag dat haar toegekend wordt in het kader van dit besluit.

Art. 9.De betrokken gemeenten dienen, ten laatste tegen 31 maart van het lopende begrotingsjaar waarvan sprake in de overeenkomst, een dossier in bij de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid van FOD Binnenlandse Zaken met daarin een samenvatting van de voor eensluidend verklaarde financiële stukken.

De gemeenten houden de originele stukken ter beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken om een inspectie mogelijk te maken van de diensten van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid.

Het saldo zal worden gestort na verificatie van de correcte aanwending van de financiële hulp.

Art. 10.De aanwerving van personeel geeft aanleiding tot de toekenning van de volgende forfaitaire tussenkomst, al naargelang de betrokken personeelscategorie : Niveau 1 : EUR 39.662,96;

Niveau 2+ : EUR 32.226,16;

Niveau 2 : EUR 27.268,29;

Niveau 3 : EUR 24.789,35;

Niveau 4 : EUR 19.831,48.

Art. 11.Kunnen in aanmerking genomen worden bij de verantwoording van het toegekende bedrag : 1° de aanwerving van het preventiepersoneel volgens de barema's zoals bepaald in artikel 10;2° de bijkomende uren gepresteerd door het socio-preventief personeel met betrekking tot de Europese Toppen en andere evenementen in de zin van artikel 1 en meer in het bijzonder de bijkomende uren gepresteerd in het kader van de voorbereiding, het beheer, de debriefings en de follow-up van de Europese Toppen en van verwante evenementen;3° de functionerings- en investeringskosten noodzakelijk voor het verloop van de projecten.

Art. 12.De niet-uitvoering of de niet-overeenstemming met de criteria voor de toekenning van de financiële tussenkomst, zonder voorafgaande goedkeuring door de Minister van Binnenlandse Zaken, brengt de gedeeltelijke of volledige terugbetaling van de financiële tussenkomst met zich mee.

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking vanaf zijn publicatie in het Belgische Staatsblad.

Art. 14.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^