gepubliceerd op 25 april 2024
Decreet over het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest
29 MAART 2024. - Decreet over het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet over het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2.Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van volgende richtlijnen: 1° richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr.1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad; 2° richtlijn 2023/959/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.
Art. 3.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° afnamepunt: punt waar koolstofdioxide van de lokale cluster, het vervoersnetwerk, het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide of de directe leiding wordt afgenomen;2° beheerder van een lokale cluster: de rechtspersoon die een lokale cluster beheert en wordt aangewezen conform artikel 9;3° beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide: de rechtspersoon die een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide beheert;4° beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking: de rechtspersoon die een terminal voor vloeibaarmaking beheert;5° beheerder van het vervoersnetwerk: de rechtspersoon die het vervoersnetwerk beheert en wordt aangewezen conform artikel 29;6° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen: a) een aangetekende brief;b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;c) een digitale zending waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;7° broeikasgasvergunning: de vergunning, vermeld in artikel 4 van richtlijn 2003/87/EG van de Raad en het Europees Parlement van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, zoals gewijzigd;8° directe leiding: a) een pijpleiding, met inbegrip van bijbehorende pompstations en tijdelijke opslaglocaties, voor het vervoer van koolstofdioxide dat is geproduceerd door niet meer dan één producent, die deze rechtstreeks verbindt met niet meer dan één locatie voor verbruik;b) een pijpleiding, met inbegrip van bijbehorende pompstations en tijdelijke opslaglocaties, voor het vervoer van koolstofdioxide dat is geproduceerd door niet meer dan één producent die deze rechtstreeks verbindt met niet meer dan één terminal voor vloeibaarmaking;9° ETS-activiteit: een activiteit als vermeld in bijlage I van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, met uitzondering van de categorie vervoer van broeikasgassen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor krachtens Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr.1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad een opslagvergunning is verleend; 10° netgebruiker: een producent of verbruiker aangesloten op een lokale cluster, het vervoersnetwerk, een terminal voor vloeibaarmaking of een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide;11° geologische opslag: de opslag van koolstofdioxide door het injecteren van koolstofdioxidestromen in geologische formaties in de diepe ondergrond als vermeld in het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, of in de regelgeving van andere gewesten of andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en het Verenigd Koninkrijk, conform richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr.1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad; 12° gesloten industrieel net voor koolstofdioxide: een pijpleiding die of netwerk van pijpleidingen, met inbegrip van bijbehorende pompstations en tijdelijke opslaglocaties, dat in de eerste plaats bestemd is om koolstofdioxide uit te wisselen tussen een beperkt aantal installaties van producenten en verbruikers binnen een geografisch afgebakende industriële locatie in het Vlaamse Gewest en dat om specifieke technische eisen of veiligheidseisen voorziet in een geïntegreerde exploitatie of een geïntegreerd productieproces waarbij koolstofdioxide wordt geproduceerd en gebruikt of verwerkt door de verschillende netgebruikers;13° injectiepunt: punt waar koolstofdioxide in een lokale cluster, het vervoersnetwerk, het gesloten industrieel net of een directe leiding wordt geïnjecteerd;14° koolstofdioxide: een anorganische chemische verbinding van koolstof en zuurstof, met als brutoformule CO2;15° koolstofdioxidestroom: een stroom stoffen die resulteert uit het afvangen van koolstofdioxide;16° lokale cluster: een pijpleiding die of een netwerk van pijpleidingen, met inbegrip van bijbehorende pompstations en tijdelijke opslaglocaties, dat wordt beheerd door de beheerder van de lokale cluster en waarlangs koolstofdioxide van minstens twee producenten die zich allen bevinden binnen een aaneensluitend geografisch afgebakend gebied, wordt vervoerd;17° locatie voor verbruik: een plaats waar afgevangen koolstofdioxide verbruikt wordt in chemische of industriële processen om er nuttige stoffen of producten met een economische waarde van te maken;18° met de beheerder verbonden