gepubliceerd op 08 januari 2009
Besluit van de Regering over het financieel beheer van de Kerkfabrieken
13 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Regering over het financieel beheer van de Kerkfabrieken
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 19 mei 2008 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten, inzonderheid op de artikelen 27 en 29, § 2;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 17 juli 2008;
Gelet op het gunstig advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 juli 2008;
Gelet op het advies nr. 45.210/2 van de Raad van State, gegeven op 7 oktober 2008;
Gelet op het advies van de bisschop van Luik, gegeven op 1 oktober 2008;
Gelet dat het advies van de voorzitter van de synode als gegeven geldt in aanwending van artikel 8 van het decreet van 21 maart 2005;
Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Lokale Besturen, Besluit :
Artikel 1.De begrotingen, de wijzigingen ervan en de jaarrekeningen van de kerkfabrieken moeten worden opgesteld volgens de modellen opgenomen in de bijlagen 1 tot 3 tot voorliggend besluit.
Art. 2.De begroting omvat de precieze raming van alle ontvangsten en van alle uitgaven die tijdens het boekjaar moeten worden verricht, met uitzondering van de geldverrichtingen gedaan voor rekening van derden of die alleen betrekking hebben op de thesaurie.
In de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen : - de gewone dienst : alle ontvangsten en uitgaven die zich in de loop van elk boekjaar voordoen en die de kerkfabriek regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, daaronder begrepen de periodieke aflossing van de schuld; - de buitengewone dienst : alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van de kerkfabriek, uitgezonderd de normale onderhoudswerken. Deze dienst omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, de deelnemingen en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de vervroegde terugbetaling van de schuld.
Art. 3.De hoofdzakelijke begrotingsprincipes zijn : - het budgettair evenwicht : in de gewone en de buitengewone dienst moeten de ramingen van de uitgaven in evenwicht worden gebracht door overeenstemmende ramingen van ontvangsten; - de universaliteit van de gewone dienst : in de gewone dienst geldt het beginsel van de universaliteit der ontvangsten; - de specialisatie van de buitengewone dienst : in de buitengewone begroting geldt het beginsel dat de ontvangsten worden besteed aan de uitgaven waarvoor zij zijn bestemd.
Art. 4.Het vermoedelijk overschot of tekort van het betrokken boekjaar is het resultaat van de afweging van de rekening van het vorig boekjaar en de begroting van het lopend boekjaar en wordt berekend volgens het tabel voorzien in de bijlage 1 tot voorliggend besluit.
Art. 5.De uitgavenkredieten mogen slechts worden gebruikt voor de doelstellingen bepaald in de begroting.
Ze zijn beperkt.
Met betrekking tot de gewone uitgaven geldt die beperking binnen de verschillende begrotingshoofdstukken, onder voorbehoud van de bevoegdheid van de Bisschop of de Centrale Raad met betrekking tot de hoofdstukken voorzien onder A.I. van het begrotingsmodel.
Met betrekking tot de buitengewone uitgaven geldt die beperking voor elk begrotingsartikel.
Art. 6.Met uitzondering van het saldo van de rekening mogen de gewone uitgaven niet met buitengewone ontvangsten worden vereffend.
Om de buitengewone begroting in evenwicht te brengen mogen gewone uitgaven naar de buitengewone dienst worden overgeboekt. Dit mag echter geen invloed hebben op het bedrag van de gewone gemeentelijke toelage.
Art. 7.De begrotingswijzigingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting.
Elke begrotingswijziging wordt uitvoerig gerechtvaardigd.
Art. 8.Voor zover deze ontvangsten niet wegens hun specificiteit onder een bepaald begrotingsartikel moeten worden ingeschreven kan het in artikel 29, § 2, van het decreet van 19 mei 2008 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten bedoelde investeringsfonds beschikken over ontvangsten voortvloeiend uit - giften, legaten en nalatenschappen; - de opbrengst van bijzondere geldinzamelingen of acties in verband met de bestemming van het fonds; - de opbrengst van onroerende verrichtingen of van verkopen, als de toezichthoudende overheden deze boeking hebben goedgekeurd, Samen met de jaarlijkse rekeningen worden een precieze staat met alle geldverrichtingen en een verantwoording over de aanwending van de middelen afgelegd.
Art. 9.De Raad ziet erop toe dat de kasvoorraad voldoende kasmiddelen omvat om te allen tijde de verbintenissen van de kerkfabriek te kunnen nakomen en haar uitgaven te kunnen betalen.
Beleggingen dienen te worden gedaan bij door de Bank- Financierings- en Verzekeringscommissie erkende financiële instellingen. Zij zorgen voor een jaarlijks rendement met kapitaalwaarborg.
Art. 10.De penningmeester is verantwoordelijk voor de kasvoorraad.
Hij bewaart in de kas slechts het geld nodig voor de contante betalingen die op de volgende vervaldagen moeten worden verricht.
Art. 11.§ 1 - Alle boekhoudkundige verrichtingen worden geregistreerd in het boekjaar waarin zij zich voordoen. § 2 - Elke boeking wordt gestaafd door bewijsstukken.
Op de bewijsstukken worden vermeld : - het volgnummer dat overeenstemt met de boeking ervan; - het boekjaar; - het nummer van het begrotingsartikel. § 3 - De boekingen worden dag na dag bijgehouden, van 1 januari tot 31 december.
Elke inschrijving draagt een volgnummer. Er wordt geen blanco of interlinie gelaten. Elke correctie wordt aangegeven met een kenteken dat aan het begin van de regel wordt geplaatst. Elk negatief bedrag wordt voorafgegaan door een kenteken. § 4 - De verhogingen van de actiefrekeningen worden op het debet geboekt en verminderingen op het credit.
De verhogingen van de passiefrekeningen worden op het credit geboekt en verminderingen op het debet.
Het debiteren van de rekeningen heeft het crediteren van andere rekeningen tot gevolg. § 5 - De boeken worden ten minste één keer om de drie maanden afgesloten.
Bij elke afsluiting maakt de penningmeester een kastoestand op die hij aan de Raad ter informatie toezendt en waaruit de overeenstemming van de boekingen met de kasmiddelen blijkt. § 6 - De penningmeester bewaart de boeken en de bewijsstukken tot de definitieve afsluiting van de rekeningen. Daarna worden ze in de archieven van de kerkfabriek bewaard.
Art. 12.De boekhouding vermeldt en verantwoordt : - bij de ontvangsten : de ontvangsten, de onverhaalbare posten en de oninvorderbare ontvangsten; - bij de uitgaven : de aanrekeningen.
Ze wordt gevoerd volgens de methode van enkelvoudig boekhouden door middel van het journaal en het grootboek van de budgettaire boekhouding. Ze geeft na afloop van elk boekjaar de begrotingsrekening.
Art. 13.Na de afsluiting van de grootboeken maakt de penningmeester de jaarrekening op.
De begrotingsrekening recapituleert elk begrotingsartikel van het grootboek van de begrotingsverrichtingen en maakt het totaal van de begrotingsartikelen.
Bij de ter goedkeuring voorgelegde rekening worden volgende documenten gevoegd : - de staat van de huur- en pachtprijzen; - de staat van de renten en intresten; - de staat van de opbrengst der geldinzamelingen, van de rechten van de kerkfabriek in de begravingen en uitvaartdiensten; - de tabel over de kwijting van de gestichte jaargetijden, missen en kerkdiensten of het officieel bewijsstuk van het bisdom; - de tabel met de geldverrichtingen van het investeringsfonds.
Art. 14.Voorliggend besluit treedt in werking op 1 januari 2009.
De formulieren die vóór de inwerkingtreding van voorliggend besluit geldig waren voor de begrotingswijzigingen resp. de jaarrekening mogen nog voor de wijzigingen van de begroting 2009 en de jaarrekening van het boekjaar 2008 gebruikt worden.
Art. 15.De koninklijke besluiten van 7 augustus 1870 en van 12 september 1933 tot uitvoering van artikel 13 van de wet op het tijdelijk der erediensten van 4 maart 1870 worden opgeheven.
Art. 16.De Minister bevoegd inzake Lokale Besturen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 13 november 2008.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Beslissing genomen door de kerkraad in zijn zitting van : De leden De secretaris De voorzitter Advies van de bisschop/centrale raad De gemeenteraad van . . . . . heeft in zijn zitting van . . . . . de volgende beslissing genomen . . . . .
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 13 november 2008 over het financieel beheer van de kerkfabrieken.
Eupen, 13 november 2008.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