Etaamb.openjustice.be
Document van 13 april 2006
gepubliceerd op 29 augustus 2006

Besluit van de regering tot wijziging van diverse bepalingen van de onderwijswetgeving wat de weddeschalen betreft

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2006033066
pub.
29/08/2006
prom.
13/04/2006
ELI
eli/besluit/2006/04/13/2006033066/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 APRIL 2006. - Besluit van de regering tot wijziging van diverse bepalingen van de onderwijswetgeving wat de weddeschalen betreft


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals gewijzigd;

Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 31 maart 1967, 6 juli 1970, 27 juli 1971, 11 juli 1973, 19 december 1974, 18 februari 1977, 2 juli 1981 en bij de koninklijke besluiten nr. 296 van 31 maart 1984 en nr. 456 van 10 september 1986 alsmede bij het decreet van 17 februari 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgestelde personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zoals gewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, zoals gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Regering van 9 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, zoals gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 8 januari 2004 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het protocol nr. S2/2006 OSUW 2/2006 van 8 maart 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in een gemeenschappelijke zitting van het Sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap en van het subcomité bepaald in artikel 17, § 2, 3%, van het koninklijk besluit van 28 september 1984;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 maart 2006;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 6 april 2006;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid door het feit gerechtvaardigd is dat de weddeverhogingen bepaald bij dit besluit stapsgewijs reeds vanaf 1 september 2004 in werking treden en dat de wettelijke basis derhalve moet worden geschapen om de wedden en pensioenen te kunnen rekenen en uitbetalen;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Onderwijs;

Na beraadslaging, Besluit : Verhoging van bepaalde weddeschalen voor de inrichtingshoofden van het basisonderwijs

Artikel 1.Vanaf 1 september 2006 wordt de rubriek 7 « hoofdonderwijzer », opgenomen in artikel 2, hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs - van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, vanaf littera c) als volgt vervangen : « c) van een school met 7 tot 9 klassen . . . . . 270 d) van een school met 10 klassen en meer .. . . . 270 ».

Vanaf 1 september 2006 wordt de rubriek 8 « hoofdonderwijzer van een lagere oefenschool », opgenomen in artikel 2, hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs - van hetzelfde koninklijk besluit van 27 juni 1974 vanaf littera c) als volgt vervangen : « c) van een school met 7 tot 9 klassen . . . . . 270 d) van een school met 10 klassen en meer .. . . . 270 ».

Vanaf 1 september 2006 wordt de rubriek 9 « directeur van een autonome lagere school », opgenomen in artikel 2, hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs - van hetzelfde koninklijk besluit van 27 juni 1974 vanaf littera c) als volgt vervangen : « c) van een school met 7 tot 9 klassen » . . . . . 270 d) van een school met 10 klassen en meer » .. . . . 270 ».

Verhoging van de weddeschaal voor de directeurs van een inrichting van het lager secundair onderwijs

Art. 2.Vanaf 1 september 2004 wordt de rubriek « directeur », opgenomen in artikel 2, hoofdstuk C - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager secundair onderwijs - van het bovenvermeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 als volgt vervangen : « a) directeur van een inrichting van het gewoon onderwijs . . . . . 270 b) directeur van een inrichting van het buitengewoon onderwijs .. . . . 270/1 » In de bijlage bij hetzelfde koninklijk besluit wordt volgende weddeschaal ingevoegd : a) voor de periode van 1 september 2004 tot 30 november 2004 : Weddeschaal voor de leeftijdsklasse 24 jaar 270/1 23.938,96 - 39.344,33 03 (1) x 646,52 11 (2) x 1.159,30 01 (2) x 713,51 b) voor de periode van 1 december 2004 tot 31 augustus 2005 : Weddeschaal voor de leeftijdsklasse 24 jaar 270/1 24.178,35 - 39.737,31 03 (1) x 652,99 11 (2) x 1.170,89 01 (2) x 720,20 c) voor de periode van 1 september 2005 tot 31 augustus 2006 : Weddeschaal voor de leeftijdsklasse 24 jaar 270/1 25.881,99 - 42.207,31 03 (1) x 698,02 11 (2) x 1.260,98 01 (2) x 360,48 d) vanaf 1 september 2006 : Weddeschaal voor de leeftijdsklasse 24 jaar 270/1 27.586,14 - 44.677,31 03 (1) x 743,06 11 (2) x 1.351,09 Overgangsbepalingen

Art. 3.Tussen 1 september 2004 en 31 augustus 2006 verkrijgen de door artikel 1 betrokken personeelsleden een weddeverhoging, vastgelegd als volgt : 1° voor de periode van 1 september 2004 tot 30 november 2004 verkrijgen ze en weddeverhoging overeenstemmend met 33,33 % van het verschil tussen de weddeschaal die, met inachtneming van de verhogingen bepaald in artikel 35 a), b), c) en d) van het besluit van de Regering van 9 november 2000 tot wijziging van het bovenvermeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, van toepassing was op de dag vóór de inwerkingtreding van voorliggend besluit en de weddeschaal bepaald in artikel 1;2° voor de periode van 1 december 2004 tot 31 augustus 2005 verkrijgen ze de wedde berekend overeenkomstig het voorafgaande lid, verhoogd met 1 %;3° voor de periode van 1 september 2005 tot 31 augustus 2006 verkrijgen ze en weddeverhoging overeenstemmend met 66,66 % van het verschil tussen de weddeschaal die, met inachtneming van de verhogingen bepaald in artikel 35, a), b), c) en d) van het besluit van de Regering van 9 november 2000 tot wijziging van het bovenvermeld koninklijk besluit van 27 juni 1974, van toepassing was op de dag vóór de inwerkingtreding van voorliggend besluit en de weddeschaal bepaald in artikel 1. Wijzigingsbepalingen

Art. 4.§ 1. Personeelsleden die titularis zijn van de weddeschalen 208/5, 209/2, 209/3 of 210/1, genieten niet de weddeverhoging bepaald in artikel 35 e) van het besluit van de Regering van 9 november 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat. § 2 - Vanaf 31 augustus 2000 wordt littera d) van de rubriek « leermeester orthodoxe godsdienst in een lagere oefenschool », opgenomen in artikel 2, hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs - van bovenvermeld koninklijk besluit van 27 juni 1974 als volgt vervangen : « d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs dan die bedoeld in a), b) en c) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd 206/2 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969. Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. » Vanaf 1 september 2005 wordt littera d) van de rubriek « leermeester orthodoxe godsdienst », opgenomen in artikel 2, hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs - van hetzelfde koninklijk besluit van 27 juni 1974 als volgt vervangen : « Leermeester orthodoxe godsdienst : d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs dan die bedoeld in a), b) en c) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd 206/2 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969.Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. » Vanaf 1 september 2005 wordt littera d) van de rubriek « leermeester orthodoxe godsdienst in een lagere oefenschool », opgenomen in artikel 2, hoofdstuk B - Bestuurs- en onderwijzend personeel van het lager onderwijs - van hetzelfde koninklijk besluit van 27 juni 1974 als volgt vervangen : « Leermeester orthodoxe godsdienst in een lagere oefenschool : d) houder van gelijk welk ander vereist bekwaamheidsbewijs dan die bedoeld in a), b) en c) en aangevuld met twaalf maanden dienst in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, ongeacht de leeftijd vanaf welke deze diensten werden gepresteerd 206/2 De duur van bedoelde diensten wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 85 van het statuut bepaald bij het koninklijk besluit van 22 maart 1969.Deze twaalf maanden dienst in het onderwijs worden niet meegerekend voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. » § 3. De bijlage bij het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 8 januari 2004 betreffende het vakantiegeld toegekend aan de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd onderwijs wordt vervangen door de bijlage bij voorliggend besluit.

Inwerkingtreding

Art. 5.Voorliggend besluit treedt in werking op 1 september 2004.

Uitvoering

Art. 6.De Minister bevoegd inzake Onderwijs wordt belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Eupen, 13 april 2006.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH

Bijlage bij het besluit van 3 april 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 13 april 2006.

Eupen, 13 april 2006.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH

^