Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 juli 2023
gepubliceerd op 24 juli 2023

Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2023043802
pub.
24/07/2023
prom.
11/07/2023
ELI
eli/wet/2023/07/11/2023043802/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JULI 2023. - Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 Art. 2 In artikel 2, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen bij de wet van 9 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/08/1980 pub. 11/10/2010 numac 2010000561 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gewone wet tot hervorming der instellingen sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 2006, wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin: "De adviesaanvraag vermeldt de naam van de gemachtigde die door de voorzitter van de betrokken vergadering wordt aangewezen om de afdeling wetgeving de dienstige toelichtingen te verstrekken.".

Art. 3 In dezelfde wetten wordt een artikel 4/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 4/1.De voorontwerpen van wet, decreet of ordonnantie houdende instemming met samenwerkingsakkoorden als bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen worden, in afwijking van artikel 3, § 1, eerste lid, eerste en tweede zin, door alle overheden die partij zijn bij dat samenwerkingsakkoord gezamenlijk aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving voorgelegd. De gezamenlijke adviesaanvraag vermeldt de naam van de gemachtigde of van de ambtenaar die de betrokken overheden aanwijzen om de afdeling wetgeving de dienstige toelichtingen te verstrekken.

Voor voorontwerpen van wet, decreet of ordonnantie houdende instemming met internationale verdragen, alsook voor voorontwerpen van gezamenlijke decreten of ordonnanties en ontwerpen van gezamenlijk besluit als bedoeld in artikel 92bis/1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen kunnen alle betrokken overheden beslissen om, in afwijking van artikel 3, § 1, eerste lid, eerste en tweede zin, die voorontwerpen of ontwerpen gezamenlijk aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving voor te leggen. De gezamenlijke adviesaanvraag vermeldt de naam van de gemachtigde of van de ambtenaar die de betrokken overheden aanwijzen om de afdeling wetgeving de dienstige toelichtingen te verstrekken.".

Art. 4 In dezelfde wetten wordt een artikel 4/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 4/2.Voor voorstellen van wet, decreet of ordonnantie houdende instemming met samenwerkingsakkoorden als bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, alsook voor voorstellen van gezamenlijke decreten of ordonnanties als bedoeld in artikel 92bis/1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen kunnen de overheden bedoeld in artikel 2 beslissen om, in afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, die voorstellen gezamenlijk aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving voor te leggen.".

Art. 5 Artikel 17 van dezelfde wetten, hersteld bij de wet van 16 juni 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/06/1989 pub. 13/01/2022 numac 2021022412 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van de verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen en van de Bijlage, opgemaakt te Bonn op 13 september 1983 (2) sluiten en vervangen bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten, wordt vervangen als volgt: "

Art. 17.§ 1. De afdeling bestuursrechtspraak is als enige bevoegd om, de partijen gehoord of behoorlijk opgeroepen, bij arrest de schorsing te bevelen van de tenuitvoerlegging van een akte of een reglement, vatbaar voor nietigverklaring krachtens artikel 14, §§ 1 en 3, en om alle maatregelen te bevelen die nodig zijn om de belangen veilig te stellen van de partijen of de personen die een belang hebben bij de beslechting van de zaak.

De vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen wordt elektronisch ingediend en behandeld, in ieder geval wanneer de partijen bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat of wanneer ze een overheid zijn als bedoeld in artikel 14, § 1.

De schorsing of de voorlopige maatregelen kunnen op elk moment worden bevolen: 1° indien de zaak te spoedeisend is voor een behandeling ervan in een beroep tot nietigverklaring;2° en indien minstens één ernstig middel aangevoerd wordt waarvan het onderzoek zich leent voor een versnelde behandeling en waarmee de nietigverklaring van de bestreden akte of het bestreden reglement prima facie verantwoord kan worden. In afwijking van het eerste en het derde lid kunnen de schorsing of de voorlopige maatregelen niet worden gevorderd na de neerlegging van het verslag bedoeld in artikel 24. Evenwel mag in dat geval elke partij die daarbij enig belang heeft aan de voorzitter van de kamer waarbij de zaak aanhangig gemaakt is een met redenen omkleed verzoek richten om met spoed een terechtzitting te bepalen. De vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen, ingediend tussen de neerlegging van het verslag en de kennisgeving ervan, wordt gelijkgesteld met het met redenen omkleed verzoek. De voorzitter spreekt zich over dit verzoek bij beschikking uit. Indien de spoedeisendheid gerechtvaardigd lijkt, stelt hij de zaak vast op korte termijn en uiterlijk binnen zestig dagen na de ontvangst van het verzoek, en kan hij de termijnen voor de neerlegging van de laatste memories aanpassen. § 2. De vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen bevat een uiteenzetting van de feiten die, volgens de indiener ervan, de spoedeisendheid verantwoorden die ter ondersteuning van deze vordering wordt ingeroepen.

Op verzoek van de verwerende of de tussenkomende partij houdt de afdeling bestuursrechtspraak rekening met de vermoedelijke gevolgen van de schorsing van de tenuitvoerlegging of van de voorlopige maatregelen voor alle belangen die geschaad kunnen worden, met inbegrip van het openbaar belang, en kan ze besluiten de schorsing of voorlopige maatregelen niet te bevelen indien de nadelige gevolgen ervan op een kennelijk onevenredige wijze zwaarder wegen dan de voordelen.

Wanneer de afdeling bestuursrechtspraak een vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen verwerpt wegens het gebrek aan spoedeisendheid, kan een nieuwe vordering slechts worden ingediend indien die steunt op nieuwe elementen die de spoedeisendheid van deze vordering rechtvaardigen. De afdeling bestuursrechtspraak kan bovendien een termijn bepalen waarin geen enkele nieuwe vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen kan worden ingediend indien het enige nieuw ingeroepen element bestaat uit het verloop van de tijd. § 3. Tegen de arresten inzake een vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen evenals tegen de beschikking als bedoeld in paragraaf 7 kan geen verzet noch derdenverzet worden aangetekend, noch zijn ze vatbaar voor herziening.

De arresten waarbij de schorsing of voorlopige maatregelen zijn bevolen, kunnen worden ingetrokken of gewijzigd op verzoek van de partijen. § 4. Wanneer in het opschrift van de vordering niet vermeld is dat de zaak bij uiterst dringende noodzakelijkheid, en derhalve binnen een termijn van vijftien dagen of minder, behandeld dient te worden, stelt de voorzitter van de kamer waarbij de vordering aanhangig gemaakt is of de staatsraad die hij aanwijst, in overleg met de auditeur, uiterlijk binnen zeven werkdagen de procedurekalender vast bij een beschikking waarin de dag wordt bepaald waarop het administratief dossier, de nota met opmerkingen en, in voorkomend geval, het verzoekschrift tot tussenkomst neergelegd worden, alsook de dag van de terechtzitting, die uiterlijk gehouden moet worden binnen zestig dagen na de vaststelling van die procedurekalender. Op basis van de aanwijzingen van de auditeur worden in de beschikking eventuele derden-belanghebbenden aangewezen. Deze beschikking kan worden gewijzigd indien andere derden-belanghebbenden worden geïdentificeerd of zich kenbaar maken na het nemen ervan.

Indien de auditeur na afloop van de uiterste termijn voor de neerlegging van het administratief dossier, van de nota met opmerkingen en, in voorkomend geval, van het verzoekschrift tot tussenkomst, zoals vastgesteld door de procedurekalender, beschikt over minstens vijftien werkdagen om de vordering te onderzoeken, stelt hij een verslag op.

Het verslag wordt uiterlijk vijf werkdagen voor de terechtzitting meegedeeld aan de staatsraad-verslaggever en aan de partijen.

Indien de auditeur niet beschikt over de termijn van vijftien werkdagen bedoeld in het tweede lid, kan hij zich beperken tot een mondeling advies ter terechtzitting. Indien de auditeur een geschreven verslag neerlegt en dit verslag niet binnen de termijn vastgesteld in het derde lid aan de partijen wordt meegedeeld, kunnen deze laatsten om een uitstel van de zitting vragen. Dit verzoek om uitstel van de zitting wordt onderzocht door de voorzitter van de kamer waarbij de vordering aanhangig gemaakt is of de staatsraad die hij aanwijst in het licht van de omstandigheden van de zaak en in het bijzonder de complexiteit van de zaak en de mate van spoedeisendheid waarmee zij moet worden behandeld.

Indien het administratief dossier niet is neergelegd binnen de door de procedurekalender vastgelegde termijn, wordt toepassing gemaakt van artikel 21, derde lid, en kan de auditeur zich beperken tot een mondeling advies ter terechtzitting. Indien de auditeur een geschreven verslag neerlegt en dit verslag niet binnen de termijn vastgesteld in het derde lid aan de partijen wordt meegedeeld, kunnen deze laatsten om een uitstel van de zitting vragen. Dit verzoek om uitstel van de zitting wordt onderzocht door de voorzitter van de kamer waarbij de vordering aanhangig gemaakt is of de staatsraad die hij aanwijst in het licht van de omstandigheden van de zaak en in het bijzonder de complexiteit van de zaak en de mate van spoedeisendheid waarmee zij moet worden behandeld.

De nota met opmerkingen en, in voorkomend geval, het verzoekschrift tot tussenkomst, die niet worden neergelegd binnen de door de procedurekalender vastgelegde termijnen, worden ambtshalve uit de debatten geweerd.

Het arrest wordt uiterlijk binnen tien werkdagen na de terechtzitting uitgesproken.

Wanneer de termijn van zestig dagen, bedoeld in het eerste lid, tussen 1 en 31 juli ingaat, kan die tot 30 september verlengd worden. Indien de termijn tussen 1 en 31 augustus ingaat, kan die tot 31 oktober verlengd worden.

Wanneer de termijn van zestig dagen tussen 1 juli en 31 augustus verstrijkt, kan die tot 30 september verlengd worden. § 5. Wanneer in het opschrift van de vordering vermeld is dat de zaak bij uiterst dringende noodzakelijkheid, en derhalve binnen een termijn van vijftien dagen of minder, behandeld dient te worden, stelt de voorzitter van de kamer waarbij de vordering aanhangig gemaakt is of de staatsraad die hij aanwijst, in overleg met de auditeur, op korte termijn de procedurekalender vast bij een beschikking waarin de dag wordt bepaald waarop het administratief dossier, de nota met opmerkingen en, in voorkomend geval, het verzoekschrift tot tussenkomst neergelegd worden, alsook de dag van de terechtzitting. Op basis van de aanwijzingen van de auditeur worden in de beschikking eventuele derden-belanghebbenden aangewezen. Deze beschikking kan worden gewijzigd indien andere derden-belanghebbenden worden geïdentificeerd of zich kenbaar maken na het nemen ervan.

De auditeur brengt ter terechtzitting een mondeling advies uit.

Het arrest wordt uiterlijk binnen vijf werkdagen na de terechtzitting uitgesproken.

Indien de termijn tot aan de vastgestelde rechtsdag bijzonder kort is, kunnen de schorsing of de voorlopige maatregelen bevolen worden zonder dat alle partijen voor de terechtzitting opgeroepen zijn. In dat geval worden in het arrest dat de voorlopige schorsing of de voorlopige maatregelen beveelt, de partijen opgeroepen om op korte termijn te verschijnen voor de kamer, die uitspraak doet over de bevestiging van de schorsing of de voorlopige maatregelen. § 6. De vorderingen tot schorsing bedoeld in de wet van 17 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/06/2013 pub. 21/06/2013 numac 2013203640 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten sluiten betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, worden ingediend en behandeld overeenkomstig paragraaf 5, eerste en tweede lid, met dien verstande dat de terechtzitting ook kan plaatsvinden buiten de termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf het instellen van de vordering. § 7. Indien blijkt dat in de vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen de spoedeisendheid of de middelen niet zijn uiteengezet, kan de voorzitter van de kamer waarbij de vordering aanhangig gemaakt is of de staatsraad die hij aanwijst, op eensluidend advies van de auditeur onmiddellijk bij een beschikking beslissen het verzoekschrift niet op de rol in te schrijven. Van die beschikking wordt aan de partijen kennisgegeven. § 8. De vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen wordt afgewezen indien blijkt dat de verschuldigde rechten en kosten niet zijn betaald binnen de door de Koning overeenkomstig artikel 30, § 1, eerste en tweede lid, vastgestelde termijn of uiterlijk bij de sluiting van het debat wanneer dit plaatsvindt vóór het verstrijken van die termijn.

De vordering wordt ook afgewezen indien binnen de door de Koning overeenkomstig artikel 30, § 1, eerste en tweede lid, vastgestelde termijn geen verzoekschrift tot nietigverklaring is ingediend waarin middelen worden aangevoerd die ter rechtvaardiging van de schorsing of de voorlopige maatregelen zijn aangevoerd.

Indien de schorsing of voorlopige maatregelen werden bevolen, wordt binnen zes maanden na de uitspraak van het arrest uitspraak gedaan over het beroep tot nietigverklaring.

De schorsing en de voorlopige maatregelen die vóór het indienen van het verzoekschrift tot nietigverklaring van de akte of het reglement bevolen zijn, worden onmiddellijk opgeheven als blijkt dat binnen de daarvoor vastgestelde termijn geen verzoekschrift tot nietigverklaring is ingediend waarin middelen worden aangevoerd die ze gerechtvaardigd hadden. § 9. De afdeling bestuursrechtspraak kan volgens een door de Koning bepaalde versnelde procedure de akte of het reglement vernietigen indien de verwerende partij of degene die een belang heeft bij de beslechting van de zaak geen vordering tot voortzetting van de procedure heeft ingediend binnen dertig dagen te rekenen van de kennisgeving van het arrest waarbij de schorsing of de voorlopige maatregelen worden bevolen of de voorlopige schorsing of de voorlopige maatregelen worden bevestigd. § 10. Ten aanzien van de verzoekende partij geldt een vermoeden van afstand van geding indien de verzoekende partij, nadat de vordering tot schorsing van een akte of een reglement of de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen afgewezen is, geen verzoek tot voortzetting van de procedure indient binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de kennisgeving van het arrest. § 11. Bij het arrest dat de schorsing, de voorlopige schorsing van de tenuitvoerlegging van een akte of een reglement of voorlopige maatregelen beveelt, kan op vordering van de verzoekende partij aan de betrokken overheid een dwangsom opgelegd worden. In dat geval is artikel 36, §§ 2 tot 5, van toepassing. § 12. Ingeval de schorsing van de tenuitvoerlegging of voorlopige maatregelen worden bevolen wegens machtsafwending, wordt de zaak verwezen naar de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak.

Indien de algemene vergadering de akte of het reglement waartegen het beroep gericht is niet vernietigt, houden de schorsing of de voorlopige maatregelen onmiddellijk op gevolg te hebben. In dit geval wordt de zaak voor de behandeling van eventuele andere middelen verwezen naar de kamer waarbij ze oorspronkelijk aanhangig was gemaakt. § 13. Indien de kamer bevoegd om uitspraak te doen over de grond van de zaak de akte of het reglement waartegen het beroep gericht is niet vernietigt, heft ze de bevolen schorsing alsook de voorlopige maatregelen op.".

Art. 6 In artikel 20 van dezelfde wetten, hersteld bij de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000704 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sluiten en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2, derde lid, wordt aangevuld met de volgende zin: "Wanneer cassatieberoepen meerdere middelen bevatten waarvan bepaalde middelen kennelijk onontvankelijk of ongegrond zijn terwijl andere dat niet zijn, dan kan de toelaatbaarheid gedeeltelijk zijn."; 2° in paragraaf 3, eerste lid, eerste zin, worden de woorden "drie jaar" vervangen door de woorden "één jaar". Art. 7 In artikel 24 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 17 oktober 1990, 4 augustus 1996 en 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Nadat de voorafgaande maatregelen zijn uitgevoerd, maakt een lid van het auditoraat een verslag op van de zaak.Dit gedagtekend en ondertekend verslag wordt aan de kamer overgezonden binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de dag waarop het lid van het auditoraat het volledige dossier van de zaak heeft ontvangen. Op verzoek van de auditeur-generaal kan die termijn met één enkele termijn van zes maanden worden verlengd bij een met redenen omklede beschikking van de kamer waarbij de zaak aanhangig is."; 2° het tweede en het derde lid worden vervangen als volgt: "In voorkomend geval kan het verslag zich beperken tot het middel van niet-ontvankelijkheid of tot het middel ten gronde dat de oplossing van het geschil mogelijk maakt.De toepassing van artikel 38, § 1, vereist een verslag waarin alle middelen worden onderzocht.

Indien blijkt dat de conclusies van het verslag geen voldoende oplossing van het geschil bieden, kan de afdeling bestuursrechtspraak, die uitspraak doet over de conclusies van het verslag, het auditoraat bij arrest belasten, naargelang van het geval, met het onderzoek van één of meer welbepaalde middelen of excepties, of met het verder onderzoek van het beroep en in voorkomend geval met een onderzoeksmaatregel die zij in het arrest vaststelt."; 3° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende: "Beveelt de kamer dat een aanvullend verslag moet worden ingediend, dan worden de in het eerste lid bedoelde termijnen tot drie maanden ingekort. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de kamer waarbij de zaak aanhangig is, bij een met redenen omklede beschikking en na het advies van de auditeur-generaal te hebben ingewonnen, de in het eerste en het vierde lid bedoelde termijnen inkorten.".

Art. 8 In dezelfde wetten wordt een artikel 27/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 27/1.§ 1. In buitengewone omstandigheden of in de gevallen bedoeld in artikel 17, § 5, en voor zover het voorstel tot het houden van een zitting per videoconferentie redelijk en passend is in het licht van de omstandigheden van de zaak, kan de kamervoorzitter bij een met redenen omklede beschikking beslissen dat de partijen op deze wijze verschijnen, wanneer de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn: 1° de partijen in de zaak zijn akkoord om per videoconferentie te verschijnen;2° het verschijnen per videoconferentie is technisch mogelijk voor de partijen in de zaak;3° de garanties voor de organisatie en het verloop van een zitting per videoconferentie bedoeld in paragraaf 2 zijn vervuld. Een videoconferentie is een rechtstreekse audiovisuele verbinding, in real time, met als doel het verzekeren van een multidirectionele en gelijktijdige communicatie van beeld en geluid en een visuele, auditieve en verbale interactie tussen meerdere geografische van elkaar verwijderde personen of groepen van personen. § 2. De organisatie en het verloop van de zitting per videoconferentie waarborgen dat: 1° de op de zitting verschijnende, eraan deelnemende of er zetelende personen in staat zijn om daadwerkelijk deel te nemen aan de rechtspleging en om het verloop ervan en de debatten doeltreffend en volledig te volgen;2° de op de zitting verschijnende, eraan deelnemende of er zetelende personen zich kunnen uitdrukken en kunnen gezien en gehoord worden zonder technische belemmeringen en dezelfde rechten genieten als die welke hun in een gewone zitting zijn toegekend;3° indien een advocaat of een andere wettelijke vertegenwoordiger optreedt voor de verschijnende persoon, of indien die persoon overeenkomstig de wet bijstand van een andere persoon nodig heeft, de verschijnende persoon tijdens de videoconferentie daadwerkelijk en vertrouwelijk kan communiceren met zijn advocaat, zijn wettelijke vertegenwoordiger of die andere persoon;4° indien er verschillende partijen in de zaak zijn of verschillende te horen personen, zij elkaar gelijktijdig kunnen zien en horen. § 3. De videoconferentie, waarvan de Raad van State vaststelt dat het aan de voorwaarden bedoeld in de paragraaf 2 voldoet, geldt als verschijning voor de partijen. § 4. Wanneer de zitting openbaar is, worden de praktische regelingen waardoor personen die geen partij in de zaak zijn de zitting per videoconferentie kunnen bijwonen, beschikbaar gesteld op de website van de Raad van State. § 5. Voor wat betreft de videoconferenties bedoeld in dit artikel wordt de Raad van State aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De verwerking van persoonsgegevens die krachtens dit artikel wordt uitgevoerd, is beperkt tot het verzamelen van gegevens betreffende de personen die aan de zitting deelnemen en die noodzakelijk zijn voor de werking van het videoconferentiesysteem, alsmede tot de verwerkingen van persoonsgegevens die nodig zijn voor het in real time aan deze personen doorgeven van de geluiden en beelden van de zitting per videoconferentie.

Het opnemen, het bewaren of elke andere vorm van verwerking van de videoconferentie, alsook het bewaren of het op enige wijze verwerken, na afloop van de zitting per videoconferentie, van persoonsgegevens die werden verwerkt met toepassing van het tweede lid zijn verboden en worden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en een boete van tweehonderd euro tot tienduizend euro, of met slechts één van deze straffen.

De krachtens het derde lid verboden opnamen mogen later in geen geval worden toegelaten als procedurestuk of bewijsmiddel. § 6. De bepalingen van boek 1, hoofdstuk VII en artikel 85 van het Strafwetboek zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in paragraaf 5." Art. 9 In artikel 28 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1996 en 15 september 2006, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Elk arrest is met redenen omkleed." Art. 10 In artikel 30 van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 17 oktober 1990 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende: "Het koninklijk besluit bedoeld in het eerste lid bepaalt de voorwaarden waaronder het aangewezen lid van het auditoraat kan beslissen geen verslag op te stellen, ingeval van afstand van het geding door de verzoekende partij of intrekking, door de verwerende partij, van de bestreden akte of het bestreden reglement."; 2° in paragraaf 2 wordt het derde lid opgeheven. Art. 11 In dezelfde wetten wordt in de plaats van hoofdstuk V van titel V, vernietigd bij arrest nr. 103/2015 van 16 juli 2015 van het Grondwettelijk Hof, een nieuw hoofdstuk V ingevoegd, luidende: "Hoofdstuk V - De beslissing tot herstel".

Art. 12 In dezelfde wetten wordt in de plaats van artikel 38, vernietigd bij arrest nr. 103/2015 van 16 juli 2015 van het Grondwettelijk Hof, het als volgt luidend artikel 38 ingevoegd: "

Art. 38.§ 1. In geval van een beroep tot nietigverklaring bedoeld in artikel 14, § 1, kan de afdeling bestuursrechtspraak, wanneer zij in de bestreden akte of het bestreden reglement een gebrek heeft vastgesteld dat tot een nietigverklaring aanleiding kan geven, een verwerende partij in de gelegenheid stellen om dit gebrek te herstellen door de akte of het reglement in te trekken en een beslissing tot herstel te nemen. § 2. De toelating bedoeld in paragraaf 1 wordt verleend bij tussenarrest, uitsluitend op verzoek van de verwerende partij, en nadat de andere partijen over minstens vijftien dagen konden beschikken om over dit verzoek schriftelijk hun opmerkingen mee te delen.

