gepubliceerd op 07 november 1998
Besluit van de Regering over het presentiegeld en de reiskostenvergoeding toegestaan aan de leden van de Franstalige en Duitstalige examencommissies belast met het afnemen van de taalexamens in het onderwijs van het Duitse taalstelsel
17 JULI 1998. - Besluit van de Regering over het presentiegeld en de reiskostenvergoeding toegestaan aan de leden van de Franstalige en Duitstalige examencommissies belast met het afnemen van de taalexamens in het onderwijs van het Duitse taalstelsel
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1970 betreffende de organisatie van de taalexamens, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 1982, inzonderheid op hoofdstuk III;
Gelet op het ministerieel besluit van 31 augustus 1972 betreffende de organisatie van de taalexamens over de kennis van de Duitse taal;
Gelet op het ministerieel besluit van 5 juni 1992 betreffende de organisatie van taalexamens Frans in het onderwijs van het Duitse taalstelsel;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 9 juli 1998;
Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juli 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de commissies voor het afnemen van de taalexamens reeds in mei met hun opdracht beginnen en dat het derhalve onontbeerlijk is dat de bepalingen betreffende de financiële vergoedingen zo snel mogelijk vastgelegd worden;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, Besluit :
Artikel 1.De leden van de Duitstalige en Franstalige commissies voor het afnemen van de taalexamens in het onderwijs van het Duitse taalstelsel verkrijgen een presentiegeld waarvan het forfaitair bedrag per zittingsdag als volgt vastgelegd wordt : 1° 2.000 BF voor de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de secretaris en de adjunct-secretaris; 2° 1.500 BF voor de leden en vervangende leden.
Wat de reiskostenvergoeding betreft gelden voor de in het eerste lid bedoelde leden de bepalingen die toepasselijk zijn op de ambtenaren van het Ministerie van de rang I F. Bij het gebruik van een privé-voertuig wordt het fiscaal vermogen van 7CV in aanmerking genomen.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1998.
Art. 3.De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 17 juli 1998.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, W. SCHRÖDER