gepubliceerd op 15 december 2000
Besluit van de Regering betreffende de werkwijze van het Paritair Comité voor het beheer van het Pensioenfonds van het BRF
12 OKTOBER 2000. - Besluit van de Regering betreffende de werkwijze van het Paritair Comité voor het beheer van het Pensioenfonds van het BRF
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het programmadecreet van 29 juni 1998, inzonderheid op artikel 102;
Gelet op het protocol nr. 4/99 van het Sectorcomité XIX van 9 september 1999;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 7 oktober 1999 betreffende de aanvraag aan de Raad van State om binnen een termijn van ten hoogste één maand een advies uit te brengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 augustus 2000 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het Paritair Comité voor het beheer van het Pensioenfonds van het « Belgisches Rundfunk- und Fernsehzentrum der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap), hierna "BRF" genoemd.
Art. 2.De afvaardiging der leden van de Raad van beheer van het BRF en de afvaardiging van elke bij de commissie vertegenwoordigde vakorganisatie kunnen voor elk punt dat op de agenda staat telkens door een deskundige begeleid worden. De voorzitter moet vóór de zitting op de hoogte gesteld worden van de aanwezigheid van de deskundigen.
Art. 3.Het comité verenigt zich ten minste één keer per jaar alsmede op verzoek van de Raad van beheer van het BRF of van een afgevaardigde van één der representatieve vakorganisaties.
De voorzitter roept voor de zittingen op. Voor de behandeling van dringende en belangrijke vragen kan hij - op initiatief alsmede op verzoek van de Raad van beheer van het BRF of van een afgevaardigde van één der representatieve vakorganisaties - voor een spoedzitting van het comité oproepen.
Art. 4.De datums van de zittingen worden door de voorzitter vastgelegd.
In geval van spoedbehandeling moet de zitting binnen de tien werkdagen plaatsvinden die volgen op de ontvangst van het in artikel 3, lid 2, bedoeld verzoek door het secretariaat van het comité.
Het bestuur van het BRF is bevoegd voor het secretariaat van het comité.
Art. 5.Behoudens bij spoedgevallen worden de oproepingsbrieven de werkende leden, de commissarissen van de Regering en de directeur van het BRF ten minste vijf werkdagen vóór de zitting toegestuurd.
Bij de oproepingsbrieven worden een gedetailleerde agenda alsmede, voor alle op de agenda staande punten, de voor de beraadslagingen nodige documenten gevoegd.
De plaatsvervangende leden mogen slechts aan de zittingen deelnemen om de werkende leden te vervangen, behalve in de gevallen waar ze als deskundigen voor de zittingen opgeroepen worden.
Elk werkend lid dat aan een zitting van het comité niet kan deelnemen, moet zelf zijn plaatsvervanger informeren en hem de oproepingsbrief laten toekomen. Bovendien moet dat lid het secretariaat van het comité onmiddellijk ervan verwittigen.
Art. 6.De agenda wordt door de voorzitter opgesteld.
Art. 7.Voor elk punt dat op verzoek van één of meerdere leden op de agenda moet worden geplaatst, moet de verzoeker een voldoende gedetailleerd document opstellen dat de voorbereiding van de beraadslaging over het bedoelde vraagstuk mogelijk maakt.
Elk verzoek om een punt op de agenda te plaatsen moet het secretariaat vroeg genoeg overgemaakt worden, opdat de in artikel 5, lid 1 bepaalde termijnen kunnen worden nageleefd.
Als de dringende noodzakelijkheid het vereist, kan de voorzitter erin toestemmen dat een punt buiten de in dit artikel bepaalde termijnen op de agenda geplaatst wordt.
Art. 8.Het comité mag slechts over punten beslissen die op de agenda staan.
Op elke agenda wordt een punt "Mededelingen en vragen" ambtshalve als laatste punt opgenomen. Onder dit punt kunnen de leden vragen stellen.
De antwoorden op die vragen kunnen bij de volgende zitting gegeven worden.
Art. 9.De voorzitter stelt de aanwezigheid van de werkende leden vast en onderzoekt de geloofsbrieven van de plaatsvervangende leden.
Art. 10.Het comité kan slechts geldig beraadslagen als de helft van zijn leden plus één aanwezig is.
Alle beslissingen van het comité worden bij eenvoudige meerderheid van de aanwezige leden genomen.
Bij staking van stemmen wordt de beslissing op de volgende zitting verdaagd die ten vroegste na één maand kan plaatsvinden. Wordt tijdens deze zitting opnieuw geen meerderheid bereikt, dan wordt het voorstel voor verworpen gehouden.
Bij staking van stemmen tijdens een spoedzitting wordt een voorstel als verworpen gehouden.
Art. 11.Het secretariaat van het comité stelt notulen op waarin de beraadslagingen samengevat en de beslissingen van het comité vermeld worden.
Een eventueel bijkomende nota opgesteld door een afvaardiging kan bij de notulen gevoegd worden.
De notulen worden doorlopend en volgens het jaar genummerd. De bijlagen bij de notulen dragen het nummer van de notulen waartoe zij betrekking hebben.
Art. 12.Een exemplaar van de notulen wordt alle leden alsmede de commissarissen van de Regering en de directeur van het BRF toegestuurd.
Deze beschikken over tien werkdagen om hun eventuele opmerkingen en verbeteringsvoorstellen schriftelijk mede te delen. Eventuele tekstverbeteringen mogen niet de zin van de woorden van een aanwezige persoon of van de standpunt die zij tijdens de betrokken zitting verdedigde wijzigen.
De voorzitter beslist over de definitieve versie van de notulen. Die wordt alle werkende en plaatsvervangende leden, de vakverenigingen, de commissarissen van de Regering alsmede de directeur en de Raad van beheer van het BRF toegestuurd.
Art. 13.Alle dossiers met de originelen alsmede al de desbetreffende documentatie worden het secretariaat van het comité toevertrouwd dat voor de archivering zorgt.
Te allen tijde kunnen de leden van het comité bij het secretariaat inzien krijgen in deze documenten.
Art. 14.Het bestuur van het BRF zorgt voor de aanwending van de beslissingen die door het comité van het Pensioenfonds genomen zijn.
Art. 15.De Minister bevoegd inzake toezicht op het BRF wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 12 oktober 2000.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