← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 112/2003 van 17 september 2003 Rolnummers 2401, 2402 en 2417 In
zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 1 en 97 tot 102 van de organieke wet van 8 juli 1976
betreffende de openbare centra voor maatschappel Het
Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 112/2003 van 17 september 2003 Rolnummers 2401, 2402 en 2417 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 1 en 97 tot 102 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappel Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...) | Extrait de l'arrêt n° 112/2003 du 17 septembre 2003 Numéros du rôle : 2401, 2402 et 2417 En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 1 er et 97 à 102 de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d' La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges L. François, P(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | COUR D'ARBITRAGE |
Uittreksel uit arrest nr. 112/2003 van 17 september 2003 | Extrait de l'arrêt n° 112/2003 du 17 septembre 2003 |
Rolnummers 2401, 2402 en 2417 | Numéros du rôle : 2401, 2402 et 2417 |
In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 1 en 97 tot 102 van | En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 1er et |
de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor | 97 à 102 de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics |
maatschappelijk welzijn, gesteld door het Arbeidshof te Brussel. | d'aide sociale, posées par la Cour du travail de Bruxelles. |
Het Arbitragehof, | La Cour d'arbitrage, |
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters | composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges L. |
L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. | François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. |
Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, | Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman et E. Derycke, assistée |
bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, | du greffier L. Potoms, présidée par le président M. Melchior, |
wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Objet des questions préjudicielles et procédure |
a. Bij twee arresten van 21 maart 2002 in zake F. Bas tegen het | a. Par deux arrêts du 21 mars 2002 en cause de F. Bas contre le centre |
openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Brussel en A. Bas en | |
B. Yildiz tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van | public d'aide sociale de Bruxelles et de A. Bas et B. Yildiz contre le |
Brussel, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn | centre public d'aide sociale de Bruxelles, dont les expéditions sont |
ingekomen op 29 maart 2002, heeft het Arbeidshof te Brussel de | parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage le 29 mars 2002, la Cour du |
volgende prejudiciële vraag gesteld : | travail de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : |
« Is het, in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, | « Est-il discriminatoire, au sens des articles 10 et 11 de la |
discriminerend artikel 1 van de O.C.M.W.-wet in die zin te | |
interpreteren dat de maatschappelijke dienstverlening, indien zij kan | Constitution, d'interpréter l'article 1er de la loi organique des |
worden toegekend, niet kan worden verleend met terugwerkende kracht | C.P.A.S. en ce sens que l'aide sociale, si elle pouvait être accordée, |
tot de datum van de aanvraag, terwijl zulks wel het geval is voor het | ne le serait pas avec effet rétroactif à la date de la demande, alors |
bestaansminimum ? » | que c'est le cas en matière de minimum de moyens d'existence ? » |
b. Bij arrest van 17 april 2002 in zake S.J. Tchuente tegen het | b. Par arrêt du 17 avril 2002 en cause de S. J. Tchuente contre le |
openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Brussel en de | centre public d'aide sociale de Bruxelles et l'Etat belge et en cause |
Belgische Staat en in zake het openbaar centrum voor maatschappelijk | |
welzijn van Brussel tegen S.J. Tchuente, waarvan de expeditie ter | du centre public d'aide sociale de Bruxelles contre S. J. Tchuente, |
griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 april 2002, heeft het | dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 23 |
Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : | avril 2002, la Cour du travail de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : |
« Is het, in de zin van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, | « Est-il discriminatoire, au sens des articles 10 et 11 de la |
discriminerend de artikelen 97 tot 102 van de wet van 8 juli 1976 in | Constitution, d'interpréter les articles 97 à 102 de la loi du 8 |
die zin te interpreteren dat, buiten de gevallen waarin de artikelen | juillet 1976 en ce sens qu'hormis les cas prévus par les articles 98, |
98, § 1, derde lid, en 99, § 1, van dezelfde wet voorzien, de openbare | § 1er, alinéa 3, et 99, § 1er, de la même loi, les centres publics |
centra voor maatschappelijk welzijn de kosten van de maatschappelijke | d'aide sociale ne peuvent pas récupérer auprès de leurs bénéficiaires |
dienstverlening bij hun begunstigden niet kunnen terugvorderen, zelfs | les frais de l'aide sociale quand bien même ces prestations auraient |
wanneer die prestaties onterecht zouden zijn toegekend, terwijl op het | été octroyées indûment, alors qu'en matière de minimum de moyens |
vlak van het bestaansminimum niet in een dergelijke beperking van de | d'existence une telle limitation de la récupération de l'indu n'est |
terugvordering van onterecht toegekende bedragen is voorzien ? » | pas prévue ? » |
Bij beschikkingen van 18 april en 8 mei 2002 heeft het Hof de zaken | Par ordonnances des 18 avril et 8 mai 2002, la Cour a joint les |
samengevoegd. | affaires. |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. En droit |
(...) | (...) |
B.1.1. In de prejudiciële vragen, die betrekking hebben op sommige | B.1.1. Les questions préjudicielles portent sur certaines dispositions |
bepalingen van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de | de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide |
openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt het Hof verzocht | sociale, et invitent la Cour à comparer la situation des personnes qui |
de situatie te vergelijken van de personen die begunstigde zijn of | sont ou qui ont été bénéficiaires de l'aide sociale avec celle des |
zijn geweest van maatschappelijke dienstverlening, met die van de | personnes qui sont ou qui ont été bénéficiaires du minimum de moyens |
personen die begunstigde zijn of zijn geweest van het bestaansminimum. | d'existence. Les questions portent sur le droit éventuel à des |
De vragen betreffen het eventuele recht op achterstallen inzake | arriérés d'aide sociale, ainsi que sur la possibilité de récupération |
maatschappelijke dienstverlening, en de mogelijkheid tot | de sommes payées indûment au titre d'aide sociale. |
terugvordering van bedragen die ten onrechte als maatschappelijke | |
dienstverlening zijn uitbetaald. | |
B.1.2. De wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een | B.1.2. La loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de |
bestaansminimum is opgeheven bij artikel 54 van de wet van 26 mei | moyens d'existence a été abrogée par l'article 54 de la loi du 26 mai |
2002, waarbij het recht op een bestaansminimum vervangen is door het | 2002, qui a remplacé le droit à un minimum de moyens d'existence par |
recht op maatschappelijke integratie. Op vraag van het Hof hebben de | le droit à l'intégration sociale. A la demande de la Cour, les parties |
partijen hun standpunt medegedeeld over de weerslag van die wijziging | ont fait connaître leur position quant à l'incidence de cette |
op de prejudiciële vragen. | modification sur les questions préjudicielles. |
B.1.3. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van de | B.1.3. La Cour est interrogée sur la compatibilité des articles 1er, |
artikelen 1, 97 tot 102 van de organieke wet van 8 juli 1976 | 97 et 102 de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics |
betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn met de | |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, om reden dat te dezen de | d'aide sociale avec les articles 10 et 11 de la Constitution, au motif |
maatschappelijke dienstverlening niet kan worden verleend vanaf de | qu'en l'espèce l'aide sociale ne peut être accordée à partir de la |
