Etaamb.openjustice.be
Erratum van 19 november 2024
gepubliceerd op 06 december 2024

Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding en tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. - Erratum

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2024011118
pub.
06/12/2024
prom.
19/11/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 NOVEMBER 2024. - Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding en tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. - Erratum


In het Belgisch Staatsblad van 2 december 2024, n° Cm- 2024/010918, bladzijde 130593, moet navolgende tekst na het verslag aan de Koning (bladzijde 130593) en voor het dispositief van het koninklijk besluit van 19 november 2024 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding en tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bladzijde 130600) worden toegevoegd: RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 77.089/4 van 14 oktober 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot bepaling van de rechtspleging in kort geding en tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State' Op 27 september 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot bepaling van de rechtspleging in kort geding en tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 14 oktober 2024. De kamer was samengesteld uit Bernard BLERO, kamervoorzitter, Géraldine ROSOUX en Dimitri YERNAULT, staatsraden, Sébastien VAN DROOGHENBROECK en Philippe DE BRUYCKER, assessoren, en Charles Henri VAN HOVE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne Stéphanie RENSON, auditeur, en Ahmed TIOURIRINE, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Bernard BLERO. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 14 oktober 2024.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKING Verschillende bepalingen van het ontwerp zijn een parafrasering van artikel 17 van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973 (hierna: de "gecoördineerde wetten"). 1 Zo bijvoorbeeld, - is artikel 4, § 1, eerste lid, 5°, een parafrasering van artikel 17, § 2, eerste lid, van de gecoördineerde wetten; - is artikel 5, § 1, een parafrasering van artikel 17, § 4, eerste lid, van de gecoördineerde wetten, maar brengt het daarin een aantal preciseringen aan; - is artikel 9, § 1, een parafrasering van artikel 17, § 5, eerste lid, van de gecoördineerde wetten, maar brengt het daarin een aantal preciseringen aan.

Zoals de afdeling Wetgeving reeds eerder opgemerkt heeft, moeten bepalingen die er alleen toe strekken een hogere norm in herinnering te brengen door die over te nemen of te parafraseren, in principe weggelaten worden. Dergelijke bepalingen zijn niet alleen overbodig, maar hebben daarenboven tot gevolg dat de werkelijke aard van de hogere regeling verhuld wordt. Door die hogere regeling over te nemen handelt de steller van het ontwerp alsof hij bevoegd is om ze uit te vaardigen en dus te wijzigen.

Aangezien het overduidelijk nuttig is voor de leesbaarheid van het ontworpen dispositief 2 dat sommige bepalingen van artikel 17 van de gecoördineerde wetten overgenomen worden, dient men in casu evenwel in de tekst te vermelden dat die normen pro memorie vermeld worden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de formule "Overeenkomstig artikel 17 (...) van de gecoördineerde wetten" 3.

Het ontwerp moet in die zin worden herzien.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF In het eerste lid hoort niet verwezen te worden naar de artikelen 17 en 21, derde lid, van de gecoördineerde wetten, aangezien die bepalingen geen rechtsgrond vormen van het voorliggende ontwerp.

Aangezien artikel 17 van de gecoördineerde wetten deel uitmaakt van de juridische context waarin dit ontwerp vastgesteld wordt, kan die bepaling vermeld worden in de vorm van een overweging die na de aanhefverwijzingen moet komen.

DISPOSITIEF

Artikel 1 Onverminderd de opmerking bij artikel 2 en in het licht van de artikelen 2, eerste lid, en 27, 4 is de definitie van het begrip "werkdag" in punt 9° zinloos en dient deze te worden weggelaten.

Artikel 2 In het eerste lid wordt een opsomming gegeven van de artikelen van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 `tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State' (hierna: de "algemene procedureregeling") die "in voorkomend geval" 5 van toepassing zijn op de procedures in administratief kort geding.

