gepubliceerd op 16 juli 1997
Besluit van de Regering to oprichting van een pedagogische werkgroep voor het vak "wiskunde" op het niveau van de derde graad van het gewoon lager onderwijs
31 JANUARI 1997. Besluit van de Regering to oprichting van een pedagogische werkgroep voor het vak "wiskunde" op het niveau van de derde graad van het gewoon lager onderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 16 juli 1993 en 30 december 1993;
Gelet op het decreet van 21 december 1995 tot vastlegging van de algemene uitgavenbegroting van de Duitstalige Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1996;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24.01.1997;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 5 december 1996;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de pedagogische werkgroep reeds met zijn arbeid is begonnen en dat het dus onontbeerlijk is, het doel, de samenstelling en de werkwijze ervan alsmede de bepalingen betreffende de financiële vergoedingen vast te stellen;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, Besluit
Artikel 1.Er wordt in de Duitstalige Gemeenschap een pedagogische werkgroep voor het vak "wiskunde" opgericht, hierna werkgroep genoemd.
De werkgroep heeft als opdracht de specifieke en interdisciplinaire sleutelbevoegdheden uit te werken voor wiskunde op het niveau van de derde graad van het gewoon lager onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap.
De werkgroep sluit zijn werken ten laatste op 31 mei 1997. Hij legt een eindbericht met zijn conclusies voor aan de Minister bevoegd inzake Onderwijs, opgesteld in samenwerking met het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, Afdeling "Organisatie van het Onderwijs".
Art. 2.De werkgroep is samengesteld uit de volgende leden : 1. Georges KUPPENS, pedagogische inspecteur, voorzitter.2. Gemeenschappelijk onderwijs : Jean-Marie BORGUET; Klemens KAUT;
Helmut HENZ. 3. Vrij gesubsidieerd onderwijs : August DENEFFE; Robert MÜLLER. 4. Officieel gesubsidieerd onderwijs : Joseph VERHEGGEN; Alfred RAUW;
Aloys LEJOLY;
Ronald GOFFART;
Alfred MERTGENS;
Paul PIRONT;
Elisabeth VANDERHEYDEN-ESSER. De aanwijzing van de voorzitter en van de leden geldt voor de duur van de in artikel 1 bedoelde opdracht; zij neemt echter ten laatste op 31 mei 1997 een einde.
Op uitnodiging van de voorzitter kunnen experten aan de zittingen van de werkgroep deelnemen.
Art. 3.De voorzitter roept de werkgroep bijeen en bepaalt de vergaderplaats en de dagorde.
Art. 4.Het secretariaatswerk wordt verricht door een lid van de werkgroep.
Art. 5.De voorzitter, de leden van de werkgroep en de uitgenodigde experten die hun privé-voertuig gebruiken om naar de zittingen te gaan, hebben recht op een kilometervergoeding van 7,60 BF rekening houdend met de verplichting zo veel mogelijk groepsgewijs te reizen.
Als uitgangspunt voor de berekening van de afstand wordt de woonplaats van de betrokkene of zijn werkplaats in aanmerking genomen, indien deze laatste het meest nabijgelegen is t.o.v. de vergaderplaats.
Bij gebruik van het openbaar vervoer wordt de reiskostenvergoeding op voorlegging van bewijsstukken toegekend.
Art. 6.De leden die geen opdracht in het belang van het onderwijs waarnemen en die niet tot de pedagogische commissie behoren, verkrijgen een presentiegeld ten belope van 1500 BF per zittingsdag van ten minste vier uren.
Door een met redenen omklede aanvraag van de voorzitter en mits toestemming van de Minister kan voor de experten afgeweken worden van de voorwaarden en van de hoogte van het in lid 1 bepaalde presentiegeld.
Art. 7.De kilometervergoeding en het presentiegeld worden toegekend op voorlegging van een per semester in te dienen schuldvordering met vermelding van het aantal kilometers per zitting en van het aantal vergaderdagen die recht geven op een presentiegeld.
De schuldvorderingen worden door de voorzitter medeondertekend ter bekrachtiging van de juistheid ervan.
Maximum tien zittingen worden vergoed.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1996.
Art. 9.De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 31 januari 1997.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme J. MARAITE De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek,Monumenten en Landschappen W. SCHRÖDER