Het tussenarrest bepaalt de termijn waarbinnen de beslissing tot herstel mag worden genomen en in voorkomend geval aan de afdeling bestuursrechtspraak ter kennis moet worden gebracht. Die termijn kan worden verlengd op met redenen omkleed verzoek van de verwerende partij. De totale duur van de termijn mag zes maanden niet overschrijden.

De beslissing die niet binnen de gestelde termijn genomen en ter kennis van de afdeling bestuursrechtspraak gebracht is, is geen beslissing tot herstel in de zin van dit artikel. § 3. De afdeling bestuursrechtspraak maakt pas na onderzoek van alle middelen toepassing van paragraaf 1. § 4. De beslissing tot herstel blijft ertoe beperkt het gebrek dat in het tussenarrest werd vastgesteld te herstellen.

Met het oog op het herstel in de beslissing tot herstel mag de verwerende partij, na de intrekking van de bestreden akte of het bestreden reglement naar aanleiding van het tussenarrest, de besluitvorming hernemen of laten hernemen vanaf het punt waarop het vastgestelde gebrek zich voordeed. § 5. De verwerende partij geeft zo spoedig mogelijk en uiterlijk voor het verstrijken van de termijn bedoeld in paragraaf 2 kennis aan de afdeling bestuursrechtspraak van de beslissingen tot intrekking en tot herstel.

De beslissing tot herstel wordt van rechtswege toegevoegd aan het voorwerp van het beroep tot nietigverklaring. § 6. De andere partijen kunnen binnen dertig dagen na de mededeling aan hen door de afdeling bestuursrechtspraak van de beslissing tot herstel, schriftelijk hun opmerkingen doen gelden over de wijze en de wettigheid van het herstel van het gebrek dat in het tussenarrest werd vastgesteld. De schriftelijke opmerkingen of nieuwe middelen kunnen zich uitstrekken tot alle nieuwe onwettigheden die aan de beslissing tot herstel kleven. Zij kunnen daarbij niet op ontvankelijke wijze andere gebreken tegen de beslissing tot herstel inbrengen. § 7. Indien de afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat het gebrek dat in het tussenarrest werd vastgesteld, is hersteld en dat daarbij geen nieuwe onwettigheid is begaan, verwerpt zij het beroep zowel wat de oorspronkelijk bestreden en ingetrokken akte of het oorspronkelijk bestreden en ingetrokken reglement betreft, als wat de beslissing tot herstel betreft.

Tegen de beslissing tot herstel staat voor de partijen bij het geschil geen ander beroep, overeenkomstig de gewone vernietigingsprocedure, open. § 8. Is volgens de afdeling bestuursrechtspraak het gebrek dat in het tussenarrest werd vastgesteld niet of niet zonder het begaan van een nieuwe onwettigheid hersteld, en maakt zij niet opnieuw toepassing van paragraaf 1, dan wordt het beroep tegen de oorspronkelijk bestreden en ingetrokken akte of het oorspronkelijk bestreden en ingetrokken reglement verworpen en wordt de beslissing tot herstel vernietigd. § 9. Is de afdeling bestuursrechtspraak niet binnen de gestelde termijn van een beslissing tot herstel in kennis gesteld, dan wordt de bestreden akte of het bestreden reglement, indien niet ingetrokken, bij arrest vernietigd. § 10. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de geschillen waarop dit artikel van toepassing is.".

Art. 13 In artikel 72, § 1, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 17 oktober 1990, 4 augustus 1996, 25 mei 1999, 15 september 2006 en 20 januari 2014, worden het tweede tot vierde lid vervangen als volgt: "Niemand kan tot griffier worden benoemd tenzij hij: 1° ten volle 25 jaar oud is;2° houder is van een diploma van licentiaat of master in de rechten; 3° het bewijs levert van een voldoende kennis van de Duitse taal wanneer het in het eerste lid bedoelde examen ertoe strekt de in artikel 73, § 3, bedoelde griffier te benoemen.".

Art. 14 In artikel 73, § 1, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1996 en 25 mei 1999, wordt het derde lid vervangen als volgt: "De helft van de kamervoorzitters, de helft van de staatsraden, de helft van de eerste auditeurs-afdelingshoofden, de helft van de eerste auditeurs, auditeurs en adjunct-auditeurs samen, de helft van de eerste referendarissen-afdelingshoofden, de helft van de eerste referendarissen, referendarissen en adjunct-referendarissen samen, de helft van de griffiers, moeten door hun diploma het bewijs leveren dat zij het examen van doctor of licentiaat of master in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd; de andere helft van elke groep ambtsdragers, dat zij het in het Frans hebben afgelegd.".

Art. 15 In artikel 76, § 1, van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 30/06/1998 numac 1998015016 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst over het Wegvervoer tussen het Koninkrijk België, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te Athene op 11 juni 1992 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten en gewijzigd bij de wetten van 2 april 2003, 15 september 2006 en 20 januari 2014, wordt het zesde lid vervangen als volgt: "Minstens vierentwintig leden van het auditoraat worden bij voorrang aangesteld bij de afdeling wetgeving. Wanneer de afdeling wetgeving is ingedeeld in zes kamers, worden minstens zesendertig leden van het auditoraat bij voorrang aangesteld bij de afdeling wetgeving. Zij nemen deel aan de werkzaamheden ervan overeenkomstig de richtlijnen van de auditeur-generaal.".

Art. 16 In artikel 79 van dezelfde wetten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000704 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sluiten, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "De afdeling wetgeving is samengesteld uit minstens twaalf leden van de Raad van State, waarvan vier kamervoorzitters en acht staatsraden, aangewezen door de eerste voorzitter in overleg met de voorzitter, en uit ten hoogste tien assessoren. De leden van de Raad van State zijn derwijze gekozen dat minstens vier van hen het bewijs leveren van de kennis van het Nederlands, vier van de kennis van het Frans en vier van de kennis van het Nederlands en het Frans.".

Art. 17 In artikel 81 van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 6 mei 1982 en gewijzigd bij de wetten van 25 mei 1999 en 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de eerste zin vervangen als volgt: "De afdeling wetgeving is ingedeeld in vier of zes kamers."; 2° in het derde lid worden de eerste en de tweede zin vervangen als volgt: "Twee van de kamers, of drie ervan indien de afdeling wetgeving in zes kamers ingedeeld is, bestaan elk uit twee leden die bewijzen het Nederlands machtig te zijn.De andere kamers bestaan elk uit twee leden die bewijzen het Frans machtig te zijn.".

Art. 18 In artikel 83, eerste lid, eerste zin, van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000704 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sluiten, wordt het woord "vier" opgeheven.

Art. 19 In artikel 84 van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State sluiten en gewijzigd bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, 2°, worden de woorden "tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus" vervangen door de woorden "tussen 15 juni en 15 augustus";2° het artikel wort aangevuld met een paragraaf 5, luidende: " § 5.De afdeling wetgeving kan beslissen om geen advies te verlenen over een bij haar aanhangige adviesaanvraag over een ontwerp van besluit binnen een termijn als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.

Door die beslissing, die zo spoedig mogelijk aan de adviesaanvrager wordt meegedeeld, wordt de adviesaanvraag onmiddellijk afgevoerd van de rol. In de aanhef van het besluit wordt melding gemaakt van die beslissing.".

Art. 20 In artikel 85 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1982, worden het eerste tot het derde lid vervangen als volgt: "De afdeling wetgeving zetelt in algemene vergadering, telkens als de overheid die de afdeling wetgeving adieert, haar hierom verzoekt, of indien de eerste voorzitter of de voorzitter indien die de afdeling wetgeving onder zijn verantwoordelijkheid heeft, daartoe beslist.

Aan de algemene vergadering nemen met stemrecht deel, ten minste acht leden van de Raad van State die aangewezen zijn om deel uit te maken van de afdeling wetgeving. Zij bestaat uit een gelijk aantal leden van de Raad van State en, in voorkomend geval, een gelijk aantal assessoren van elke taalrol.

De algemene vergadering wordt voorgezeten door de eerste voorzitter of de voorzitter indien die de afdeling wetgeving onder zijn verantwoordelijkheid heeft. Zij zijn er stemgerechtigd, zelfs indien zij niet tot de afdeling wetgeving behoren.".

Art. 21 In artikel 85bis van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 13 juni 1979 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000704 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sluiten, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Wanneer de adviesaanvraag een probleem doet rijzen in verband met de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid, de gemeenschappen of de gewesten, verwijst de eerste voorzitter of de voorzitter indien die de afdeling wetgeving onder zijn verantwoordelijkheid heeft de adviesaanvraag naar verenigde kamers van de afdeling wetgeving. Hij kan ook andere adviesaanvragen verwijzen naar verenigde kamers van de afdeling wetgeving. De verenigde kamers worden gevormd door twee kamers van een verschillende taalaanhorigheid. Zij bestaan uit een gelijk aantal leden van de Raad van State en, in voorkomend geval, een gelijk aantal assessoren van elke taalrol.".