Voorts worden in het vervolg van het dispositief nog andere bepalingen van de algemene procedureregeling van toepassing verklaard op de procedure in kort geding.6 In het verslag aan de Koning staat in dat verband: "Artikel 2, eerste lid, van het ontwerp herneemt de bepalingen van de artikelen 2 en 42 van het koninklijk besluit van 5 december 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1991 pub. 17/03/2011 numac 2011000143 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, die bepalen welke bepalingen van de algemene procedureregeling van toepassing zijn op de procedures in administratief kort geding. Daar zijn in het bijzonder aan toegevoegd de artikelen 16 en 25 van die regeling, die de onderzoeksmaatregelen bepalen die de staatsraden en leden van het auditoraat kunnen nemen in de beroepen waarmee zij zijn belast. Die maatregelen zijn eveneens van toepassing in het kader van het administratief kort geding en de lijst van de bepalingen van de algemene procedureregeling waarnaar in dit lid wordt verwezen, is hoe dan ook niet limitatief. Andere bepalingen kunnen derhalve in het administratief kort geding worden toegepast, voor zover de toepassing ervan niet onverenigbaar is met de bepalingen van het voorliggende ontwerp van besluit." In tegenstelling tot hetgeen uit de redactie van het eerste lid lijkt voort te vloeien, blijkt uit het verslag aan de Koning dat de opsomming in dat lid niet limitatief is.

In zoverre de bedoeling van de steller van het ontwerp, zoals die blijkt uit het verslag aan de Koning, erin lijkt te bestaan om de regels vastgesteld in de algemene procedureregeling van toepassing te verklaren, tenzij in het thans voorliggende ontwerp bepalingen zijn opgenomen die daarvan afwijken, dient het eerste lid aldus geherformuleerd te worden dat het overeenstemt met de nagestreefde doelstelling. 7 Het verdient aanbeveling het verslag aan de Koning in dat geval aan te vullen met een lijst (die niet noodgedwongen limitatief dient te zijn) van artikelen van de algemene procedureregeling die van toepassing zijn op de procedure in administratief kort geding.

Het ontwerp moet in het licht van deze opmerking opnieuw worden onderzocht.

Artikel 3 De afdeling Wetgeving vraagt zich af hoe ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en van het recht op toegang tot een rechter zoals gewaarborgd wordt bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, te verantwoorden valt dat in paragraaf 3 de mogelijkheid om in gevallen van uiterst dringende noodzakelijkheid een kopie van het verzoekschrift per bode aan de Raad van State te laten bezorgen, enkel geboden wordt aan de verzoekende partij voor wie de elektronische procesvoering niet verplicht is, en niet aan elke verzoekende partij die geen toegang heeft tot het elektronisch platform wegens problemen met het informaticasysteem.

Het is immers denkbaar dat in dat specifieke geval van uiterst dringende noodzakelijkheid en van tijdelijke onbeschikbaarheid van het elektronisch platform de verzoekende partij voor wie de elektronische procesvoering verplicht is een kopie van haar verzoekschrift per bode kan bezorgen aan de Raad van State tegen ontvangstbewijs (het verzoekschrift zelf dient vervolgens evenwel, in overeenstemming met artikel 17, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde wetten, ingediend te worden volgens de elektronische procedure).

Paragraaf 3 moet in het licht van deze opmerking opnieuw worden onderzocht.

Artikel 5 1. Paragraaf 1, eerste lid, luidt als volgt: "Binnen een termijn van zeven werkdagen te rekenen vanaf de betaling die met toepassing van artikel 4, § 6, wordt verricht, stelt de voorzitter in overleg met de auditeur de procedurekalender bij beschikking vast." Zoals de bepaling is gesteld, blijft er twijfel bestaan omtrent de vraag of het beginpunt van de termijn die daarin wordt vermeld overeenstemt met het ogenblik waarop het rolrecht en de bijdrage bedoeld in artikel 4, § 6, van het ontwerp door de schuldenaar zijn betaald dan wel met de datum waarop de rekening waarvan sprake is in artikel 71, eerste lid, van de algemene procedureregeling gecrediteerd is.

Ter wille van de rechtszekerheid verdient het aanbeveling om in paragraaf 1, eerste lid, de woorden "te rekenen vanaf de betaling die met toepassing van artikel 4, § 6, wordt verricht" te vervangen door de woorden "te rekenen vanaf de dag waarop de rekening bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de algemene procedureregeling gecrediteerd is". 2. Paragraaf 1, tweede lid, 3°, tweede zin, is een parafrasering van artikel 17, § 4, eerste lid, laatste zin, van de gecoördineerde wetten met dien verstande dat daarin de woorden "volgens dezelfde regels" en "met name" zijn toegevoegd. In het verslag aan de Koning staat in dat verband: "Het 3° laat op algemene wijze toe dat deze beschikking kan worden gewijzigd na kennisgeving ervan, om rekening te houden met derde-belanghebbenden die aanvankelijk niet in aanmerking werden genomen of met elke andere omstandigheid die dergelijke wijziging rechtvaardigt." Het is dus klaarblijkelijk de bedoeling van de steller van het ontwerp om een wijziging van de beschikking mogelijk te maken zodra een omstandigheid dit rechtvaardigt, zonder die mogelijkheid te beperken tot het geval waarin het erom gaat de tussenkomst mogelijk te maken van derden-belanghebbenden die aanvankelijk niet in aanmerking werden genomen.

De toevoeging van de woorden "volgens dezelfde regels" en "met name" zorgt niet voor een tegenstelling met hetgeen bepaald wordt in artikel 17, § 4, eerste lid, laatste zin, van de gecoördineerde wetten, aangezien de toevoeging van andere gevallen die aanleiding kunnen geven tot een wijziging van de beschikking niet uitdrukkelijk uitgesloten wordt in artikel 17 van de gecoördineerde wetten en de wijziging van de beschikking in die andere gevallen onderworpen is aan dezelfde regels voor de vaststelling ervan, namelijk dat dit in overleg met de auditeur gebeurt. Die toevoeging is evenmin in strijd met de parlementaire voorbereiding met betrekking tot artikel 17, § 4, eerste lid, laatste zin, van de gecoördineerde wetten. 8 Voor zover de beschikking kan worden gewijzigd wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen en niet uitsluitend om de tussenkomst van derden-belanghebbenden mogelijk te maken, wordt voorgesteld om de woorden "met name" in het tweede lid, 3°, tweede zin, weg te laten en om paragraaf 1 aan te vullen met een lid waarin wordt bepaald dat de in het eerste lid vermelde beschikking in overleg met de auditeur kan worden gewijzigd wanneer andere omstandigheden dan die welke vermeld worden in het tweede lid, 3°, tweede zin, dit rechtvaardigen.

Dezelfde opmerking geldt voor het ontworpen artikel 9, § 1, tweede lid, 3°.

Artikel 8 In paragraaf 1, eerste lid, dient gepreciseerd te worden dat het gaat om de punten 2° tot 4°, 6° en 7° van het eerste lid van paragraaf 1 van artikel 4. Voorts dient de steller van het ontwerp zich ervan te vergewissen dat het tweede lid van diezelfde paragraaf 1 niet ook toepasselijk moet worden verklaard.

Artikel 10 De woorden "overeenkomstig de artikelen 6, §§ 1 tot 3, en 9, § 1, tweede lid, 3° " dienen vervangen te worden door de woorden "overeenkomstig artikel 6", aangezien naar het volledige artikel 6 wordt verwezen en daar artikel 9, § 1, tweede lid, 3°, hoe dan ook van toepassing is, gelet op het feit dat het net gaat om een bijzondere regel in geval van uiterst dringende noodzakelijkheid.

Artikel 14 De woorden "eerste lid" moeten vervangen worden door de woorden "tweede lid".

Titel VI De afdeling Wetgeving heeft reeds in haar advies 73.646/AV opgemerkt dat het voorliggende ontwerp moet worden aangevuld met een bepaling waarbij artikel 70, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, van de algemene procedureregeling wordt gewijzigd (in die bepalingen moet telkens verwezen worden naar artikel 17, § 9 en § 10, van de gecoördineerde wetten). 9

Artikel 29 Het woord "april" moet vervangen worden door het woord "juli".

DE GRIFFIER DE VOORZITTER Charles Henri VAN HOVE Bernard BLERO _______ Nota's 1 Zoals het vervangen is bij artikel 5 van de wet van 11 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2023 pub. 24/07/2023 numac 2023043802 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 sluiten `tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973'. Dat artikel 5 treedt krachtens artikel 28, tweede lid, van die wet in werking op "1 januari 2025, tenzij de Koning een vroegere datum van inwerkingtreding bepaalt". 2 Voor de leesbaarheid van de tekst is het immers niet wenselijk om alleen de preciseringen te vermelden die aangebracht zijn bij artikel 5, § 1, en artikel 9, § 1, van het ontwerp. Zo ook is het, ter wille van de leesbaarheid van de tekst, wenselijk om artikel 17, § 2, eerste lid, van de gecoördineerde wetten over te nemen in artikel 4, § 1, eerste lid, 5°, van het ontwerp. 3 Naar het voorbeeld van de precisering die in die zin is opgenomen in artikel 3, § 1, en in artikel 7, § 3, van he Bij artikel 2, eerste lid, van het ontwerp wordt artikel 88 van de algemene procedureregeling immers toepasselijk verklaard op de procedure in kort geding. Bij artikel 27 van het ontwerp wordt dat artikel 88 bovendien aangevuld met een lid waarin een definitie wordt gegeven van het begrip "werkdag".t ontwerp. 4 Bij artikel 2, eerste lid, van het ontwerp wordt artikel 88 van de algemene procedureregeling immers toepasselijk verklaard op de procedure in kort geding. Bij artikel 27 van het ontwerp wordt dat artikel 88 bovendien aangevuld met een lid waarin een definitie wordt gegeven van het begrip "werkdag". 5 De strekking van de bewoordingen "in voorkomend geval" wordt niet nader bepaald in het verslag aan de Koning. 6 Zie artikel 4, § 1, tweede lid, § 4 en § 6, artikel 6, § 1, derde lid, artikel 8, § 1, eerste lid, en § 2, artikel 11, eerste lid, artikel 12, artikel 23, eerste lid, en artikel 24. 7 De steller van het ontwerp zou zich in dat verband kunnen baseren op de redactie van artikel 25, eerste lid, van de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 21/06/2013 numac 2013203640 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten sluiten `betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies' dat luidt als volgt: "Tenzij de bepalingen van deze wet hiervan afwijken, worden de bevoegdheids- en procedurevoorschriften voor de verhaalinstantie bepaald door de wetten en besluiten betreffende de verhaalinstantie". 8De afdeling Wetgeving heeft in haar advies 72.602/AV van 25 januari 2023 over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 11 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2023 pub. 24/07/2023 numac 2023043802 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 sluiten `tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973' geoordeeld dat "[d]e tekst van het voorontwerp (...) inderdaad niet, zoals de gemachtigde terecht stelt, [verbiedt] dat een tweede beschikking wordt genomen om later nog een derde-belanghebbende aan te duiden en aldus de procedurekalender aan te passen. Met het oog op de rechtszekerheid en de goede rechtsbedeling, verdient het niettemin aanbeveling uitdrukkelijk in die mogelijkheid te voorzien in de tekst zelf van het ontworpen artikel 17, § 4, eerste lid, en § 5, eerste lid, van de gecoördineerde wetten" (Parl. St. Kamer 2022-23, nr. 55-3220/001, 78). Het staat derhalve vast dat artikel 17 van de gecoördineerde wetten niet aldus geïnterpreteerd mag worden dat er geen nieuwe beschikking vastgesteld mag worden wanneer de omstandigheden dat rechtvaardigen. De uitdrukkelijke vermelding van het geval waarin de wijziging gerechtvaardigd wordt door het feit dat men de tussenkomst van een derde mogelijk wil maken is door de afdeling Wetgeving voorgesteld met de bedoeling om de rechtszekerheid van die derde te waarborgen en niet om de mogelijkheid om een nieuwe beschikking vast te stellen te beperken tot dat geval. Uit de toelichting bij artikel 5 van het wetsontwerp tot wijziging van de gecoördineerde wetten, dat artikel 17 van de gecoördineerde wetten geworden is, is overigens gebleken dat de vermelding van het geval betreffende de tussenkomst van een derde is toegevoegd om tegemoet te komen aan advies nr. 72.602/AV van de afdeling Wetgeving en niet om te zorgen voor een inperking van de mogelijke gevallen waarin de beschikking gewijzigd kan worden. 9 Advies 73.646/AV van 30 juni 2023 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 21 juli 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/07/2023 pub. 26/07/2023 numac 2023043851 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State sluiten `tot wijziging van diverse besluiten betreffende de procedure voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State', in het bijzonder voetnoot 7.


^