gepubliceerd op 05 december 2006
Actieplan betreffende de samenwerking tussen de verschillende controlediensten met het oog op de coördinatie van de controles van het personen- en goederenvervoer over de weg
FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
14 NOVEMBER 2006. - Actieplan betreffende de samenwerking tussen de verschillende controlediensten met het oog op de coördinatie van de controles van het personen- en goederenvervoer over de weg
Gelet op het Nationaal Veiligheidsplan;
Gelet op het Federaal Plan inzake Verkeersveiligheid;
Gelet op het akkoord van 14 september 2001 dat werd gesloten tussen de sociale partners uit de sector van het wegvervoer en de federale regering om deze sector nieuwe vooruitzichten te bieden;
Gelet op het unaniem verslag van de werkgroep "billijke mededinging" die werd opgericht door de ondertekenaars van voornoemd akkoord, inzonderheid punt 1.3;
Overwegende dat een doeltreffend beleid inzake controle en vervolging in het wegvervoer, met name in het raam van de strijd tegen de illegale arbeid en sociale fraude, een onmisbaar middel is om de verkeersveiligheid te verhogen en om een verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemerschauffeurs en de bevordering van een eerlijke concurrentie te waarborgen;
Overwegende dat de controle op de naleving van de wetgeving en van de reglementering inzake het vervoer van personen en goederen over de weg de taak is van verschillende controlediensten en - ambtenaren die ieder hun specialiteit en hun aandeel van de bevoegdheden hebben met -uiteraard- een gedeeltelijke overlapping, onder meer op het vlak van de controle van de naleving van de Europese verordeningen inzake rij- en rusttijden;
Overwegende de complexiteit van de wetgeving op het vlak van het wegvervoer en het feit dat een gestructureerde en geïnstitutionaliseerde coördinatie tussen de verschillende controlediensten noodzakelijk is voor een doeltreffender bestrijding van de inbreuken tegen de sociale reglementering en de arbeidsreglementering, tegen de wetgeving inzake invoer, uitvoer en doorvoer van afvalstoffen, tegen het verkeersreglement en tegen de technische vereisten van de voertuigen alsook voor de strijd tegen de inbreuken betreffende de vergunningen en de toegang tot het beroep en tegen de oneerlijke concurrentie;
Overwegende dat het aangewezen is dat de controles ivm de naleving van de wetgeving, die valt onder de bevoegdheid van de agenten van het bestuur der douane en accijnzen op gecoördineerde wijze met de andere controles worden verricht, met name voor de bepalingen van het communautair douanewetboek vastgelegd door Verordening (EEG) 2913/92 van 12 oktober 1992, de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen, en het koninklijk besluit van 18 juli 1977 houdende coördinatie van de bepalingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen, bevestigd bij wet van 6 juli 1978;
Overwegende dat de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 18 november 1994 houdende uitvoering van de richtlijn 88/599/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 november 1988, betreffende de standaardprocedures voor de controle over de toepassing van verordening (EEG) 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, en verordening (EEG) 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, aan het bestuur van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur dat bevoegd is voor het vervoer te land taken oplegt met betrekking tot het organiseren van gecoördineerde speerpuntacties en het verzamelen van gegevens ad hoc;
Overwegende dat artikel 3 van de richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995, betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, de Lidstaten opdraagt een representatief deel van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg te controleren, en dat het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur belast is met het verzamelen van de gegevens met betrekking tot deze controles;
Overwegende dat het aangewezen is duidelijke akkoorden te sluiten betreffende deze samenwerking op alle beschikbare operationele niveaus, zowel tussen de centrale besturen als tussen de buitendiensten, zowel op het vlak van de gemeenschappelijke controles op de weg en in de bedrijven als op het vlak van het gevolg dat er wordt aan gegeven, van de uitwisseling van informatie, de opleiding, de logistieke steun en de statistieken;
Overwegende dat een dergelijk Actieplan aan alle betrokken controlediensten de mogelijkheid biedt het werk onderling te verdelen volgens hun specialisering zodat de doeltreffendheid van de verrichte controles en de samenhang van hun interventies verhoogd wordt en ze bijgevolg ernstige waarborgen kunnen bieden omtrent de coördinatie van hun acties;
Overwegende dat de noodzaak van doeltreffende en goed georganiseerde controles op de weg en ook in de bedrijven vereist dat na een evaluatieperiode wordt onderzocht of de uitvoering van de in dit Actieplan bepaalde akkoorden de gewenste resultaten hebben gegeven op kwalitatief vlak;
Overwegende de verplichtingen die voortvloeien uit de administratieve regeling "Eurowegcontrole" ondertekend tussen België, Luxemburg, Nederland, Frankrijk en Duitsland;
Komen de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Werkgelegenheid, de Minister van Financiën, de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Justitie en de Minister van Mobiliteit en Vervoer het volgende overeen : 1. Toepassingsgebied. Dit Actieplan regelt de samenwerking en de coördinatie van de hierna vermelde controlediensten in het raam van de volgende doelstellingen : - de verhoging van de verkeersveiligheid; - de bevordering van billijke mededinging tussen de vervoerders; - de strijd tegen illegale arbeid en sociale fraude; - de verbetering van de werkomstandigheden van de chauffeurs; - de bescherming van het leefmilieu;
De bevoegde controlediensten worden belast met het toezicht op de wetgeving en de reglementering inzake het vervoer van goederen en personen over de weg. Dit toezicht kan worden verricht bij controles op de weg en in bedrijven.
De controlediensten die bevoegd zijn voor het toezicht op de wetgeving inzake het vervoer van goederen en personen over de weg zijn : - de agenten van het Bestuur der Douane en Accijnzen van het Ministerie van Financiën; - de agenten van de Federale Politie; - de agenten van de Lokale Politie; - de ambtenaren en controlebeambten van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, meer bepaald die van de Directie Controle van het Bestuur van het Vervoer te Land; - de ambtenaren en beambten van de inspectiedienst van het Directoraat-generaal leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; - de sociale controleurs en de sociale inspecteurs van de Inspectie der Sociale Wetten van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid; - de sociale controleurs en de sociale inspecteurs van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu; - de Inspectiedienst van het Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. 2. Organisatie. De volgende organen worden opgericht : - een Directiecomité; - een Permanente Coördinatiecel; - 9 Provinciale Cellen "Vervoer". 2.1. Het Directiecomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de controlediensten waarvan sprake in punt 1 (maximum 2 per dienst); de agenten van de Lokale Politie worden er vertegenwoordigd door de Permanente Commissie van de Lokale Politie.
Het Directiecomité is belast met : - de controle op de toepassing en de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Actieplan; - de verwoording van voorstellen om het werk op het terrein te verbeteren naargelang de bereikte resultaten en de gevolgen op het vlak van het vervoer, de verkeersveiligheid, de werkomstandigheden en het leefmilieu; - de verbetering van de controlerichtlijnen, de organisatie van de controles en de uitwisseling van informatie en statistische gegevens.
De vergaderingen worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van het Bestuur van het Vervoer te Land van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur. Ze worden gehouden in de gebouwen van het Bestuur.
Het Directiecomité vergadert twee maal per jaar of telkens als een van de betrokken leden dit vraagt; het mag technici of specialisten op de vergaderingen uitnodigen. 2.2. De Permanente Coördinatiecel, opgericht binnen het bestuur van de Inspectie der Sociale Wetten van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid : - woont de vergaderingen van het Directiecomité en de Provinciale Cellen bij; - vormt een contactpunt voor al de diensten die betrokken zijn bij dit Actieplan, en voor de leden van de Adviescommissies voorzien door de wetgeving op het wegvervoer; - verwoordt voorstellen voor het Directiecomité en houdt het op de hoogte via periodieke verslagen en statistieken over de verrichte controles; - neemt zelf het initiatief tot gecoördineerde controles voor bepaalde complexe of omvangrijke dossiers.
De Cel mag, wanneer zij het nodig acht, technici of experten op haar vergaderingen uitnodigen.
De operationele beslissingen van de Cel worden aan het Directiecomité meegedeeld. 2.3. De negen Provinciale cellen bestaan elk uit vertegenwoordigers van de in punt 1 vermelde controlediensten (één per dienst); één enkele cel zal instaan voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Vlaams- Brabant en Waals-Brabant.
Iedere provinciale cel zal gemiddeld eens per maand en telkens ze het nodig acht controles organiseren inzake het wegvervoer.
De provinciale cellen komen ten minste eens per kwartaal samen op initiatief en onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van het Bestuur van het Vervoer te Land van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, of telkens een van de leden van deze cellen dat vraagt.
