3 JUNI 1999. - Besluit van de Regering betreffende de controle op bepaalde hulp- en aanpassingsmaatregelen genomen ten gunste van gehandicapten

De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1990, 18 juli 1990, 5 mei 1993 en 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening), inzonderheid op de artikelen 4, § 1, 3° en 32;

Gelet op het voorstel van de Raad van Beheer van de Dienst, uitgebracht op 26 juni 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is bepaalde hulp- en aanpassingsmaatregelen met onbeperkte duur dringend aan te passen aan de gewijzigde behoeften van de betrokken gehandicapten, er een ad-hoc juridische basis voor te scheppen en de tenlasteneming van de ter zake aangegane kosten te regelen zodat de inwerkingtreding van dit besluit geen uitstel lijdt;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, Besluit :

Artikel 1.Voorliggend besluit is van toepassing op de volgende hulp- en aanpassingsmaatregelen die ten gunste van gehandicapten genomen en in/door ad-hoc inrichtingen of diensten uitgevoerd worden : - plaatsing; - verzorging; - begeleiding; - opleiding; - professionele integratie.

Art. 2.De inrichting of de dienst moet ten laatste na 3 jaar alle dossiers betreffende de hulp- een aanpassingsmaatregelen opgenomen in artikel 1 aan de Dienst ter controle voorleggen. De Dienst gaat de opportuniteit van de maatregel na en bepaalt de vorm die ze op elk ogenblik moet aannemen.

Van die controle hangt de verdere tenlasteneming van de aangegane kosten af.

Art. 3.Alle maatregelen genomen vóór de inwerkingtreding van voorliggend besluit en waarvan de duur niet tot 3 jaar beperkt werd, moeten 3 jaar na de laatste beslissing over die maatregel en ten laatste één jaar na de inwerkingtreding van voorliggend besluit aan de Dienst overeenkomstig artikel 2 voorgelegd worden.

Art. 4.Voorliggend besluit heeft uitwerking op 1 januari 1999.

Art. 5.De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 3 juni 1999.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden, K.-H. LAMBERTZ