datum van de aanvraag, terwijl zulks wel het geval is voor het | date de la demande, alors que c'est le cas du minimum de moyens |
bestaansminimum. Aangezien de vraag naar de terugwerkende kracht van | d'existence. La question de l'effet rétroactif de l'aide sociale |
de maatschappelijke dienstverlening betrekking heeft op de periode | portant sur la période antérieure à l'entrée en vigueur de la loi du |
voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002, dient het al dan niet discriminerende karakter van de in het geding zijnde bepaling te worden onderzocht in vergelijking met de toen van kracht zijnde wet op het bestaansminimum. Het antwoord op de gestelde vraag is, in tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, nog steeds dienstig voor het oplossen van het geschil voor de verwijzende rechter. Wat de eerste vraag betreft B.2.1. De eerste prejudiciële vraag die aan het Hof is gesteld, heeft betrekking op het verschil in behandeling dat volgens het verwijzende rechtscollege voortvloeit uit artikel 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, tussen de begunstigden van maatschappelijke dienstverlening en de begunstigden van het bestaansminimum, wat de toekenning van achterstallen betreft. | 26 mai 2002, le caractère éventuellement discriminatoire de la disposition en cause doit être examiné en la comparant à la loi sur le minimum de moyens d'existence en vigueur à l'époque. Contrairement à ce que soutient le Conseil des ministres, la réponse à la question posée est toujours utile pour résoudre le litige devant le juge a quo . Quant à la première question B.2.1. La première question préjudicielle interroge la Cour sur la différence de traitement qui découle, d'après la juridiction a quo , de l'article 1er de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide sociale, entre les bénéficiaires de l'aide sociale et les bénéficiaires du minimum de moyens d'existence, quant à l'octroi d'arriérés. |
B.2.2. Artikel 1 van de voormelde wet van 8 juli 1976 bepaalt : | B.2.2. L'article 1er de la loi du 8 juillet 1976 précitée dispose : |
« Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze | « Toute personne a droit à l'aide sociale. Celle-ci a pour but de |
heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te | |
leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. | permettre à chacun de mener une vie conforme à la dignité humaine. |
Er worden openbare centra voor maatschappelijk welzijn opgericht die, | Il est créé des centres publics d'aide sociale qui, dans les |
onder de door deze wet bepaalde voorwaarden, tot opdracht hebben deze | conditions déterminées par la présente loi, ont pour mission d'assurer |
dienstverlening te verzekeren. » | cette aide. » |
Het verwijzende rechtscollege interpreteert die bepaling in die zin | |
dat zij impliceert dat maatschappelijke dienstverlening, wanneer de | La juridiction a quo interprète cette disposition comme impliquant que |
betrokkene daartoe gerechtigd is, niet kan worden verleend « met | l'aide sociale, quand l'intéressé y a droit, ne peut être accordée « |
terugwerkende kracht tot de datum van de aanvraag ». | avec effet rétroactif à la date de la demande ». |
B.2.3. Artikel 9, § 2, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling | B.2.3. L'article 9, § 2, de la loi du 7 août 1974 instituant le droit |
van het recht op een bestaansminimum bepaalde daarentegen dat « de | à un minimum de moyens d'existence prévoyait en revanche que « les |
beslissingen houdende toekenning of verhoging van een bestaansminimum | |
die genomen worden ingevolge een door de betrokkene ingediende | décisions accordant ou majorant un minimum de moyens d'existence, |
aanvraag, [...] uitwerking [hebben] op de datum van ontvangst van die | intervenues à la suite d'une demande introduite par l'intéressé, ont |
aanvraag ». | effet à la date de la réception de cette demande ». |
B.2.4. In de interpretatie die het verwijzende rechtscollege geeft aan | B.2.4. Dans l'interprétation procurée par la juridiction a quo à |
artikel 1 van de wet van 8 juli 1976, is er aldus een verschil in | l'article 1er de la loi du 8 juillet 1976, une différence de |
behandeling tussen de twee categorieën van gerechtigden. | traitement est dès lors établie entre les deux catégories de |
bénéficiaires. | |
B.3.1. Hoewel de toekenning van het bestaansminimum en die van de | B.3.1. Bien que l'attribution du minimum de moyens d'existence et |
maatschappelijke dienstverlening zijn toevertrouwd aan de openbare | celle de l'aide sociale soient confiées aux centres publics d'aide |
centra voor maatschappelijk welzijn, bestaan er tussen beide stelsels | sociale, il existe entre les deux régimes des différences objectives |
objectieve verschillen die betrekking hebben op het doel en de | portant autant sur la finalité et les conditions d'octroi que sur la |
toekenningsvoorwaarden en op de aard en de omvang van de verleende | nature et l'ampleur de l'aide octroyée. |
steun. B.3.2. Overeenkomstig de wet van 7 augustus 1974, wordt het | B.3.2. Conformément à la loi du 7 août 1974, le minimum de moyens |
bestaansminimum toegekend aan diegene die geen toereikende | d'existence est accordé à celui qui ne dispose pas de ressources |
bestaansmiddelen heeft en die niet in staat is deze hetzij door eigen | suffisantes et qui n'est pas en mesure de se les procurer soit par ses |
inspanningen, hetzij op een andere manier te verwerven (artikel 1, § | efforts personnels, soit par d'autres moyens (article 1er, § 1er). Son |
1). De bedoeling ervan is een behoorlijk minimum van inkomsten te | but est de garantir un minimum décent de revenus à toute personne qui |
garanderen aan elke persoon die niet in staat is in zijn onderhoud te | n'est pas à même de pourvoir à son entretien, ni par son travail ni |
voorzien, noch door zijn arbeid, noch door andere toelagen, noch door | par d'autres allocations ni par ses propres revenus de quelque nature, |
zijn eigen inkomsten van welke aard ook, of voor wie die inkomsten | ou pour laquelle ces revenus sont insuffisants. |
ontoereikend zijn. De wet van 8 juli 1976 bepaalt dat elke persoon recht heeft op maatschappelijke dienstverlening (artikel 1). De wetgever kent hieraan een verderstrekkende doelstelling toe door te bepalen dat zij tot doel heeft « eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid »; voor het overige preciseert de wetgever niet onder welke voorwaarden die maatschappelijke dienstverlening wordt toegekend. B.3.3. In het verlengde van die doelstellingen, verschillen de aard en de omvang van de verleende steun eveneens naargelang die steun als bestaansminimum of als maatschappelijke dienstverlening is toegekend. | La loi du 8 juillet 1976 prévoit que toute personne a droit à l'aide sociale (article 1er). Le législateur confère à celle-ci une finalité plus large, prévoyant qu'elle a pour but de « permettre à chacun de mener une vie conforme à la dignité humaine »; pour le surplus, le législateur ne précise pas à quelles conditions cette aide sociale est accordée. B.3.3. Dans le prolongement de ces finalités, la nature et l'ampleur de l'aide octroyée varient également selon que celle-ci consiste en l'octroi du minimum de moyens d'existence ou d'une aide sociale. |
Het bestaansminimum is een financiële hulp in de vorm van een bedrag | Le minimum de moyens d'existence est une aide financière, d'un montant |
dat is vastgesteld in de wet en dat verschillend is naar gelang van de | fixé par la loi et variant en fonction de la situation familiale de |
gezinssituatie van de betrokkene. Bij de toekenning ervan wordt | l'intéressé. Lorsqu'il est octroyé, il est tenu compte des autres |
rekening gehouden met de andere inkomsten van de rechthebbende en | ressources de l'ayant droit et il peut être tenu compte de celles des |
kunnen die van de personen met wie hij samenwoont en van diens | personnes avec qui il cohabite et de son conjoint. |
echtgenoot in aanmerking worden genomen. | |
De maatschappelijke dienstverlening, toegekend overeenkomstig artikel | |
57 van de wet van 8 juli 1976, kan om het even welke hulp in contanten | L'aide sociale accordée conformément à l'article 57 de la loi du 8 |
of in natura zijn, die zowel van lenigende als van curatieve of | juillet 1976 peut être n'importe quelle aide, en espèces ou en nature, |
preventieve aard kan zijn (artikel 57, § 1, tweede lid); de | aussi bien palliative que curative ou préventive (article 57, § 1er, |
dienstverlening kan van materiële, sociale, geneeskundige, | alinéa 2); l'aide peut être matérielle, sociale, médicale, |
sociaal-geneeskundige of psychologische aard zijn (artikel 57, § 1, | médico-sociale ou psychologique (article 57, § 1er, alinéa 3); il est |
derde lid); verder wordt bepaald dat de materiële hulp in de meest | prévu que l'aide matérielle est accordée sous la forme la plus |
passende vorm wordt verstrekt (artikel 60, § 3). B.4. Door het verschil in finaliteit en aard tussen beide vormen van steun is het verantwoord dat de wetgever niet heeft bepaald dat maatschappelijke dienstverlening moet worden toegekend vanaf de datum van de aanvraag, aangezien hij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ermee heeft belast om de omvang van de behoefte te beoordelen en de meest passende maatregel te kiezen om op dat ogenblik daarin te voorzien. B.5. Uit wat voorafgaat volgt dat het tot de bevoegdheid van het betrokken centrum behoort en, in geval van conflict, tot die van de rechter, om uitspraak te doen over het bestaan van een behoefte aan | appropriée (article 60, § 3). B.4. La différence de finalité et de nature entre les deux formes d'aide justifie que le législateur n'ait pas prévu que l'aide sociale soit accordée en remontant à la date de la demande, dès lors qu'il chargeait le centre public d'aide sociale d'apprécier l'étendue du besoin et de choisir la mesure la plus appropriée pour y faire face à ce moment. B.5. Il résulte de ce qui précède qu'il appartient au centre concerné et, en cas de conflit, au juge, de statuer sur l'existence d'un besoin |
dienstverlening, over de omvang daarvan en om « de meest passende middelen voor te stellen om daarin te voorzien ». Er bestaan immers geen wettelijke normen die bepalen in welke mate en in welke vorm bijstand moet worden verleend. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan bijgevolg, binnen de perken van zijn wettelijke opdracht, bijstand verlenen om de op het ogenblik van de beslissing nog bestaande gevolgen te verhelpen van een mensonwaardig bestaan dat men voorheen heeft geleid, in zoverre die de betrokkene beletten alsdan een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. B.6. Ook al neemt de maatschappelijke dienstverlening de concrete vorm aan van de storting van een bedrag gelijk aan het bestaansminimum, toch blijft zij in aard verschillen van het bestaansminimum. Het is niet discriminerend dat de wetgever, wat het bestaansminimum betreft, uitdrukkelijk heeft bepaald dat de beslissing waarbij het wordt | d'aide, sur l'étendue de celui-ci et de « choisir les moyens les plus appropriés d'y faire face ». Il n'existe en effet pas de normes légales qui déterminent dans quelle mesure et sous quelle forme l'aide doit être accordée. Par conséquent, le centre public d'aide sociale peut, dans les limites de sa mission légale, octroyer une aide visant à remédier aux effets encore actuels d'une existence non conforme à la dignité humaine menée précédemment, dans la mesure où ils empêchent l'intéressé de mener désormais une vie conforme à la dignité humaine. B.6. Même lorsqu'elle se concrétise par le versement d'une somme égale au minimum de moyens d'existence, l'aide sociale reste d'une nature différente de celui-ci. Il n'est pas discriminatoire que, pour ce qui concerne le minimum de moyens d'existence, le législateur ait |
toegekend, uitwerking heeft op de datum van de aanvraag terwijl hij, | expressément prévu que la décision qui l'accorde sortit ses effets à |
wat de maatschappelijke dienstverlening betreft, niet eenzelfde | la date de la demande tandis que, pour ce qui concerne l'aide sociale, |
bepaling heeft aangenomen. Immers, het bestaansminimum kan niet, | il n'ait pas adopté une disposition identique. En effet, le caractère |