Iedere actie op het terrein wordt voorafgegaan door een briefing en afgesloten met een debriefing. 3. Onderlinge uitwisseling van informatie. Elk van de controle- en politiediensten die betrokken zijn bij dit Actieplan verstrekt op een volledig loyale wijze alle nuttige informatie die wordt gevraagd binnen de grenzen van zijn bevoegdheid en voor zover er geen wettelijk obstakel bestaat, zoals onder meer het onderzoeksgeheim bijvoorbeeld.
Deze verplichting bestaat niet alleen mbt de concrete controleacties die gezamenlijk gepland zijn en die worden uitgevoerd op het niveau van de "provinciale cellen", maar ook tov de controleacties van elke dienst die buiten dit Actieplan vallen.
Op dit vlak neemt de Directie Controle van het Bestuur van het Vervoer te Land de nodige initiatieven voor de oprichting van een databank die nuttig is voor de werking van dit Actieplan en voor de opstelling van een methode voor het beheer van de verschillende informatiekanalen met de hulp van de Agora-opdracht van de Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (DWTC) conform het project beschreven in bijlage 1, dat op 25 april 2001 werd goedgekeurd. De verschillende fases van deze oprichting zullen worden gevolgd door het Directiecomité (of door een specifieke werkgroep binnen dit comité); het zal om de drie maanden verslag uitbrengen aan de Ministers.
Voor wat betreft de punten mbt de verplichte aansprakelijkheidsverzekering, worden de minister bevoegd voor economie en zijn diensten betrokken bij de vergaderingen mbt de databank.
Deze databank moet uiterlijk 1 januari 2003 operationeel zijn. Bij haar conceptie zal het geheel van de wetsbepalingen ter zake in acht worden genomen, inzonderheid deze van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levensfeer. Ze zal ook rekening houden met de opdrachten die al werden toevertrouwd aan het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur op het vlak van de mededeling van inlichtingen aan de Europese Commissie door de koninklijke besluiten van 18 november 1994 (Europese verordeningen 3820/85 en 3821/85) en 19 oktober 1998 (Europese richtlijn 95/50/EG).
Een bijvoegsel bij dit Actieplan zal de regels voor het gebruik van deze databank vastleggen.
De Directie Controle van het Bestuur van het Vervoer te Land zal ook de onderzoeken hoe de verschillende controlediensten toegang kunnen krijgen tot de nodige informatie betreffende : - het bestaan van vervoervergunningen voor een voertuig van een Belgische onderneming; - voertuigen die niet verzekerd zijn of die geen technische keuring hebben ondergaan.
Deze informatie moet verkregen worden bij de databanken die al bestaan of die worden opgericht in de dienst die het geschiktst is om de gevraagde gegevens ogenblikkelijk te beheren. 4. Opleiding. Voor de controleurs van iedere dienst die betrokken is bij dit actieplan zal de Permanente Coördinatiecel een vademecum opstellen mbt : - de belangrijkste reglementaire bepalingen die bij wegcontroles moeten worden geverifieerd; - de meest courante gevallen van fraude, van geknoei met de tachograaf en slecht gebruik van de tachograafschijven.
De inhoud van dit vademecum zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Directiecomité.
Onder toezicht van het Directiecomité zal de Permanente Coördinatiecel een gids opstellen met de gegevens van alle betrokken controleambtenaren en -agenten die deel uitmaken van elk van de Provinciale Cellen en van de leden van het Directiecomité. Deze gegevens zullen bestaan uit het telefoon- fax-, en GSM-nummer en het administratief adres. 5. Duur en evaluatie. Dit actieplan treedt in werking op de datum van zijn ondertekening en is geldig voor onbepaalde duur.
Een jaarlijks evaluatieverslag wordt opgesteld door het Directiecomité ten behoeve van de Adviescommissies voorzien in de wetgeving op het wegvervoer; het verslag wordt daarna samen met hun advies voorgelegd aan een werkgroep samengesteld uit de verschillende betrokken ministers.
Tijdens het eerste jaar dat het Actieplan van kracht is, zal er om de zes maanden een evaluatieverslag worden opgesteld.
Dit actieplan en de evaluatieverslagen worden aan het College van Procureurs-generaal meegedeeld.
Brussel, 14 november 2006.
De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN