Etaamb.openjustice.be
Document van 23 mei 2019
gepubliceerd op 24 september 2019

Besluit van de Regering tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2019203817
pub.
24/09/2019
prom.
23/05/2019
ELI
eli/besluit/2019/05/23/2019203817/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MEI 2019. - Besluit van de Regering tot bepaling van de rechtspositie van het contractueel personeel van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 25 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/05/2009 pub. 14/07/2009 numac 2009203077 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap sluiten houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap, artikel 102, § 1, eerste lid;

Gelet op protocol nr. S1/2019 van sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap van 26 februari 2019;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 maart 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 11 maart 2019;

Gelet op advies 65.699/3 van de Raad van State, gegeven op 3 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Media;

Na beraadslaging, Besluit : Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Toepassingsgebied Dit besluit is van toepassing op het contractueel personeel van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, hierna: contractuele personeelsleden.

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder het besluit van de Regering van 23 mei 2019 verstaan: het besluit van de Regering van 23 mei 2019 houdende organisatie van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren.

Art. 2.Indienstnemingsprocedure § 1 - Vóór de indienstneming bij arbeidsovereenkomst wordt een openbare oproep tot de gegadigden bekendgemaakt.

In afwijking van het eerste lid is een oproep tot de gegadigden niet noodzakelijk: 1° bij indienstnemingen voor een tewerkstelling die overeenstemt met minder dan één derde van een voltijdse betrekking;2° bij indienstnemingen in niveau IV met toepassing van artikel 5 voor ten hoogste drie maanden;3° bij een nieuwe indienstneming van een personeelslid van wie de arbeidsovereenkomst van bepaalde duur afloopt, op voorwaarde dat de nieuwe indienstneming zonder onderbreking geschiedt;4° bij indienstnemingen naar aanleiding van een voltooide opleiding in een bedrijf die in het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap gevolgd werd met toepassing van het besluit van de Regering van 10 september 1993 houdende oprichting en regeling van een stelsel voor opleiding in een bedrijf met het oog op de voorbereiding van de inschakeling van de mindervaliden in het arbeidsproces;5° bij indienstnemingen naar aanleiding van een voltooide opleiding die in het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap gevolgd werd in het kader van een duale basisopleiding met toepassing van het decreet van 27 juni 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/06/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005033068 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende oprichting van een autonome hogeschool sluiten houdende oprichting van een autonome hogeschool, op voorwaarde dat de lerende zijn opleiding aangevat heeft naar aanleiding van een openbare oproep tot de gegadigden met betrekking tot de opleiding in het Belgisch Radio en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap. § 2 - De selectie van de kandidaten gebeurt op basis van objectieve criteria omtrent de geschiktheid voor de uitoefening van de functie.

De directeur stelt een examencommissie samen die de geschiktheid van de kandidaten beoordeelt. Te dien einde stelt de examencommissie een ad-hoc-examenreglement op rekening houdend met de uit te oefenen functie. De examencommissie maakt een rangschikking op en stelt de uitgekozen kandidaten ter indienstneming voor.

Art. 3.Arbeidsovereenkomst Elke indienstneming gebeurt op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst.

De directeur zorgt voor de indienstnemingen in weddeschalen van niveau IV en niveau III. De raad van beheer zorgt voor de indienstnemingen in weddeschalen van de niveaus II, II+ en I. Hoofdstuk 2. - Categorieën inzake indienstneming bij arbeidsovereenkomst

Art. 4.Algemeen Om te voldoen aan personeelsbehoeften, ongeacht de aard ervan, totdat de nodige selectieprocedures georganiseerd worden om de functies door ambtenaren te laten bekleden, geschiedt een indienstneming bij arbeidsovereenkomst.

Art. 5.Vervanging Voor de duur van de voorlopige vol- of deeltijdse afwezigheid van een personeelslid wordt een vervanger uitsluitend bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen.

Art. 6.Taken die uitsluitend door contractuele personeelsleden uitgeoefend worden Voor de uitoefening van de volgende taken geschieden uitsluitend indienstnemingen bij arbeidsovereenkomst: 1° taken als moderator;2° alle taken van de huishoudkundige dienst;3° de ontvangst- en telefoondienst;4° huismeestertaken;5° in de tijd beperkte bijzondere opdrachten of in de tijd beperkte projectopdrachten. Hoofdstuk 3. - Bezoldiging

Art. 7.Beginsel § 1 - Het contractueel personeelslid wordt bezoldigd overeenkomstig de weddeschaal verbonden aan de aanwervingsgraad van een ambtenaar met een gelijkwaardig ambt, naar rata van zijn werktijd.

