gepubliceerd op 19 september 2000
Besluit van de Regering tot invoering van een leertijd van de Middenstand voor het beroep van bankbediende
25 MEI 2000. - Besluit van de Regering tot invoering van een leertijd van de Middenstand voor het beroep van bankbediende
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996 en 6 mei 1999;
Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij het decreet van 20 mei 1997;
Gelet op het ministerieel besluit van 27 oktober 1978 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten en van de gecontroleerde leerverbintenissen in de voortdurende vorming van de Middenstand, gewijzigd bij de besluiten van 20 november 1987, 7 juni 1989, 26 maart 1993, 10 november 1993, 25 juni 1994, 10 november 1994, 29 december 1995, 18 juli 1997 en 20 maart 1998;
Gelet op het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 10 oktober 1995 houdende vaststelling van bijzondere erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten en van de gecontroleerde leerverbintenissen voor bepaalde beroepen in de vorming van de Middenstand;
Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, gegeven op 22 september 1999;
Gelet op het advies van het Subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming te St. Vith, gegeven op 24 maart 1998;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 april 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 30 mei 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de voor de opleiding en de voorgezette opleiding in de Middenstand bevoegde instanties onverwijld van de nieuwe richtlijnen m.b.t. tot de invoering van een leertijd voor het beroep van bankbediende moeten worden verwittigd, opdat in het bijzonder de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand vóór 1 juli 2000 de bepalingen kunnen vastleggen die op het pedagogisch, organisatorisch en personeel vlak noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die opleiding;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Vanaf 1 juli 2000 kunnen leerovereenkomsten en gecontroleerde leerverbintenissen voor het beroep « bankbediende » op basis van het leerprogramma « X02/99 » gesloten worden.
Art. 2.In het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 10 oktober 1995 houdende vaststelling van bijzondere erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten en van de gecontroleerde leerverbintenissen voor bepaalde beroepen in de vorming van de Middenstand worden een artikel 3bis en een artikel 3ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 3bis.§ 1. Om een leerovereenkomst voor het beroep van bankbediende te kunnen ondertekenen, moet de leerling houder zijn van het getuigschrift van hoger secundair onderwijs. § 2. De leerling die een leertijd voor het beroep van bankbediende volgt, verkrijgt van zijn ondernemingshoofd een maandelijkse minimale leertoelage ten belope van : a) 12.000,- F 297,47 Euro voor het eerste jaar; b) 13.500,- F 334,66 Euro voor het tweede jaar; c) 15.000,- F 371,84 Euro voor het derde jaar.
Artikel 3ter.Wat de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten en van de gecontroleerde leerverbintenissen in de voortdurende vorming van de Middenstand voor de beroepen bedoeld in voorliggend besluit betreft, gelden de bepalingen van het ministerieel besluit van 27 oktober 1978 houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de leerovereenkomsten en van de gecontroleerde leerverbintenissen in de voortdurende vorming van de Middenstand, behalve als voorliggend besluit iets anders bepaalt. »
Art. 3.Voorliggend besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt ondertekend.
Art. 4.De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 25 mei 2000.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES