gepubliceerd op 17 september 2020
Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de middenstandsopleiding
2 JULI 2020. - Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de middenstandsopleiding
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, artikel 7, § 7, 6°, artikel 8, § 3, 4°, artikel 36 en artikel 38;
Gelet op het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;
Gelet op het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen;
Gelet op het besluit van de Regering van 30 augustus 2018 betreffende de examens en de evaluatie van de basisopleiding in de middenstand;
Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, gegeven op 18 juni 2020;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 25 juni 2020;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 2 juli 2020;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid wordt gewettigd door het feit dat de maatregelen die sinds 13 maart 2020 van kracht zijn en die de federale regering op 13, 18 en 23 maart 2020, op 3 en 17 april, alsook op 15 en 30 mei 2020 op advies van de Nationale Veiligheidsraad heeft genomen om het hoofd te bieden aan het coronavirus (COVID-19), nog minstens tot en met 7 juni 2020 van kracht blijven; dat die maatregelen verstrekkende gevolgen hebben voor het maatschappelijk leven die nog altijd overal voelbaar zijn; dat de Regering besluit om bepaalde afwijkingsregels vast te leggen voor de beëindiging van het opleidingsjaar 2019-2020 van de basisopleiding in de middenstand; dat dit besluit dus zo snel mogelijk moet worden aangenomen;
Op de voordracht van de minister bevoegd voor Opleiding;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Afwijkingen van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's
Artikel 1.- In afwijking van artikel 10, § 1, en artikel 10bis, § 2, van het besluit van de Regering van 21 maart 2020 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's worden de vergoedingen of facturen van de leerkrachten in bijberoep uitbetaald voor de lesuren of examenuren die ze volgens het uurrooster normaal tussen 14 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 zouden hebben gegeven. Als de cursussen in overleg met de leerkrachten en het IAWM naar een later tijdstip worden verschoven, worden die uren niet opnieuw vergoed.
Art. 2.- In afwijking van artikel 15, § 1, en artikel 16 van hetzelfde besluit worden de forfaitaire subsidies in de basisopleiding per lesuur en per regelmatige cursist tot en met 30 juni 2020 uitbetaald voor de lesuren die volgens het uurrooster normaal tussen 14 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 hadden moeten worden gegeven. HOOFDSTUK 2. - Afwijkingen van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen
Art. 3.- De bedrijfsoverkoepelende praktische opleidingen die met toepassing van artikel 3, § 1, van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen verplicht zijn en die door de coronacrisis niet konden doorgaan in het opleidingsjaar 2019-2020 voor de leerlingen in het eerste en het tweede opleidingsjaar, worden voor het einde van de opleiding ingehaald.
De bedrijfsoverkoepelende praktische opleidingen die met toepassing van artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit verplicht zijn en die in het opleidingsjaar 2019-2020 voor leerlingen in het derde opleidingsjaar door de coronacrisis niet vóór het eindexamen C konden doorgaan, hoeven niet te worden ingehaald.
Art. 4.- In afwijking van artikel 19, § 1, van hetzelfde besluit kunnen leerovereenkomsten tot en met 1 november worden gesloten in 2020.
In het licht van de coronacrisis kan in de periode van 14 maart tot en met 30 juni 2020 afgeweken worden van de termijn vermeld in artikel 19, § 3, van hetzelfde besluit. HOOFDSTUK 3. - Afwijkingen van het besluit van de Regering van 30 augustus 2018 betreffende de examens en de evaluatie van de basisopleiding in de middenstand
Art. 5.- In afwijking van artikel 5, § 2, artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9, § 1, artikel 10, artikel 12 en artikel 13 van het besluit van de Regering van 30 augustus 2018 betreffende de examens en de evaluatie van de basisopleiding in de middenstand wordt er geen eerste zittijd georganiseerd in het opleidingsjaar 2019-2020 op het einde van het eerste en het tweede leertijdjaar. De jaarlijkse eindevaluatie van de algemene kennis, de theoretische vakkennis en de geïntegreerde kennis bestaat op het einde van het leertijdjaar uitsluitend uit de dagelijkse evaluatie tot de opschorting van de lessen midden maart 2020 en, in voorkomend geval, na hervatting van de lessen in de centra vanaf midden mei 2020.
Art. 6.- In afwijking van artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit stelt de klassenraad voor het opleidingsjaar 2019-2020 vast of de kandidaten geslaagd zijn voor de jaarlijkse eindevaluatie vermeld in artikel 5 of voor de tweede zittijd.
De klassenraad beslist of de kandidaten: 1° die niet geslaagd zijn voor de jaarlijkse eindevaluatie vermeld in artikel 5 ook zonder een tweede zittijd, toch bekwaam zijn om tot de hogere klas te worden toegelaten;2° die niet geslaagd zijn voor de jaarlijkse eindevaluatie vermeld in artikel 5 tot de tweede zittijd worden toegelaten;3° die in de tweede zittijd niet geslaagd zijn voor de jaarlijkse eindevaluatie, toch bekwaam zijn om tot de hogere klas te worden toegelaten. De beslissing wordt onder meer genomen met inachtneming van de overzichten van de vorderingen die de onderneming heeft ingevuld.
Art. 7.- In afwijking van artikel 16, § 1, van hetzelfde besluit worden de tussenevaluaties die in het opleidingsjaar 2019-2020 in het tweede opleidingsjaar hadden moeten plaatsvinden, maar door de coronacrisis nog niet werden uitgevoerd, in het opleidingsjaar 2020-2021 ingehaald.
Art. 8.- In afwijking van artikel 18, § 2, artikel 19, artikel 21 en artikel 26 van hetzelfde besluit worden op het einde van de leertijd geen examens over algemene kennis, theoretische vakkennis en geïntegreerde kennis georganiseerd als de geldende bepalingen van de federale overheid om het coronavirus (COVID-19) te bestrijden, in het opleidingsjaar 2019-2020 naargelang van het beroepsprofiel niet kunnen worden nageleefd. In dat geval bestaat de eindevaluatie van de algemene kennis, de theoretische vakkennis en de geïntegreerde kennis op het einde van de leertijd uitsluitend uit de dagelijkse evaluatie tot de opschorting van de lessen midden maart 2020 en, in voorkomend geval, na hervatting van de lessen in de centra vanaf midden mei 2020.
Als er voor een onderwijsvak noch een dagelijkse evaluatie opgemaakt werd tot de opschorting van de lessen midden maart 2020 of na de hervatting van de lessen in de centra vanaf midden mei 2020, noch een examen in het opleidingsjaar 2019-2020 georganiseerd werd, telt dit vak niet mee voor de eindevaluatie op het einde van de leertijd.
Art. 9.- In afwijking van artikel 23, § 1, van hetzelfde besluit bestaat de examencommissie in het opleidingsjaar 2019-2020 uit twee vakleerkrachten als er, door de geldende bepalingen van de federale overheid om het coronavirus (COVID-19) in te dijken, geen beroep kan worden gedaan op een externe deskundige.
Art. 10.- Als de geldende bepalingen van de federale overheid om het coronavirus (COVID-19) te bestrijden, naargelang van het beroepsprofiel niet kunnen worden nageleefd, worden - in afwijking van artikel 34, § 2, artikel 35, artikel 36 en artikel 38 van hetzelfde besluit - in het opleidingsjaar 2019-2020 geen examens georganiseerd over de kennis bedrijfsbeheer, de theoretische vakkennis en de geïntegreerde kennis op het einde van het opleidingsjaar tot ondernemingshoofd, behalve in het laatste jaar van die opleiding. In dat geval bestaat de jaarlijkse eindevaluatie van de kennis bedrijfsbeheer, theoretische vakkennis en geïntegreerde kennis tijdens het opleidingsjaar tot ondernemingshoofd uitsluitend uit de dagelijkse evaluatie.
Als er voor een onderwijsvak noch een dagelijkse evaluatie opgemaakt werd tot de opschorting van de lessen midden maart 2020 of na de hervatting van de lessen in de centra vanaf midden mei 2020, noch een examen in het opleidingsjaar 2019-2020 georganiseerd werd, telt dit vak niet mee voor de eindevaluatie op het einde van het opleidingsjaar tot ondernemingshoofd.
Art. 11.- Als de geldende bepalingen van de federale overheid om het coronavirus (COVID-19) te bestrijden, naargelang van het beroepsprofiel niet kunnen worden nageleefd, worden - in afwijking van artikel 45, § 2, en artikel 48 van hetzelfde besluit - in het opleidingsjaar 2019-2020 geen examens georganiseerd over kennis bedrijfsbeheer, theoretische vakkennis en geïntegreerde kennis op het einde van de opleiding tot ondernemingshoofd. In dat geval bestaat de eindevaluatie van de kennis bedrijfsbeheer, theoretische vakkennis en geïntegreerde kennis op het einde van de opleiding tot ondernemingshoofd uitsluitend uit de dagelijkse evaluatie.
Als er voor een onderwijsvak noch een dagelijkse evaluatie werd opgemaakt tot de opschorting van de lessen midden maart 2020 of na de hervatting van de lessen in de centra vanaf midden mei 2020, noch een examen in het opleidingsjaar 2019-2020 georganiseerd werd, telt dit vak niet mee voor de eindevaluatie op het einde van de opleiding tot ondernemingshoofd.
Art. 12.- In afwijking van artikel 50, § 1, van hetzelfde besluit bestaat de examencommissie in het opleidingsjaar 2019-2020 uit twee vakleerkrachten als er, door de geldende bepalingen van de federale overheid om het coronavirus (COVID-19) in te dijken, geen beroep kan worden gedaan op een externe deskundige.
Art. 13.- Als de geldende bepalingen van de federale overheid om het coronavirus (COVID-19) te bestrijden, niet kunnen worden nageleefd, worden - in afwijking van artikel 59 van hetzelfde besluit - in het opleidingsjaar 2019-2020 geen examens georganiseerd over de onderwijsvakken van de versnelde cursussen bedrijfsbeheer. In dat geval worden die examens zo snel mogelijk met inachtneming van de geldende federale bepalingen ingehaald.
Art. 14.- Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 mei 2020, met uitzondering van de artikelen 1 en 2, die uitwerking hebben met ingang van 14 maart 2020.
Art. 15.- De minister bevoegd voor Opleiding is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 2 juli 2020.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, H. MOLLERS