Het contractueel personeelslid verkrijgt ten hoogste de weddeschaal van het niveau waartoe zijn diploma hem toegang zou verlenen voor een aanwerving als ambtenaar.

In afwijking van het eerste en het tweede lid wordt het contractueel personeelslid dat taken als moderator uitoefent, bezoldigt overeenkomstig de weddeschaal verbonden aan de aanwervingsgraad van assistent, naar rata van zijn werktijd. Hij neemt de weddeschaal II+/1 in, ongeacht welk diploma hij bezit.

De bezoldiging ligt nooit lager dan het gewaarborgd minimumloon zoals het wordt bepaald in het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten. § 2 - Bovendien ontvangt het contractuele personeelslid: 1° de periodieke verhogingen bepaald in de bedoelde weddeschaal;2° een vakantiegeld en een eindejaarstoelage onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren;3° een haard- of standplaatstoelage onder dezelfde voorwaarden als de ambtenaren;4° de toelagen, vergoedingen en premies onder dezelfde voorwaarden als een ambtenaar die hetzelfde ambt uitoefent.

Art. 8.Vervangers De contractuele personeelsleden die met toepassing van artikel 5 in dienst worden genomen, worden hoogstens ingeschaald in de weddeschaal van de aanwervingsgraad van de loopbaan van het te vervangen personeelslid.

Art. 9.Departementshoofd Indien een contractueel personeelslid overeenkomstig artikel 12 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019 aangewezen wordt als departementshoofd, wordt dat personeelslid tijdens zijn aanwijzing als departementshoofd bezoldigd op basis van weddeschaal I/8 tot het met toepassing van de bepalingen van artikel 12 van dit besluit op basis van een hogere weddeschaal bezoldigd wordt. Deze bepaling heeft geen enkele uitwerking op de financiële opwaardering.

Onverminderd het eerste lid wordt het contractueel personeelslid dat via een externe procedure geselecteerd wordt om een departement te leiden, in dienst genomen in het niveau waartoe zijn diploma toegang verleent en wordt dat personeelslid onverminderd artikel 10 in een weddeschaal ingeschaald.

Art. 10.Deskundigen Het contractueel personeelslid dat in dienst wordt genomen op basis van zijn gespecialiseerde vakkennis, zijn specifieke beroepsvaardigheden of zijn jarenlange beroepservaring kan bezoldigd worden op basis van een hogere weddeschaal dan die bepaald in artikel 7, § 1, waarbij de weddeschaal die in de arbeidsovereenkomst moet worden bepaald, overeenstemt met een bestaande schaal van het niveau waarvoor het contractueel personeelslid een diploma kan voorleggen.

Het contractueel personeelslid dat taken als moderator uitoefent, wordt in een weddeschaal van niveau II+ ingedeeld.

De deskundigen worden hoogstens in de volgende weddeschaal ingedeeld: 1° in niveau I: weddeschaal I/8;2° in niveau II+: weddeschaal II+/3;3° in niveau II: weddeschaal II/4;4° in niveau III: weddeschaal III/6.

Art. 11.Geldelijke anciënniteit De artikelen 77 tot 83 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019 zijn mutatis mutandis van toepassing op de geldelijke anciënniteit.

Een contractueel personeelslid verricht werkelijke diensten zolang geen vorm van schorsing van de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst voorligt waarbij zijn loon niet wordt uitbetaald.

In afwijking van het tweede lid wordt de duur van de schorsing in de volgende gevallen in aanmerking genomen als werkelijke dienst: 1° de afwezigheden in het kader van een geboorte zoals bepaald in de artikelen 39 en 42 tot 43bis van de Arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten;2° de afwezigheid wegens een georganiseerde werkonderbreking;3° de afwezigheid in het kader van een loopbaanonderbreking;4° ouderschapsverlof;5° de dienstvrijstelling voor opdracht;6° de verloven bepaald in artikel 128 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019.

Art. 12.Financiële opwaardering Contractuele personeelsleden die op basis van de weddeschaal verbonden aan de aanwervingsgraad van hun loopbaan bezoldigd worden en de evaluatie "positief" hebben, worden bezoldigd op basis van de weddeschaal verbonden aan de eerste bevorderingsgraad van dezelfde loopbaan indien ze voldoen aan de anciënniteitsvoorwaarde voor de bevordering in een vlakke loopbaan van een ambtenaar van de begingraad tot de onmiddellijk hogere graad van zijn vlakke loopbaan vermeld in artikel 65 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019.

Op voordracht van de directieraad kan de raad van beheer de contractuele personeelsleden die op basis van de weddeschaal verbonden aan de eerste bevorderingsgraad van hun loopbaan bezoldigd worden en die de evaluatie "positief" hebben, overeenkomstig artikel 13 een bezoldiging op basis van de weddeschaal van de tweede bevorderingsgraad van dezelfde loopbaan toekennen, indien ze voldoen aan de anciënniteitsvoorwaarden voor de bevordering van een ambtenaar bepaald in artikel 63, eerste lid, van het besluit van de Regering van 23 mei 2019. De voordracht wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering.

Voor de financiële opwaarderingen wordt de loopbaan van de contractuele personeelsleden van niveau IV die aangesteld zijn in de huishoudkundige dienst gelijkgesteld met de loopbaan van de bode-telefonisten.

Voor de financiële opwaarderingen wordt de loopbaan van de contractuele personeelsleden die taken als moderator uitoefenen, gelijkgesteld met de loopbaan van assistent.

Art. 13.Voorstel tot financiële opwaardering overeenkomstig artikel 12, tweede lid Voor de toepassing van artikel 12, tweede lid, bepaalt de raad van beheer het aantal financiële opwaarderingen per niveau. Nadat het aantal financiële opwaarderingen is bepaald, doet de voorzitter van de directieraad een oproep tot de gegadigden die schriftelijk aan alle in aanmerking komende gegadigden wordt bezorgd. De in aanmerking komende gegadigden ondertekenen een bewijs dat ze de oproep tot de gegadigden hebben ontvangen of de voorzitter van de directieraad zendt de oproep tot de gegadigden, in het bijzonder wanneer de gegadigde afwezig is, aangetekend toe. De oproep tot de gegadigden voorziet in een termijn van ten minste 15 werkdagen voor de indiening van een schriftelijke sollicitatie bij de voorzitter van de directieraad en vermeldt in voorkomend geval de inlichtingen en documenten die moeten worden meegedeeld.

De directieraad maakt over elke in aanmerking komende gegadigde een met redenen omkleed advies op. Indien er verscheidene in aanmerking komende gegadigden zijn, maakt de directieraad een rangschikking op, waarbij rekening wordt gehouden met de evaluatie, maar daarnaast ook met de prestaties en de ervaring van de gegadigden, hun geschiktheid, hun inspanningen om opleidingen en voortgezette opleiding in samenhang met hun taken te volgen, alsook hun dienstanciënniteit. De directieraad doet dienovereenkomstig de in artikel 12, tweede lid, vermelde voordracht voor de raad van beheer.

Aan elke gegadigde wordt meegedeeld op welke plaats hij door de directieraad werd gerangschikt. De in aanmerking komende gegadigde heeft het recht door de directieraad te worden gehoord; de gegadigde dient de aanvraag om te worden gehoord in bij de directieraad binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat de dag nadat hij de mededeling van de rangschikking heeft ontvangen. Nadat de directieraad alle in aanmerking komende gegadigden heeft gehoord die daarom verzochten, wijzigt hij of bekrachtigt hij de oorspronkelijke rangschikking.

Hoofdstuk 4. - Toepassing van verscheidene statutaire regelingen op de contractuele personeelsleden

Art. 14.Evaluatie De artikelen 46 tot 49 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019 zijn van toepassing op de contractuele personeelsleden.

Art. 15.Rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulaties De artikelen 97 tot 102 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019 zijn van toepassing op de contractuele personeelsleden.

Art. 16.Werktijd en zondagswerk De artikelen 112 en 113 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019 zijn van toepassing op de contractuele personeelsleden.

Art. 17.Werkonderbreking Artikel 115 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019 is van toepassing op de contractuele personeelsleden van het BRF, waarbij de contractuele personeelsleden geen recht hebben op uitbetaling van een wedde tijdens de periode van de werkonderbreking.

Art. 18.Verloven en afwezigheden De volgende verloven en afwezigheden die in hoofdstuk 9 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019 zijn vastgelegd, zijn van toepassing op de contractuele personeelsleden van het BRF: 1° Afdeling 2 - Jaarlijks vakantieverlof en feestdagen, waarbij - voor de toepassing van artikel 118, § 1, tweede lid, op de contractuele personeelsleden en de inkorting van het jaarlijks vakantieverlof - ook rekening wordt gehouden met de periode waarin een wegens ziekte afwezig contractueel personeelslid geen recht op verderde uitbetaling van zijn loon heeft;2° Afdeling 3 - Omstandigheidsverloven; 3° Onderafdeling 5.2 - Adoptieverlof; 4° Onderafdeling 5.3 - Ouderschapsverlof; 5° Afdeling 9 - Dienstvrijstelling voor opleiding of voortgezette opleiding;6° Afdeling 10 - Opleidingsverlof;7° Afdeling 11 - Dienstvrijstelling voor opdracht;8° Afdeling 12 - Politiek verlof, waarbij - voor de toepassing op de contractuele personeelsleden - de arbeidsovereenkomst voor de perioden van politiek verlof op verzoek of van ambtswege geschorst wordt, maar bij de berekening van de geldelijke anciënniteit in aanmerking wordt genomen;9° Afdeling 13 - Dienstvrijstelling om ter beschikking te worden gesteld van de Koning, een Prins of een Prinses van België;10° Afdeling 14 - Dienstvrijstelling voor borstvoedingspauzes.

Art. 19.Ziekteverlof bij arbeidsongeval Inzake ziekteverlof wegens een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar of van het werk of een beroepsziekte geldt voor de contractuele personeelsleden dezelfde regeling als voor de ambtenaren.

Hoofdstuk 5. - Slotbepalingen

Art. 20.Behoud van de verworven rechten Contractuele personeelsleden die op 31 december 2019 in het kader van een arbeidsovereenkomst bij het BRF in dienst zijn, vallen vanaf 1 januari 2020 onder de bepalingen van dit besluit.

Aan de contractuele personeelsleden wordt de weddeschaal van het niveau toegewezen, overeenkomstig hun geldelijke en administratieve anciënniteit die berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en met inachtneming van de bepalingen inzake financiële opwaarderingen.

Als de waarden van de overeenkomstig het tweede lid toegewezen weddeschaal lager zijn dan de waarden van de weddeschaal die voor de inwerkingtreding van dit besluit aan het contractueel personeelslid was toegewezen met toepassing van het besluit van de Regering van 10 maart 1999 tot vastlegging van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van het "Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft" (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap), dan wordt het contractueel personeelslid verder op basis van die weddeschaal en met toekenning van de tussentijdse verhogingen bezoldigd totdat hij op grond van de ontwikkeling van zijn loopbaan, minstens een even hoge waarde bereikt.

Als het contractueel personeelslid op grond van de ontwikkeling van zijn loopbaan nooit een even hoge waarde bereikt, vormt de waarde van de op 31 december 2019 op hem van toepassing zijnde weddeschaal die overeenstemt met de maximale geldelijke anciënniteit van de weddeschalen die op grond van de ontwikkeling van zijn loopbaan aan hem worden toegewezen, de hoogst mogelijke berekeningsbasis voor zijn wedde.

Art. 21.Overgangsbepaling voor evaluaties De evaluaties die het contractueel personeelslid vóór de inwerkingtreding van dit besluit gekregen heeft, worden omgezet als volgt: 1° de evaluaties "met grote onderscheiding", "met onderscheiding" en "tevredestellend" worden omgezet in de evaluatie "positief";2° de evaluatie "onvoldoende" wordt omgezet in de evaluatie "negatief".

Art. 22.Overgangsbepaling voor bijkomende beroepsactiviteiten Artikel 15 is niet van toepassing op de bijkomende beroepsactiviteiten die uitgeoefend worden op grond van overeenkomsten die vóór 1 januari 2020 gesloten werden. De betrokken contractuele personeelsleden delen de raad van bestuur mee welke bijkomende beroepsactiviteiten ze uitoefenen en zenden hem de desbetreffende bewijzen toe tegen uiterlijk 31 maart 2020. Als de bijkomende beroepsactiviteiten na het verstrijken van de termijn worden meegedeeld, dan vallen ze onder de aanvraagprocedure vermeld in artikel 99 van het besluit van de Regering van 23 mei 2019.

Art. 23.Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.

Art. 24.Uitvoering De Minister bevoegd voor Media is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 23 mei 2019.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President O. PAASCH De Viceminister-President, Minister van Cultuur, Werkgelegenheid en Toerisme I. WEYKMANS

^