Etaamb.openjustice.be
Document van 05 juni 1998
gepubliceerd op 07 november 1998

Besluit van de Regering betreffende de opname van gehandicapten in « Woonressources »

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1998033078
pub.
07/11/1998
prom.
05/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/05/1998033078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 1998. - Besluit van de Regering betreffende de opname van gehandicapten in « Woonressources »


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993 en 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening), inzonderheid op artikel 4, § 1, 3° en 4°;

Gelet op het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, ten laatste gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 20 juli 1993;

Gelet op het ministerieel besluit van 8 april 1981 tot bepaling, voor de Duitstalige Gemeenschap, van de bijdrage van de gehandicapten die ondergebracht worden ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 5 juni 1998;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 mei 1998;

Gelet op het voorstel uitgebracht op 27 maart 1998 door de Raad van Beheer van de Dienst voor personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstand;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat in de Duitstalige Gemeenschap het behoefte inzake opname van gehandicapten steeds groter wordt en dat er een gebrek aan opnamemogelijkheden is, zodat een actualisering van de toepasselijke reglementering inzake persoonlijke participatie noodzakelijk wordt;

Overwegende dat verder voor de opname moet worden gezorgd en dat de inwerkingtreding van dit besluit derhalve geen uitstel meer lijdt;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en erkenning

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° woonressource : door de Dienst voor woonressources erkende personen die gebruikers een verblijf, een begeleiding, een hulp verlenen en hun autonomie en maatschappelijke integratie bevordert;2° gebruiker : bij de Dienst voor gehandicapten ingeschreven meerderjarige gehandicapte;3° basistarief : de in artikel 6 bepaalde minimumvergoeding voor woonressources;4° Dienst voor woonressources : een dienst die voor de inrichting, de erkenning en de opvolging van de woonressources door de Dienst voor gehandicapten erkend is;5° Dienst voor gehandicapten : de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening. Voorliggend besluit is niet van toepassing : - op de gebruikers die als « jongelui » in de zin van artikel 1 van het decreet van 20 maart 1995 inzake hulpverlening aan de jeugd beschouwd worden; - op de opname van bloedverwanten op de eerste graad.

Art. 2.Om erkend te worden moet een woonressource : - een gezinsverzekering en een brandverzekering aangaan die de gebruikers ook dekken; - aan de door de Dienst voor gehandicapten voorgeschreven veiligheidsmaatregelen voldoen.

Art. 3.De erkenning als woonressource wordt voor een hernieuwbare termijn van ten hoogste drie jaar toegekend.

Art. 4.Voor elke gebruiker sluit de woonressource met de Dienst voor woonressources een éénjarig verdrag af dat ten minste in 1° een beschrijving van de rechten en plichten van alle partijen;2° een opzeggingstermijn van drie maanden;3° de mogelijkheid van een opzegging zonder opzeggingstermijn bij gewichtige redenen voorziet.

Art. 5.Wordt er aan de bepalingen van voorliggend besluit niet meer voldaan of indien gewichtige redenen het rechtvaardigen, dan kan de Dienst voor woonressources de erkenning als woonressource intrekken.

De intrekking van de erkenning leidt tot de opzegging van het in artikel 4 bedoelde verdrag.

De woonressource kan bij de Dienst voor gehandicapten een beroep instellen tegen de intrekking van de erkenning. De Dienst voor gehandicapten beslist nadat hij het advies van een onafhankelijk deskundige heeft ingewonnen. HOOFDSTUK II. - Financiële bepalingen

Art. 6.De gebruikers worden in categorieën gerangschikt aan de hand van evaluatiehulpmiddelen die de intensiteit van de noodzakelijke hoede, begeleiding en verzorging meten.

De evaluatiehulpmiddelen alsmede de rangschikking moeten door de Dienst voor gehandicapten goedgekeurd worden.

