gepubliceerd op 26 juli 2000
Besluit van de Regering tot oprichting van een pedagogische werkgroep voor het vak katholieke godsdienst in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs
12 APRIL 2000. - Besluit van de Regering tot oprichting van een pedagogische werkgroep voor het vak katholieke godsdienst in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 30 december 1993, 16 december 1996, 4 mei 1999, 6 mei 1999 en 25 mei 1999;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 maart 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 31 maart 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de pedagogische werkgroep reeds met zijn arbeid is begonnen en dat het dus onontbeerlijk is, zijn doelstellingen, zijn samenstelling, zijn werking alsmede de bepalingen betreffende de financiële vergoedingen vast te stellen;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;
Besluit :
Artikel 1.Er wordt in de Duitstalige Gemeenschap een pedagogische werkgroep voor het vak katholieke godsdienst in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs opgericht, hierna « werkgroep » genoemd.
De werkgroep heeft als opdracht, namens de bevoegde instantie van de betrokken eredienst en op basis van het studieprogramma, de vakbekwaamheden netoverschrijdend uit te werken die voor de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs de minimale vereiste vertegenwoordigen waaraan elke leerling moet voldoen en die beslissend zijn voor de uitreiking van het graadgetuigschrift.
De werkgroep sluit zijn werkzaamheden ten laatste op 31 december 2000 en legt een verslag aan de bevoegde instantie van de betrokken eredienst voor die de resultaten van het geleverd werk aan de Regering ter informatie meedeelt.
Art. 2.De werkgroep is samengesteld uit de volgende leden : Jean-Pierre Sterck-Degueldre : coördinator Karl Offermann : secretaris Jean Hamers Marlene Bongartz-Kaut Anita Brülls Gaby Greimers Joëlle Delbrouck Guy Putters Fina Keifens Walter Heyen
Art. 3.De aanwijzing van de coördinator, van de secretaris en van de leden geldt voor de duur van de in artikel 1 bedoelde opdracht, vervalt echter ten laatste op 31 december 2000.
Art. 4.De coördinator roept de werkgroep bijeen en bepaalt de vergaderplaats en de dagorde. Hij deelt de datum mede aan de Afdeling « Organisatie van het Onderwijs » van het Ministerie.
Art. 5.Op uitnodiging van de coördinator kunnen deskundigen aan de zittingen van de werkgroep deelnemen.
Art. 6.Als materieel moet worden besteld, dan wordt een verzoek bij de Afdeling « Organisatie van het Onderwijs » van het Ministerie ingediend die over de aanschaffing beslist.
Art. 7.De coördinator, de secretaris, de leden van de werkgroep alsmede de deskundigen verkrijgen een reiskostenvergoeding.
Daaromtrent gelden de bepalingen die van toepassing zijn op de ambtenaren van Rang I F van het Ministerie. Bij gebruik van een privé-voertuig wordt het fiscaal vermogen van 7 pk in aanmerking genomen.
Art. 8.De leden van de werkgroep en de experten verkrijgen een presentiegeld ten belope van 1 500 BF per zitting van ten minste tweeëneenhalf uren en van 3 000 BF per zitting van ten minste vijf uren.
De voeten bepaald in het eerste lid worden met 50 % verhoogd voor de coördinator en de secretaris.
In afwijking van het eerste lid en mits voorafgaande toestemming van de Minister bevoegd inzake Onderwijs kunnen de deskundigen een presentiegeld verkrijgen dat hoger ligt dan de bepaalde voeten.
Art. 9.Inspecteurs, opdrachthouders van de Duitstalige Gemeenschap en ambtenaren van de Duitstalige Gemeenschap die als deskundigen de zittingen van de werkgroep bijwonen, verkrijgen geen presentiegeld.
Art. 10.De schuldvorderingen worden door de coördinator medeondertekend ter bekrachtiging van de juistheid ervan en per semester ingediend bij de Afdeling « Organisatie van het Onderwijs » van het Ministerie.
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking op 1 oktober 1998, met uitzondering van artikel 8 dat op 1 juli 1999 uitwerking heeft.
Art. 12.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 12 april 2000.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, B. GENTGES