gepubliceerd op 27 maart 2017
Koninklijk besluit betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie. - ERRATUM
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
20 JANUARI 2017. - Koninklijk besluit betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie. - ERRATUM
In het Belgisch Staatsblad, nummer 2017200742 van 13 februari 2017, bladzijde 20117, dient het advies nr. 60.498/1 van de Raad van State, gegeven op 21 december 2016, te worden toegevoegd : RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 60.498/1 van 21 december 2016 over een ontwerp van koninklijk besluit 'betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie' Op 21 november 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Werk verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'betreffende de bijdrage tot het financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 15 december 2016. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Patricia DE SOMERE, staatsraden, Marc RIGAUX, assessor, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Paul DEPUYDT, eerste auditeur-afdelingshoofd.
Het verslag is uitgebracht door Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 21 december 2016. 1. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe om de regeling die met betrekking tot het financieel evenwicht van het stelsel van de jaarlijkse vakantie van de werknemers is vervat in het koninklijk besluit van 16 april 1965, te vervangen door een nieuwe regeling. Zoals in het verslag aan de Koning wordt verduidelijkt, worden de voornaamste principes die ten grondslag lagen aan het voornoemde koninklijk besluit behouden omdat de erin geregelde "saneringsformule" geacht wordt haar degelijkheid te hebben bewezen. De ontworpen regeling bevat, in vergelijking met die van het koninklijk besluit van 16 april 1965, volgens het verslag aan de Koning niettemin een aantal nieuwe "elementen van modernisering en actualisering die nodig zijn om te komen tot een vast kader dat de nodige stabiliteit en transparantie biedt". Tevens wordt er met de ontworpen regeling naar gestreefd om het aandeel van de in artikel 1, 4°, van het ontwerp, omschreven RVJ-Kas in de totale beheerskosten van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie dichter bij de realiteit te laten aansluiten. 3. In het eerste lid van de aanhef van het ontwerp wordt als rechtsgrond verwezen naar de artikelen 35 en 45 van de wetten 'betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971'. Artikel 35 van de gecoördineerde wetten luidt: "De Rijksdienst dekt zijn beheerskosten door een afneming van de inkomsten uit de door hem beheerde kapitalen. Deze afneming is gelijk aan het totaal bedrag van de door het Beheerscomité goedgekeurde jaarrekening." Artikel 45 van dezelfde wetten luidt: "De beheerskosten van de bijzondere vakantiefondsen worden gedekt volgens de bij koninklijk besluit vastgestelde modaliteiten en voorwaarden.
Het bedrag van het niet-betaald vakantiegeld wordt uiterlijk op 31 maart van het derde jaar volgend op het verstrijken van het vakantiedienstjaar aan de Rijksdienst overgedragen." Vastgesteld dient te worden dat het aangehaalde artikel 35 van de gecoördineerde wetten geen bevoegdheden aan de Koning delegeert en derhalve de ontworpen regeling niet tot rechtsgrond kan strekken.
Artikel 45 van de voornoemde wetten verleent daarentegen wel een bevoegdheid aan de Koning, maar die betreft specifiek het vaststellen van "modaliteiten" en "voorwaarden" van het dekken van de beheerskosten van de bijzondere vakantiefondsen. Aangezien de ontworpen regeling evenwel een algemene finaliteit heeft die is gericht op een hervorming van het globaal financieel evenwicht van de regeling van de jaarlijkse vakantie kan daarvoor een meer adequate rechtsgrond worden gevonden in artikel 38, eerste lid, van de gecoördineerde wetten, dat luidt : "Na advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst kan de Koning alle maatregelen treffen om het financieel evenwicht te verzekeren van het stelsel van de jaarlijkse vakantie. Inzonderheid kan hij, te dien einde, de bepalingen van deze wetten, die betrekking hebben op de beheerskosten van de Rijksdienst en van de bijzondere vakantiefondsen wijzigen." ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. Rekening houdend met hetgeen onder randnummer 3 is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond, vervange men aan het einde van het eerste lid van de aanhef van het ontwerp de woorden ", artikelen 35 en 45;" door de woorden ", artikel 38, eerste lid;".
Artikel 5 5. In artikel 5, § 4, van het ontwerp, worden - met gebruikmaking van drie streepjes - tussen het vierde en het vijfde lid drie soorten afwijkingspercentage opgesomd.Deze opsomming dient ofwel in een afzonderlijk lid van artikel 5, § 4, te worden opgenomen, ofwel moet de opsomming worden geïntegreerd in het vierde lid. 6. In artikel 5, § 6, eerste lid, van het ontwerp wordt bepaald dat de RJV de kwaliteitscontrole uitvoert "in uitvoering van de opdracht [en] die hem worden toevertrouwd in hoofdstuk VII van de Jaarlijkse-Vakantiewet".Het is niet duidelijk wat de aangehaalde zinsnede toevoegt aan de ontworpen bepaling. In het betrokken hoofdstuk VII, "Toezicht en strafbepalingen", wordt alvast de RJV niet met zoveel woorden een taak op het vlak van de kwaliteitscontrole opgedragen. Mocht het de bedoeling zijn om met de verwijzing naar hoofdstuk VII van de Jaarlijkse-Vakantiewet tot uitdrukking te brengen dat de in dat hoofdstuk bedoelde ambtenaren eveneens toezicht zullen uitoefenen met betrekking tot de uitoefening van de kwaliteitscontrole, dan moet worden opgemerkt dat dit nu al met toepassing van het betrokken hoofdstuk het geval is aangezien daarin het toezicht op de naleving van de wet en de uitvoeringsbesluiten wordt beoogd en het ontworpen koninklijk besluit een dergelijk uitvoeringsbesluit uitmaakt. Het is derhalve de vraag of de aangehaalde zinsnede niet het best wordt weggelaten. Indien zij toch in het ontwerp wordt behouden zou erin duidelijker moeten worden tot uitdrukking gebracht welke de precieze draagwijdte is van de betrokken verwijzing naar hoofdstuk VII van de Jaarlijkse-Vakantiewet of zou minstens in het verslag aan de Koning daaromtrent bijkomende verduidelijking moeten worden gegeven.
Artikel 6 7. In artikel 6, eerste lid, van het ontwerp wordt de aanvang van de erin bedoelde termijn van een maand op een verschillende wijze omschreven in de Nederlandse ("Binnen de maand na de kennisneming van de goedkeuring") en in de Franse tekst ("dans le mois de la notification de cette approbation").Beide teksten moeten op dat punt beter op elkaar worden afgestemd.
Artikel 8 8. Men redigere artikel 8 van het ontwerp als volgt: "Het koninklijk besluit van 16 april 1965 betreffende het financieel evenwicht van het stelsel der jaarlijkse vakantie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt opgeheven." Inwerkingstredings- en uitvoeringsbepaling 9. De bepaling van inwerkingtreding vormt artikel 9 van het ontwerp; artikel 10 is dan de uitvoeringsbepaling.
DE GRIFFIER, Wim GEURTS, DE VOORZITTER Marnix VAN DAMME