wegens de forfaitaire aard ervan, door het centrum of de rechter worden aangepast aan de concrete situatie van de begunstigde, terwijl maatschappelijke dienstverlening van nature een instrument is dat moet worden aangepast aan de reële en actuele behoeften van elke begunstigde. B.7. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Wat de tweede vraag betreft B.8. De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op het recht van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de bedragen terug te vorderen die ter uitvoering van een vonnis als maatschappelijke dienstverlening zijn uitbetaald, in het geval dat dit vonnis in hoger beroep zou zijn hervormd. Het verwijzende rechtscollege is van mening dat de maatschappelijke dienstverlening in dat geval ten onrechte is | forfaitaire du minimum de moyens d'existence empêche le centre ou le juge de l'adapter à la situation concrète du bénéficiaire, alors que l'aide sociale en fait, par nature, un instrument qui doit être ajusté aux besoins réels et actuels de chaque bénéficiaire. B.7. La première question préjudicielle appelle une réponse négative. Quant à la deuxième question B.8. La deuxième question préjudicielle porte sur le droit du centre public d'aide sociale de poursuivre la récupération de sommes payées au titre d'aide sociale en exécution d'un jugement, dans l'hypothèse où ce jugement serait réformé en appel. La juridiction a quo estime que dans cette hypothèse, l'aide sociale a été payée indûment, et que |
uitbetaald, en dat de artikelen 97 tot 102 van de wet van 8 juli 1976 | les articles 97 à 102 de la loi du 8 juillet 1976 empêchent le centre |
het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verhinderen over te | |
gaan tot de terugvordering van die ten onrechte toegekende bedragen. | public d'aide sociale de procéder à la récupération de cet indu. |
B.9. Het verwijzend rechtscollege preciseert in zijn arrest waarin het | B.9. La juridiction a quo précise dans son arrêt interrogeant la Cour |
Hof een vraag wordt gesteld dat « het O.C.M.W. van Brussel niet de | |
vraag opwerpt naar de terugvordering van de bedragen die ten onrechte | que « le C.P.A.S. de Bruxelles ne soulève pas la question de la |
ter uitvoering van het bestreden vonnis zijn gestort », maar merkt op | récupération des sommes versées indûment en exécution du jugement |
dat « de kwestie nochtans belangrijk lijkt te zijn, in het bijzonder | entrepris », mais elle observe que « pourtant, spécialement pour |
voor de Belgische Staat ». Het voegt eraan toe dat « er praktisch | l'Etat belge, la question semble être d'importance ». Elle ajoute que |
gezien waarschijnlijk geen enkele reële mogelijkheid is om de | « sur le plan pratique, on peut penser qu'il n'y aurait guère de |
terugbetaling van de ten onrechte gestorte bedragen effectief te | possibilité réelle d'obtenir effectivement le remboursement des sommes |
verkrijgen ». Het verwijzend rechtscollege stelt niettemin een vraag | versées indûment », et elle interroge néanmoins la Cour, « afin d'être |
aan het Hof, « ter opheldering en om eventuele toekomstige | mieux éclairée et afin d'éviter ou de limiter si possible |
controversen zo mogelijk te vermijden of te beperken ». | d'éventuelles controverses ultérieures ». |
B.10. Nu het antwoord op de prejudiciële vraag niet dienstig is voor | B.10. La réponse à la question préjudicielle n'étant pas utile à la |
de oplossing van het geschil dat hangende is voor het verwijzende | solution du litige pendant devant le juge a quo , il n'y a pas lieu de |
rechtscollege, dient zij niet te worden beantwoord. | répondre à cette question. |
Om die redenen, | Par ces motifs, |
het Hof | la Cour |
zegt voor recht : | dit pour droit : |
- Doordat het niet bepaalt dat maatschappelijke dienstverlening wordt | - En ce qu'il ne prévoit pas que l'aide sociale est accordée pour une |
toegekend voor de periode die begint te lopen op datum van de | période prenant cours à la date de la demande, l'article 1er de la loi |
aanvraag, schendt artikel 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 | du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide sociale ne |
betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de | |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. |
- De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. | - La deuxième question préjudicielle n'appelle pas de réponse. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 september 2003. | la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 17 septembre 2003. |
De griffier, | Le greffier, |
L. Potoms. | L. Potoms. |
De voorzitter, | Le président, |
M. Melchior. | M. Melchior. |