Art. 22 In artikel 90, § 1, tweede lid, 2°, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten, worden de woorden "artikelen 17, §§ 6 en 7" vervangen door de woorden "artikelen 17, §§ 9 en 10".

Art. 23 Artikel 101/1 van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 20 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/2014 pub. 03/02/2014 numac 2014000082 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende hervorming van de bevoegdheid, de procedureregeling en de organisatie van de Raad van State sluiten, wordt aangevuld met twee leden, luidende: "Onverminderd de specifieke termijnen en behandelingen bij voorrang voor bepaalde beroepen bepaald door de wet, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de zaken van hoger openbaar belang die eveneens een dergelijke behandeling vergen. Hij bepaalt eveneens, op dezelfde wijze, de noodzakelijke organisatorische maatregelen die het college van korpschefs daartoe kan nemen.

De korpschefs geven in het activiteitenverslag bedoeld in artikel 119 een overzicht van de stand van zaken van de behandeling van de in het tweede lid bedoelde zaken van hoger openbaar belang. Zij bezorgen daarnaast aan het einde van elk semester aan de minister van Binnenlandse Zaken een bondig overzicht van die stand van zaken.".

Art. 24 In artikel 105, tweede lid, van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000704 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sluiten, worden de woorden "alsook in artikelen 102bis en 102ter" ingevoegd tussen de woorden "de in artikel 74/1" en de woorden "bedoelde aanwijzingen". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 30/06/1998 numac 1998015016 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst over het Wegvervoer tussen het Koninkrijk België, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te Athene op 11 juni 1992 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 Art. 25 Artikel 15 van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 30/06/1998 numac 1998015016 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst over het Wegvervoer tussen het Koninkrijk België, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te Athene op 11 juni 1992 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 wordt opgeheven.

Art. 26 In artikel 47, derde lid, van dezelfde wet wordt de zinsnede ", 15" opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen Art. 27 In afwijking van artikel 24, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zoals vervangen bij artikel 7, 1°, wordt voor zaken die op de rol worden ingeschreven in de periode van 1 januari 2024 tot en met 30 april 2024 het gedagtekend en ondertekend verslag aan de kamer overgezonden binnen een termijn van tien maanden te rekenen van de dag waarop het lid van het auditoraat het volledig dossier van de zaak heeft ontvangen. Deze termijn kan eenmalig met zes maanden worden verlengd.

Art. 28 Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 5, 7, 1° en 3°, evenals de artikelen 24 tot 27." Artikel 5 treedt in werking op 1 januari 2025, tenzij de Koning een vroegere datum van inwerkingtreding bepaalt.

Artikel 7, 1° en 3°, en artikel 27 treden in werking op 1 januari 2024.

De artikelen 24 tot 26 treden in werking op de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 29 De artikelen 2, 3, 4, 19 en 20 zijn van toepassing op de adviesvragen bedoeld in de artikelen 2 tot 6 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, die worden ingediend vanaf de datum bedoeld in artikel 28, eerste lid.

Alle beroepen en andere vorderingen die bij de Raad van State werden ingediend voor de datum bedoeld in artikel 28, eerste lid, blijven onderworpen aan de regels die van toepassing waren vóór die datum.

Artikel 5 is van toepassing op beroepen en andere vorderingen die bij de Raad van State op de rol werden ingeschreven vanaf de datum bedoeld in artikel 28, tweede lid.

Artikel 7, 1° en 3°, en artikel 27 zijn van toepassing op beroepen en andere vorderingen die bij de Raad van State op de rol werden ingeschreven vanaf de datum bedoeld in artikel 28, derde lid.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 11 juli 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken Doc 55 3220/ (2022/2023): 001: Wetsontwerp. 002: Amendementen. 003: Verslag van de eerste lezing. 004: Artikelen aangenomen in eerste lezing. 005: Amendementen. 006: Verslag van de tweede lezing. 007: Tekst aangenomen in tweede lezing. 008: Amendement. 009: Zaak zonder verslag. 010: Tekst aangenomen door de commissie. 011: Amendement. 012: Tekst aangenomen door de plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 27 april 2023 Senaat (www.senate.be) Stuk: 7-445/ (2022/2023): Nr. 1: Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stuk: Doc 55 3220/ (2022/2023): 013: Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

^