Naargelang de categorie verkrijgt de woonressource, per dag en per gebruiker, een vergoeding ten belope van : - 978 frank (basistarief) voor de categorie 0; - 1 061 frank voor de categorie 1; - 1 144 frank voor de categorie 2; - 1 264 frank voor de categorie 3; - 1 364 frank voor de categorie 4.

De maandelijks uitbetaalde vergoeding wordt vanaf de eerste onthaaldag toegekend. De laatste onthaaldag wordt echter niet in aanmerking genomen.

Art. 7.De woonressources mogen een eenmalig terugbetaalbaar bedrag van 20 000 frank per gebruiker verkrijgen. Dit bedrag wordt ten laatste na twaalf maanden op de vergoeding aangerekend.

Art. 8.Indien de gebruiker dagwerk verricht, worden volgende bedragen van de met toepassing van artikel 6 berekende dagelijkse vergoeding afgetrokken : - 300 frank bij bezoek van een dagcentrum; - 200 frank in de andere gevallen.

Art. 9.Indien de gebruiker in de loop van de contractuele opvangtermijn afwezig is, dan verkrijgt de woonressource een vergoeding, berekend als volgt : - bij opneming van de gebruiker in een ziekenhuis : het basistarief voor de eerste veertien dagen, de helft ervan voor de volgende veertien dagen; - bij afwezigheid om andere redenen : de helft van het basistarief tijdens 30 dagen.

Meent de Dienst voor woonressources dat het noodzakelijk is dat deze woonressource voor de gebruiker beschikbaar blijft, wat bij de Dienst voor gehandicapten moet worden verantwoord, kan de helft van het basistarief tijdens 60 bijkomende dagen aan de woonressource toegekend worden.

De met een opneming in een ziekenhuis gebonden kosten vallen ten laste van de gebruiker.

Art. 10.§ 1. Als een woonressource tijdens een kalenderjaar voor een werkelijke opname van ten minste 345 dagen zorgt, heeft ze tijdens het daaropvolgende jaar recht op 20 verlofdagen waarvoor ze het basistarief verkrijgt. De bijkomende verlofdagen worden door de Dienst voor gehandicapten niet vergoed.

De verlofdagen worden in overleg met de Dienst voor woonressources geprogrammeerd. § 2. Als een vakantie met de gebruiker georganiseerd wordt, heeft de woonressource recht op een bedrag van 363 frank per dag naast de vergoeding berekend met toepassing van artikel 6.

Zo'n vakantie mag slechts met de toestemming van de Dienst voor woonressources en voor ten hoogste 20 dagen georganiseerd worden.

Art. 11.Als een woonressource sinds ten minste één jaar erkend is en tijdens ten minste 6 maanden voor een opname gezorgd heeft, heeft ze bij het definitief vertrek van de gebruiker recht op de helft van het basistarief tijdens dertig dagen.

Als een woonressource met de toestemming van de Dienst voor gehandicapten plaatsen voor kort verblijf (crisistoestanden, verlof, ziekte...) voorbehoudt, heeft ze recht op één vijfde van het basistarief per dag voor elk van deze plaatsen.

Art. 12.De persoonlijke participatie van de gebruiker wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van het besluit van 21 februari 1996 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten.

Art. 13.De kosten aangegaan door de Dienst voor woonressources met toepassing van voorliggend besluit worden na verrekening van de in artikel 12 bedoelde persoonlijke participatie in het kader van een jaarlijkse overeenkomst door de Dienst voor gehandicapten overgenomen.

Art. 14.Alle bedragen opgenomen in dit besluit worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 114,20 der consumptieprijzen. Ze zijn berekend op basis van een verhoging van 3,6265. HOOFDSTUK III - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 15.Al de dagen bedoeld in dit besluit zijn kalenderdagen.

Art. 16.Het besluit van de Regering van 5 mei 1995 tot regeling van de plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten wordt opgeheven.

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1998.

Art. 18.De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 5 juni 1998.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, K.-H. LAMBERTZ

^