gepubliceerd op 03 maart 2000
Besluit van de Regering houdende overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de Ministers
14 JULI 1999. - Besluit van de Regering houdende overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de Ministers
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de artikelen 121, 130, 132 en 139 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 51, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat na de verkiezing van de nieuwe leden van de Regering de overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de Ministers met het oog op de continuïteit van de arbeid van de Regering geen uitstel lijden mag;
Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.§ 1. Aan de leden van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap wordt in de materies waarvoor ze krachtens het besluit van de Regering van 14 juli 1999 houdende verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers bevoegd zijn, delegatie toegestaan om de decreten en reglementen toe te passen alsook het beleid dat met de bevoegdheden overeenstemt te vervolgen, maar niet om reglementaire besluiten te nemen.
De delegatie bedoeld in het eerste lid betreft ook de toekenning van afwijkingen van de voorwaarden inzake taalgebruik bij de indienstneming van personeelsleden in het onderwijs, echter met inachtneming van de daaromtrent geldende regels. § 2. Voor de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van verschillende leden van de Regering behoren, worden de beslissingen gemeenschappelijk door de betrokken leden genomen. § 3. Ieder ontwerp van omzendbrief of richtlijn met algemene draagwijdte wordt door de bevoegde Minister aan de andere leden van de Regering overgemaakt.
Deze kunnen op de volgende vergadering van de Regering een collegiale beslissing over het ontwerp vragen. Tot deze vergadering mag het ontwerp niet van toepassing verklaard worden. § 4. De lijst van de ministeriele besluiten die door de leden van de Regering op grond van de hen opgedragen bevoegdheden ondertekend worden, wordt om de twee maanden aan de overige leden van de Regering overgemaakt. § 5. De Regering stelt haar huishoudelijk reglement op.
Art. 2.In afwijking van artikel 1 wordt collegiaal beslist over : 1° de toekenning van toelagen en dotaties die in het kader van de lopende uitgaven 1.000.000 F overschrijden; 2° de toekenning van toelagen en dotaties die in het kader van de kapitaaluitgaven 3.000.000 F overschrijden; 3° het verlijden van overheidsopdrachten die in het kader van de lopende uitgaven 1.000.000 F overschrijden; 4° het verlijden van overheidsopdrachten die in het kader van de kapitaaluitgaven 3.000.000 F overschrijden.
De bovenvermelde beperkingen gelden niet voor de toelagen en dotaties die in de administratieve uitgavenbegroting bij naam genoemd worden.
De beperking bedoeld in het eerste lid, 1°, geldt niet als de toekenning van de toelage als een "verbonden beslissing" zonder appreciatiemarge dient te worden beschouwd.
De beperkingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2° gelden zowel voor de principiële als voor de vaste beloften. Die beperkingen hebben betrekking op de bedragen van de verschillende toelagen en dotaties en niet op hun totaal bedrag bij collectieve besluiten.
Art. 3.In afwijking van artikel 1 wordt collegiaal beslist over : 1° ieder voorstel tot oprichting, decentralisatie of herstructurering van overheidsdiensten, -lichamen of instellingen die belast zijn met de uitvoering van het beleid van de Gemeenschap, inclusief lichamen en instellingen die uitsluitend of gedeeltelijk aangewezen zijn op toelagen ten laste van de Duitstalige Gemeenschap;2° de vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;3° de toelatingen tot de stage, de benoemingen en bevorderingen voor het personeel van niveau I bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap - met uitzondering van de bevorderingen in een vlakke loopbaan -, alsmede de contractuele indienstneming in het niveau I bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;4° ieder ontwerp van statutaire bepalingen, met inbegrip van de personeelsformatie van alle openbare instellingen die van de Duitstalige Gemeenschap afhangen;5° de toetreding tot particuliere of openbare verenigingen en de benoeming van de vertegenwoordigers van de Regering in deze verenigingen of andere particuliere of openbare lichamen die van de Duitstalige Gemeenschap afhangen of door haar gesubsidieerd worden.
Art. 4.In afwijking van artikel 1 wordt collegiaal beslist over : 1° het uitbrengen van een advies ten behoeve van nationale, communautaire, gewestelijke, Europese of internationale overheden en organisaties alsook het richten tot die overheden of organisaties van een verslag of een verzoek;2° ieder ontwerp over het sluiten of het wijzigen van een bilaterale of multilaterale overeenkomst;3° ieder ontwerp over een uitbreiding van de bevoegdheden van de Gemeenschap;4° de vastlegging van het algemeen beleid van de Gemeenschap, met inbegrip van de te volgen politieke lijn in de nationale en buitenlandse politieke commissies alsmede de afvaardiging en de aanwijzing van vertegenwoordigers van de Duitstalige Gemeenschap in deze commissies.
Art. 5.De Ministers kunnen met het akkoord van de andere leden van de Regering hun beslissingsbevoegdheden aan leidende ambtenaren van het niveau 1 van de Diensten van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap overdragen.
Art. 6.Elke maand wordt een volledige begrotingstoestand, wat zowel de vastleggingen als ordonnanceringen betreft, aan elk der ministers overgemaakt.
Art. 7.Het besluit van de Regering van 88 juni 1995 houdende overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de Ministers wordt opgeheven.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 14 juli 1999.
Art. 9.De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 14 juli 1999.
De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN