gepubliceerd op 17 augustus 2007
Beslissing nr. D-2007-1-S betreffende de klacht ingediend door de spoorwegonderneming Dillen & Le Jeune Cargo NV aangaande de onmogelijkheid om een objectieve certificering van haar treinbestuurders te laten uitvoeren
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
6 JULI 2007. - Beslissing nr. D-2007-1-S betreffende de klacht ingediend door de spoorwegonderneming Dillen & Le Jeune Cargo NV aangaande de onmogelijkheid om een objectieve certificering van haar treinbestuurders te laten uitvoeren
De Dienst Regulering van het spoorwegvervoer en van de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, hierna « Dienst Regulering » genoemd, Gelet op artikel 17 van de wet van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 2004 tot oprichting van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal, tot vaststelling van zijn samenstelling en het administratief en geldelijk statuut dat van toepassing is op zijn leden, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 1 februari 2006;
Gelet op artikel 62 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, dat de bevoegdheden van de Dienst Regulering vaststelt;
Gelet op artikel 8 van het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen;
Gelet op punt 15 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 mei 2007 houdende goedkeuring van het tweede bijvoegsel bij het beheerscontract gesloten tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel, in de zin dat het artikel 35 van genoemd beheerscontract goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 5 juli 2005 wijzigt;
Gelet op de op 8 mei 2007 ontvangen aangetekende brief aan de Dienst Regulering waarin een klacht wordt ingediend namens de spoorwegonderneming Dillen & Le Jeune Cargo NV (hierna DLC genoemd), met ondernemingsnummer 0471.783.353;
Gelet op de andere dossierstukken, neemt de volgende beslissing aan : I. Feiten en retroacta.
Dillen & Le Jeune Cargo NV is een spoorwegonderneming met vergunning nr. L002-3 die haar spoorwegvervoeractiviteit in België uitoefent onder veiligheidscertificaat nr. C002-4.
Per aangetekende brief ontvangen op 8 mei 2007 diende DLC een klacht in bij de Dienst Regulering aangaande de onmogelijkheid om de objectieve certificering van haar bestuurders te laten uitvoeren door Infrabel.
Overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen wordt een bestuurder gecertificeerd indien hij houder is van : - een attest van psychologische geschiktheid; - een medisch attest; - een attest van vakbekwaamheid, afgeleverd door een instelling die erkend is overeenkomstig artikel 34 van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen.
Deze procedure van certificering door de veiligheidsinstantie gaat in vanaf 23 januari 2008, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van voornoemd koninklijk besluit.
Vóór die datum wordt de certificering van de bestuurders uitgevoerd door Infrabel, op grond van het koninklijk besluit van 21 januari 2004 houdende goedkeuring van de normen en voorschriften inzake de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik.
Ingevolge artikel 18 van bovenvermeld koninklijk besluit van 16 januari 2007 gelden de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 januari 2004 houdende goedkeuring van de normen en voorschriften inzake de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik als bestek voor het personeel, totdat de Minister het bestek voor het veiligheidspersoneel aanneemt.
Volgens DLC zou Infrabel voorlopig weigeren de certificering van treinbestuurders uit te voeren volgens de oude procedure, om reden van de heersende onzekerheid omtrent de certificeringsbevoegdheden. Die onzekerheid zou haar oorzaak vinden in de goedkeuring van het koninklijk besluit van 21 januari 2007 houdende erkenning van de N.M.B.S. als instelling die instaat voor de verlening van opleidingsdiensten aan treinbestuurders en treinpersoneel, genomen ter uitvoering van artikel 34 van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen. Artikel 34 machtigt de Koning tot erkenning van de instellingen die instaan voor de verlening van opleidingsdiensten aan treinbestuurders en treinpersoneel. Op heden is de N.M.B.S. de enige opleidingsinstelling die erkend is voor de opleiding van treinbestuurders.
DLC zou in deze omstandigheden onmogelijk een objectieve certificering van haar kandidaat-bestuurders of een verplichte hercertificering van sommige van haar bestuurders kunnen laten uitvoeren.
Zij vraagt bijgevolg dat dringend een einde wordt gemaakt aan deze situatie en dat zij de certificering van haar bestuurders binnen een redelijke termijn kan laten uitvoeren.
In concreto voert DLC aan dat deze situatie haar verhindert de certificering van acht kandidaat-treinbestuurders en de verplichte hercertificering van één van haar bestuurders te laten uitvoeren.
Per aangetekende brief ontvangen op 31 mei 2007 deelde DLC de Dienst Regulering mee dat, behalve de omstandigheid dat Infrabel weigerde de certificering van treinbestuurders uit te voeren, de in artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen aangewezen veiligheidsinstantie pas op 23 januari 2008, datum van inwerkingtreding van deze bepaling, bevoegd zou worden voor de certificeringen van treinbestuurders. DLC meent dat deze situatie de certificering van haar bestuurders eigenlijk onmogelijk maakt en het voortbestaan van alle spoorwegondernemingen in gevaar brengt.
II. Ontvankelijkheid.
Overwegende dat de verzoekster de hoedanigheid heeft van spoorwegonderneming als omschreven in artikel 5 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, overwegende dat de kennisgeving van de klacht is gebeurd volgens de in artikel 62, § 5, van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur beschreven vorm, beschouwt de Dienst Regulering de klacht als ontvankelijk.
III. Bevoegdheid.
Op grond van artikel 62, § 5, van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur is de Dienst Regulering bevoegd om in het kader van de behandeling van klachten uitspraak te doen in verband met elk nadeel resulterend uit een overtreding tegen : - de netverklaring of de criteria die erin zijn opgenomen; - de toewijzingsprocedure voor infrastructuurcapaciteit en haar resultaten; - het tariferingsysteem, de hoogte of de structuur van heffingen voor het spoorweginfrastructuurgebruik; - op de bepalingen inzake toegang tot de spoorweginfrastructuur die specifiek betrekking hebben op het toegangs- en doorvoerrecht en de diensten die aan de spoorwegondernemingen moeten worden geleverd.
In dit bijzonder geval dient vastgesteld dat de certificeringsproblemen waarvan de verzoekster gewag maakt, niet onder het toepassingsgebied van het administratief beroep zoals bepaald in artikel 62 van de wet van 4 december 2006 vallen.
In die mate en in de huidige stand van de wettelijke bepalingen is de Dienst Regulering niet bevoegd om zich te kunnen uitspreken over het bestaan van een onhoudbare situatie voor de spoorwegonderneming DLC. Voor het overige verwijst de Dienst Regulering naar zijn advies nr. 2007/1 betreffende het koninklijk besluit van 21 januari 2007 houdende erkenning van de N.M.B.S. als instelling die instaat voor de verlening van opleidingsdiensten aan treinconducteurs en treinpersoneel.
Daarbij dient vastgesteld dat punt 15 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 mei 2007 houdende goedkeuring van het tweede bijvoegsel bij het beheerscontract gesloten tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel laatstgenoemde machtigt om de licenties voor de bestuurders en de certificaten van de treinbegeleiders verder af te leveren tot en met 23 januari 2008.
IV. Beslissing.
Op deze gronden, beslist de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal : dat hij niet bevoegd is om een einde te maken aan de situatie zoals beschreven door verzoekster Dillen & Le Jeune Cargo NV. Gedaan te Brussel op 6 juli 2007.
Voor de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal, L. DE RYCK, Directeur