Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Arrest nr. 55/97 van 17 september 1997 Rolnummer 1125 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-ge Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter L. De Grève en de rechters-verslag(...)"
Arrest nr. 55/97 van 17 september 1997 Rolnummer 1125 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-ge Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter L. De Grève en de rechters-verslag(...) Arrêt n° 55/97 du 17 septembre 1997 Numéro du rôle : 1125 En cause : le recours en annulation de l'article 143ter du Code judiciaire, inséré par l'article 3 de la loi du 4 mars 1997 instituant le collège des procureurs généraux et créant la f La Cour d'arbitrage, chambre restreinte, composée du président L. De Grève et des juges-rapporte(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Arrest nr. 55/97 van 17 september 1997 Arrêt n° 55/97 du 17 septembre 1997
Rolnummer 1125 Numéro du rôle : 1125
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 143ter van het En cause : le recours en annulation de l'article 143ter du Code
Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart judiciaire, inséré par l'article 3 de la loi du 4 mars 1997 instituant
1997 tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot
instelling van het ambt van nationaal magistraat, ingesteld door E. le collège des procureurs généraux et créant la fonction de magistrat
Verduyckt. national, introduit par E. Verduyckt.
Het Arbitragehof, beperkte kamer, La Cour d'arbitrage, chambre restreinte,
samengesteld uit voorzitter L. De Grève en de rechters-verslaggevers composée du président L. De Grève et des juges-rapporteurs H. Boel et
H. Boel en E. Cerexhe, bijgestaan door de griffier L. Potoms, E. Cerexhe, assistée du greffier L. Potoms,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van het beroep I. Objet du recours
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 juli 1997 Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 4
ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 juli juillet 1997 et parvenue au greffe le 7 juillet 1997, un recours en
1997, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 3 van de wet
van 4 maart 1997 tot instelling van het college van annulation de l'article 3 de la loi du 4 mars 1997 instituant le
procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal collège des procureurs généraux et créant la fonction de magistrat
magistraat, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 april national, publiée au Moniteur belge du 30 avril 1997, et de certaines
1997, evenals van enige bepalingen die daarmee onlosmakelijk verbonden dispositions qui y seraient indissolublement liées, a été introduit
zouden zijn, door E. Verduyckt, wonende te 2230 Herselt, Averbodesesteenweg 23. par E. Verduyckt, demeurant à 2230 Herselt, Averbodesesteenweg 23.
II. De rechtspleging II. La procédure
Bij beschikking van 7 juli 1997 heeft de voorzitter in functie de Par ordonnance du 7 juillet 1997, le président en exercice a désigné
rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 les juges du siège conformément aux articles 58 et 59 de la loi
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage.
Op 14 juli 1997 hebben de rechters-verslaggevers H. Boel en E. Le 14 juillet 1997, les juges-rapporteurs H. Boel et E. Cerexhe ont
Cerexhe, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de organieke informé le président, en application de l'article 71, alinéa 1er, de
wet, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen la loi organique, qu'ils pourraient être amenés à proposer à la Cour,
worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor siégeant en chambre restreinte, de prononcer un arrêt constatant que
te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het le recours en annulation est manifestement irrecevable à défaut
beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is wegens
gebrek aan belang. d'intérêt.
Overeenkomstig artikel 71, tweede lid, van de organieke wet is van de Les conclusions des juges-rapporteurs ont été notifiées à la partie
conclusies van de rechters-verslaggevers aan de verzoekende partij requérante conformément à l'article 71, alinéa 2, de la loi organique,
kennisgegeven bij op 15 juli 1997 ter post aangetekende brief. par lettre recommandée à la poste le 15 juillet 1997.
E. Verduyckt heeft bij op 25 juli 1997 ter post aangetekende brief een E. Verduyckt a introduit un mémoire justificatif par lettre
memorie met verantwoording ingediend. recommandée à la poste le 25 juillet 1997.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende La procédure s'est déroulée conformément aux articles 62 et suivants
van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof. de la loi organique, relatifs à l'emploi des langues devant la Cour.
