Etaamb.openjustice.be
Document van 14 juli 1999
gepubliceerd op 09 september 1999

Besluit van de Regering houdende verdeling van de bevoegdheden onder de ministers

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1999033092
pub.
09/09/1999
prom.
14/07/1999
ELI
eli/besluit/1999/07/14/1999033092/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JULI 1999. - Besluit van de Regering houdende verdeling van de bevoegdheden onder de ministers


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de artikelen 121, 130, 132 en 139 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996 en 6 mei 1999;

Op de voordracht van de Minister-President;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder « bijzondere wet » de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd.

Art. 2.Dit besluit verdeelt de taken onder de leden van de Regering met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van haar beslissingen.

Art. 3.§ 1. De heer Karl-Heinz Lambertz, Minister-President, is bevoegd voor : 1° de coördinatie van het beleid van de Regering;2° de financiën en de begroting;3° de administratieve organisatie, met inbegrip van het administratief toezicht en het personeel;4° de betrekkingen met de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;5° de internationale betrekkingen en de betrekkingen tussen de Gemeenschappen met de nationale en gewestelijke instellingen, met uitzondering van de buitenlandse betrekkingen in de afzonderlijke aangelegenheden die tot de bevoegdheid van een ander lid van de Regering behoren;6° de bibliotheken, discotheken en soortgelijke diensten, zoals bedoeld in artikel 4, 5° van de bijzondere wet;7° de radio-omroep en de televisie alsmede de hulp aan de geschreven pers, zoals bedoeld in artikel 4, 6° en 6°bis van de bijzondere wet, met inbegrip van het toezicht op het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap (BRF);8° de lichamelijke opvoeding, de sport en het openluchtleven, zoals bedoeld in artikel 4, 9° van de bijzondere wet, met inbegrip van de begeleiding op het vlak van de sportgeneeskunde wat de sport op school betreft;9° de vrijetijdsbesteding, zoals bedoeld in artikel 4, 10° van de bijzondere wet;10° de beroepsomscholing en -bijscholing, zoals bedoeld in artikel 4, 16° van de bijzondere wet, met inbegrip van de betrekkingen met de Gemeenschappelijke en Gewestelijke Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (GRABA - FOREM);11° het tot stand brengen en de verwezenlijking van een coördinatieconcept op het gebied van de beroepsopleiding, van de voortgezette vorming, van de omscholing en van de arbeidsvoorziening, alsmede op het gebied van de betrokken infrastructuur, met inbegrip van de informatie en keurzevoorlichting inzake voortgezette opleiding;12° het gehandicaptenbeleid (beleid inzake minder-validen), met inbegrip van de beroepsopleiding, de omscholing en de herscholing van minder-validen, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 4° van de bijzondere wet, met inbegrip van het toezicht op de « Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung » (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap);13° de gewestelijke aangelegenheid « werkgelegenheid », zoals de uitoefening ervan bij het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 en bij het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 10 mei 1999 is overgedragen, met inbegrip van de initiatieven op de gebieden « economische bevordering » en « gewestelijke ontwikkeling »;14° de dienst voor de verhuring van materieel;15° de infrastructuur in de aangelegenheden waarvoor hij krachtens dit besluit is bevoegd alsmede de infrastructuur waarvan de Duitstalige Gemeenschap eigenaar, medeëigenaar of beheerder is. § 2. De heer Karl-Heinz Lambertz draagt de titel « Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport » (« Minister-Präsident, Minister für Beschäftigung, Behindertenpolitik, Medien und Sport »).

Art. 4.§ 1. De heer Bernd Gentges, Minister, is bevoegd voor : 1° het onderwijs, zoals bedoeld in artikel 130, § 1, eerste lid, 3° van de Grondwet;2° het onderwijs voor sociale promotie (avondonderwijs) en het schriftelijk onderwijs;3° de bescherming en de luister van de taal, zoals bedoeld in artikel 4, 1° van de bijzondere wet;4° de aanmoediging van de vorming van navorsers, zoals bedoeld in artikel 4, 2° van de bijzondere wet;5° de schone kunsten, zoals bedoeld in artikel 4, 3° van de bijzondere wet;6° het cultureel patrimonium, de musea en de andere wetenschappelijk-culturele instellingen, zoals bedoeld in artikel 4, 4° van de bijzondere wet;7° de culturele animatie, zoals bedoeld in artikel 4, 8° van de bijzondere wet;8° het toerisme, zoals bedoeld in artikel 4, 10° van de bijzondere wet;9° de voorschoolse vorming in de peutertuinen, de post- en parascolaire vorming alsmede de artistieke vorming, zoals bedoeld in artikel 4, 11°, 12° en 13° van de bijzondere wet;10° de intellectuele, morele en sociale vorming, zoals bedoeld in artikel 4, 14° van de bijzondere wet;11° het wetenschappelijk onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6bis van de bijzondere wet;12° de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de landbouw, met inbegrip van het toezicht op het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's;13° de infrastructuur in de aangelegenheden waarvoor hij krachtens dit besluit is bevoegd, met uitzondering van de infrastructuur waarvan de Duitstalige Gemeenschap eigenaar, medeëigenaar of beheerder is. § 2. De heer Bernd Gentges draagt de titel « Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme » (« Minister für Unterricht und Ausbildung, Kultur und Tourismus »).

Art. 5.§ 1. De heer Hans Niessen, Minister, is bevoegd voor : 1° het jeugdbeleid, zoals bedoeld in artikel 4, 7° van de bijzondere wet;2° de permanente opvoeding, zoals bedoeld in artikel 4, 8° van de bijzondere wet, met inbegrip van de milieubescherming en de oprichting van een Agentschap voor duurzame ontwikkeling;3° de sociale promotie, zoals bedoeld in artikel 4, 15° van de bijzondere wet;4° het gezondheidsbeleid, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, I van de bijzondere wet, met inbegrip van de voorkoming van de toxicomanie;5° het gezinsbeleid, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 1° van de bijzondere wet;6° het beleid inzake maatschappelijk welzijn, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 2° van de bijzondere wet;7° het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 3° van de bijzondere wet;8° het bejaardenbeleid, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 5° van de bijzondere wet;9° de hulp aan de jeugd, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 6° van de bijzondere wet;10° de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, II, 7° van de bijzondere wet;11° de ondersteuning van initiatieven in de derde wereld;12° de gewestelijke aangelegenheid « monumenten en landschappen » met inbegrip van de uitgravingen, zoals de uitoefening ervan bij de decreten van het Waalse Gewest van 17 december 1993 en 6 mei 1999 alsmede bij de decreten van de Duitstalige Gemeenschap van 17 januari 1994 en 10 mei 1999 is overgedragen;13° de infrastructuur in de aangelegenheden waarvoor hij krachtens dit besluit is bevoegd, met uitzondering van de infrastructuur waarvan de Duitstalige Gemeenschap eigenaar, medeëigenaar of beheerder is. § 2. De heer Hans Niessen draagt de titel « Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden » (« Minister für Jugend und Familie, Denkmalschutz, Gesundheit und Soziales »).

Art. 6.Elke Minister is bevoegd voor het uitwerken van alle ontwerpen betreffende de oprichting, de organisatie en de controle van de instellingen en inrichtingen die tot zijn bevoegdheid behoren.

Art. 7.Het besluit van de Regering van 28 juni 1995 houdende verdeling van de bevoegdheden onder de Ministers wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 14 juli 1999.

Art. 9.De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 14 juli 1999.

De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

^