III. In rechte III. En droit
Ten aanzien van de beweerde schending van artikel 6 van het Europees Quant à la violation alléguée de l'article 6 de la Convention
Verdrag voor de Rechten van de Mens européenne des droits de l'homme
1. In haar memorie met verantwoording beweert de verzoekende partij 1. Dans son mémoire justificatif, la partie requérante affirme que la
dat de rechtspleging op grond van artikel 71 van de bijzondere wet van
6 januari 1989 op het Arbitragehof in strijd is met artikel 6.1 van procédure prévue à l'article 71 de la loi spéciale du 6 janvier 1989
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens doordat haar een sur la Cour d'arbitrage serait contraire à l'article 6.1 de la
openbaar en op tegenspraak gevoerd proces wordt geweigerd terwijl haar Convention européenne des droits de l'homme en ce que lui est refusé
burgerlijke rechten in het gedrang zijn. De bestreden wet kan, aldus un procès public et contradictoire alors que ses droits civils sont
de verzoekende partij, een invloed hebben op haar pecuniaire toestand, menacés. La loi attaquée, écrit-elle, peut avoir une influence sur la
vermits de bestreden wet het voor de politieke overheid mogelijk maakt situation pécuniaire de la requérante puisqu'elle permet à l'autorité
de misdrijven die de verzoekster zou plegen, wel te laten opsporen en politique de rechercher et de poursuivre les délits dont la requérante
vervolgen, en de misdrijven waarvan zij het slachtoffer zou kunnen serait l'auteur et de ne pas rechercher ni poursuivre ceux dont elle
worden, niet te laten opsporen of vervolgen. De verzoekster vraagt te pourrait être la victime. La requérante demande à être entendue,
worden gehoord op de openbare terechtzitting van het Hof, bijgestaan assistée de son conseil, à l'audience publique de la Cour.
door haar raadsman.
2.1. Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van 2.1. Selon la jurisprudence de la Cour européenne des droits de
de Mens kan artikel 6.1 toepasselijk zijn op een grondwettelijk hof l'homme, l'article 6.1 peut être applicable à une cour
(arrest Ruiz-Mateos, 23 juni 1993, §§ 57 tot 60, serie A, nr. 262). constitutionnelle (arrêt Ruiz-Mateos, 23 juin 1993, §§ 57 à 60, série
Dat grondwettelijk hof dient in concreto na te gaan of het voorliggend A, n° 262). Cette cour constitutionnelle se doit d'examiner
geschil, waarop artikel 6.1 toepasselijk zou zijn, betrekking heeft op concrètement si le litige qui lui est soumis, auquel l'article 6.1
de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen of handelt serait applicable, concerne des droits et obligations de caractère
over de gegrondheid van een tegen een verzoekende partij ingestelde civil ou le bien-fondé d'une accusation en matière pénale dirigée
strafvervolging. contre une partie requérante.
2.2. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat, en tegen enkele daarmee onlosmakelijk verbonden geachte bepalingen. Artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek luidt : « De minister van Justitie legt de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid vast, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, nadat hij het advies van het college van procureurs-generaal heeft ingewonnen. Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar ministerie. De procureurs-generaal bij de hoven van beroep staan in voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijnen binnen hun rechtsgebied. » 2.3. Zonder te moeten nagaan of artikel 6.1 van het Europees Verdrag 2.2. Le recours en annulation est dirigé contre l'article 143ter du Code judiciaire, tel qu'il a été inséré par l'article 3 de la loi du 4 mars 1997 instituant le collège des procureurs généraux et créant la fonction de magistrat national, et contre certaines dispositions qui y seraient indissolublement liées. L'article 143ter du Code judiciaire dispose : « Le ministre de la Justice arrête les directives de politique criminelle, y compris en matière de politique de recherche et de poursuite après avoir pris l'avis du collège des procureurs généraux. Ces directives sont contraignantes pour tous les membres du ministère public. Les procureurs généraux près les cours d'appel veillent à l'exécution de ces directives au sein de leur ressort. » 2.3. Sans devoir examiner si l'article 6.1 de la Convention européenne
voor de Rechten van de Mens toepasselijk is op de voorafgaande des droits de l'homme est applicable à la procédure préliminaire
rechtspleging waarin hoofdstuk II van titel V van de bijzondere wet prévue par le chapitre II du titre V de la loi spéciale du 6 janvier
van 6 januari 1989 op het Arbitragehof voorziet, stelt het Hof vast 1989 sur la Cour d'arbitrage, la Cour constate que le litige qui lui
dat het door de verzoekende partij aan het Hof voorgelegde geschil est soumis par la partie requérante ne concerne nullement des droits
geen betrekking heeft op burgerlijke rechten en verplichtingen noch op et obligations de caractère civil, ni le bien-fondé d'une accusation
het bepalen van de gegrondheid van een tegen haar ingestelde en matière pénale dirigée contre elle. Il porte en revanche, dans le
strafvervolging. Het heeft daarentegen, binnen het raam van een cadre d'un contentieux objectif, sur des droits et obligations qui
objectief contentieux, betrekking op rechten en verplichtingen die découlent de rapports juridiques entre l'Etat et ses organes; il
voortvloeien uit rechtsverhoudingen tussen de Staat en zijn organen en concerne l'organisation de l'exercice du pouvoir d'Etat. La
betreft de organisatie van de uitoefening van het staatsgezag. De circonstance que les directives de politique criminelle à arrêter par
omstandigheid dat de met toepassing van artikel 143ter van het le ministre de la Justice en application de l'article 143ter du Code
Gerechtelijk Wetboek door de Minister van Justitie vast te stellen judiciaire sont susceptibles d'avoir une incidence sur une accusation
richtlijnen van het strafrechtelijk beleid een weerslag kunnen hebben en matière pénale dont la partie requérante fait actuellement l'objet
op een strafvervolging waarvan de verzoekende partij het voorwerp is ou pourrait faire l'objet à l'avenir n'a pas pour conséquence que le
of in de toekomst zou kunnen zijn, heeft niet voor gevolg dat het recours en annulation introduit auprès de la Cour contre cette
beroep tot vernietiging bij het Hof ingesteld tegen die bepaling kan
worden beschouwd als betrekking hebbende op « het bepalen van de disposition puisse être considéré comme portant sur le « bien-fondé
gegrondheid van een tegen [haar] ingestelde strafvervolging ». Artikel [d'une] accusation en matière pénale dirigée contre [elle] ».
6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zou dus geen L'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme ne
toepassing kunnen vinden op onderhavig geschil. pourrait donc s'appliquer au présent litige.
2.4. De voorafgaande rechtspleging voor het Hof wordt georganiseerd 2.4. La procédure préliminaire devant la Cour est organisée par les
bij de artikelen 69 tot 73 van de bijzondere wet van 6 januari 1989. articles 69 à 73 de la loi spéciale du 6 janvier 1989. Ces
In die bepalingen is niet voorzien in het horen van de verzoekende dispositions ne prévoient pas l'audition de la partie requérante en
partij op de openbare terechtzitting. De mogelijkheid waarover de audience publique. La possibilité dont dispose la partie requérante
verzoekende partij beschikt om een memorie met verantwoording in te d'introduire un mémoire justificatif après que les conclusions des
dienen nadat haar kennis is gegeven van de conclusies van de
rechters-verslaggevers, waarborgt op voldoende wijze het juges-rapporteurs lui ont été notifiées garantit à suffisance le
contradictoire karakter van de procedure. Bijgevolg kan niet ingegaan caractère contradictoire de la procédure. Il ne peut donc être fait
worden op haar verzoek op de openbare terechtzitting te worden droit à la demande de la partie requérante d'être entendue en audience
gehoord. publique.
3. De grieven die door de verzoekende partij worden aangevoerd tegen 3. Les griefs formulés par la partie requérante contre l'application
de toepassing van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 de l'article 71 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour
op het Arbitragehof, worden verworpen. d'arbitrage sont rejetés.
Ten aanzien van het belang van de verzoekende partij Quant à l'intérêt de la partie requérante
4. Artikel 142, derde lid, van de Grondwet bepaalt : 4. L'article 142, alinéa 3, de la Constitution dispose :
« De zaak kan bij het Hof aanhangig worden gemaakt door iedere bij de « La Cour peut être saisie par toute autorité que la loi désigne, par
wet aangewezen overheid, door ieder die doet blijken van een belang toute personne justifiant d'un intérêt ou, à titre préjudiciel, par
of, prejudicieel, door ieder rechtscollege. » toute juridiction. »
Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Aux termes de l'article 2, 2°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989
op het Arbitragehof kunnen beroepen worden ingesteld door « iedere sur la Cour d'arbitrage, les recours peuvent être introduits par «
natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang ». toute personne physique ou morale justifiant d'un intérêt ».
De voormelde bepalingen vereisen dat een natuurlijke of rechtspersoon Les dispositions précitées exigent que la personne physique ou morale
die een verzoekschrift indient, doet blijken van het belang om voor qui introduit une requête justifie d'un intérêt à agir devant la Cour.
het Hof in rechte te treden.
Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie Ne justifient de l'intérêt requis que les personnes dont la situation
door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden pourrait être affectée directement et défavorablement par la norme
geraakt. entreprise.
5. De verzoekende partij stelt dat « ten minste eenieder die op het 5. La partie requérante affirme « qu'au moins tous ceux qui, comme
Belgische grondgebied woont, zoals verzoekster, er belang bij heeft elle, habitent sur le territoire belge ont intérêt à ce que la loi
dat de strafwet wordt toegepast overeenkomstig de Grondwet, en pénale soit appliquée conformément à la Constitution, et en
inzonderheid de artikelen 10 en 11; dat ten minste eenieder die in België woont [...] er een rechtstreeks en persoonlijk belang bij heeft de vernietiging van de bestreden bepaling te vragen; dat het fundamentele beginsel van de gelijkheid van alle Belgen voor de wet (artikel 10 van de Grondwet) en in het bijzonder voor de strafwet zulk een essentieel aspect is van de vrijheid van de burger en zulk een fundamenteel politiek en burgerlijk recht is in een representatieve democratie, die bovendien een nog onvolmaakte federale staat is vermits de Gewesten en Gemeenschappen nog niet over eigen rechters en eigen vervolgingsambtenaren beschikken, dat iedere fysieke persoon er voortdurend belang bij heeft dat de strafwetten van het federale parlement, van de parlementen van de Gewesten en van deze van de Gemeenschappen niet buiten werking worden gesteld door de federale uitvoerende macht en dat de bindende kracht der strafwetten wordt geëerbiedigd, zelfs wanneer hij of zij nog niet op discriminerende wijze werd vervolgd ». 6.1. De door de verzoekende partij aangebrachte gegevens doen er niet van blijken dat zij door de bestreden bepaling in haar situatie rechtstreeks zou kunnen worden geraakt. Zij doen er hoogstens van blijken dat zij door de met toepassing van die bepaling door de Minister van Justitie vastgestelde richtlijnen onrechtstreeks in haar situatie zou kunnen worden geraakt. Evenmin toont de verzoekende partij aan hoe zij door de bestreden maatregel ongunstig zou kunnen worden geraakt, mocht zij - nu of in de toekomst - het voorwerp uitmaken van een strafvervolging. De bestreden bepaling beperkt zich ertoe in een wettelijke bepaling een feitelijke, met de Grondwet in overeenstemming zijnde praktijk te bevestigen. De in die bepaling bedoelde richtlijnen kunnen « algemene criteria en modaliteiten bevatten om het opsporings- en vervolgingsbeleid uit te oefenen ». Zij mogen evenwel niet « leiden tot het buiten werking stellen van een wet of impliceren dat de minister van Justitie een individueel negatief injunctierecht zou uitoefenen » (Gedr. St., Kamer, 1996-1997, nr. 867/6, p. 4). Voor zover nodig kan erop worden gewezen dat de Minister van Justitie bij de uitoefening van de hem toegekende bevoegdheid de Grondwet, inzonderheid de artikelen 10 en 11 ervan, in acht moet nemen. Het komt de administratieve of de gewone rechtscolleges, al naar het geval, toe om daarop binnen de grenzen van hun bevoegdheid toe te zien. De bestreden bepaling beïnvloedt bijgevolg de situatie van de verzoekende partij niet op ongunstige wijze. 6.2. De enkele hoedanigheid van mogelijk subject van de strafwet volstaat niet om het rechtens vereiste belang op te leveren om een bepaling die betrekking heeft op het strafrechtelijk beleid aan te vechten. Het erkennen van het door de verzoekende partij omschreven belang, dat niet onderscheiden is van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wettigheid in alle omstandigheden in acht zou worden genomen, zou neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, hetgeen de Grondwetgever niet heeft gewild. 7. Het beroep tot vernietiging is dan ook klaarblijkelijk niet ontvankelijk wegens ontstentenis van het rechtens vereiste belang. Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verklaart het beroep tot vernietiging niet-ontvankelijk. Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 september 1997. De griffier, L. Potoms De voorzitter, particulier aux articles 10 et 11; qu'au moins tous ceux qui [...] habitent en Belgique ont un intérêt direct et personnel à demander l'annulation de la disposition entreprise. Que le principe fondamental de l'égalité de tous les Belges devant la loi (article 10 de la Constitution), et en particulier devant la loi pénale, est un aspect à ce point essentiel de la liberté du citoyen et un droit politique et civil à ce point fondamental dans une démocratie représentative, qui est en outre un Etat fédéral encore inachevé puisque les régions et les communautés ne disposent pas encore de leurs propres juges et de leurs propres instances de poursuite, que toute personne physique a toujours intérêt, même lorsqu'elle n'a pas encore fait l'objet de poursuites discriminatoires, à ce que les lois pénales du parlement fédéral, des parlements des régions et des parlements des communautés ne soient pas neutralisées par le pouvoir exécutif fédéral et à ce que la force obligatoire des lois pénales soit respectée ». 6.1. Les éléments avancés par la partie requérante ne démontrent pas que sa situation est susceptible d'être affectée directement par la disposition entreprise. Ils prouvent tout au plus que sa situation pourrait être affectée indirectement par les directives fixées en application de cette disposition par le ministre de la Justice. La partie requérante ne démontre pas non plus en quoi elle pourrait être affectée défavorablement par la mesure contestée si elle faisait l'objet - aujourd'hui ou dans l'avenir - de poursuites pénales. La disposition entreprise se borne à confirmer par une disposition législative une pratique existante, conforme à la Constitution. Les directives visées par cette disposition « peuvent contenir des modalités et critères généraux pour l'exécution de la politique de recherche et de poursuite ». Elles ne peuvent cependant « conduire à la neutralisation d'une loi ou impliquer que le ministre de la Justice exerce un droit d'injonction négatif individuel » (Doc. parl., Chambre, 1996-1997, n° 867/6, p. 4). Pour autant que de besoin, il peut être souligné que le ministre de la Justice, dans l'exercice des pouvoirs que la Constitution lui attribue, doit respecter en particulier les articles 10 et 11 de celle-ci. Il appartient aux juridictions administratives ou ordinaires, selon le cas, de veiller, dans les limites de leur compétence, à ce qu'il en soit ainsi. La disposition entreprise n'influence donc pas défavorablement la situation de la partie requérante. 6.2. La simple qualité de sujet potentiel de la loi pénale ne suffit pas à justifier de l'intérêt requis en droit pour attaquer une disposition qui concerne la politique criminelle. La reconnaissance de l'intérêt décrit par la partie requérante, qui ne se distingue pas de l'intérêt qu'a toute personne à ce que la légalité soit respectée en toutes circonstances, reviendrait à admettre l'action populaire, ce que le Constituant n'a pas voulu. 7. Le recours en annulation est dès lors manifestement irrecevable à défaut de l'intérêt requis en droit. Par ces motifs, la Cour, chambre restreinte, statuant à l'unanimité des voix, déclare le recours en annulation irrecevable. Ainsi prononcé en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 17 septembre 1997. Le greffier, L. Potoms Le président,
L. De Grève L. De Grève
^