vennootschappen: a) de vennootschappen waarover de beheerder een controlebevoegdheid uitoefent;b) de vennootschappen die een controlebevoegdheid over de beheerder uitoefenen;c) de vennootschappen waarmee de beheerder een consortium als vermeld in artikel 1:19 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen vormt;d) de andere vennootschappen die, bij weten van het bestuursorgaan van de beheerder, onder de controle staan van de vennootschappen, vermeld in punt a), b) en c);19° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het klimaat;20° producent: een exploitant van een installatie die koolstofdioxide afvangt;21° terminal voor vloeibaarmaking: de infrastructuur waar koolstofdioxide dat is geproduceerd door minstens twee producenten, vloeibaar wordt gemaakt met het oog op het vervoer of de verscheping ervan naar een opslaglocatie of naar een locatie voor verbruik;22° technisch reglement: de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van een lokale cluster of het vervoersnetwerk, inclusief de regels inzake aansluiting, meting en toegang;23° tijdelijke opslaglocatie: een omschreven volume dat gebruikt wordt voor de tijdelijke opslag van koolstofdioxide, en de bijbehorende bovengrondse voorzieningen en injectiefaciliteiten;24° toegang: de mogelijkheid tot injectie of afname van koolstofdioxide op een of meer toegangspunten, met inbegrip van het gebruik van de pijpleidingen, aansluitingsinstallaties en ondersteunende diensten;25° toegangspunt: afnamepunt of injectiepunt;26° vervoer van koolstofdioxide: het vervoer van koolstofdioxide via een pijpleiding of een netwerk van pijpleidingen;27° vervoersnetwerk: de pijpleiding of het netwerk van pijpleidingen, met inbegrip van bijbehorende pompstations en tijdelijke opslaglocaties maar met uitsluiting van de lokale clusters, de gesloten netten voor koolstofdioxide en de directe leidingen, voor het vervoer van koolstofdioxide en dat wordt beheerd door de beheerder van het vervoersnetwerk; 28° vervoersinstallatie voor koolstofdioxide: een technische eenheid waarin de activiteit vervoer van broeikasgassen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor krachtens richtlijn 2009/31/EG een vergunning is verleend als vermeld in bijlage I van richtlijn 2003/87/EG, plaatsvindt, alsook andere, daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten, plaatsvinden die technisch in verband staan met de op die plaats ten uitvoer gebrachte activiteiten en gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging, met uitzondering van de BKG-installaties, vermeld in artikel 8.1.2, 2°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; 29° vervoersonderneming voor koolstofdioxide: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een vervoersinstallatie voor koolstofdioxide uitbaat;30° VEKA: het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap, vermeld in titel II van het Energiebesluit van 19 november 2010;31° verbruiker: de exploitant van een locatie voor verbruik;32° VREG: de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, vermeld in titel III, hoofdstuk I, van het decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid van 8 mei 2009.
Art. 4.Met uitzondering van artikel 80 tot en met 83 is dit decreet niet van toepassing op het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen van een producent of verbruiker gelegen op de bedrijfssite van die producent of verbruiker.
Met uitzondering van artikel 83 is dit decreet niet van toepassing op terminals voor vloeibaarmaking waarvan de activiteiten beperkt zijn tot vloeibaarmaking van koolstofdioxide met het oog op verbruik.
Met uitzondering van artikel 80 tot en met 83 is dit decreet niet van toepassing op pijpleidingen voor het vervoer van koolstofdioxide waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend voor de datum van de bekendmaking van dit decreet. HOOFDSTUK 2. - Regulator voor de markt voor het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen
Art. 5.De VREG wordt aangewezen als regulator voor de markt voor het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen.
Art. 6.De VREG heeft, voor wat de toepassing van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten betreft, als missie de bevordering van de transparantie en de efficiëntie van de markt voor het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest.
Art. 7.Om zijn missie waar te maken heeft de VREG de volgende taken: 1° gemotiveerde adviezen geven in de gevallen bepaald door dit decreet of de uitvoeringsbesluiten van dit decreet;2° adviseren en rapporteren over de ontwikkeling van de markt voor het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest;3° op eigen initiatief of op verzoek van de minister studies of onderzoeken uitvoeren in verband met de ontwikkeling van een transparante en efficiënte markt voor het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest;4° toezicht houden op de naleving door een beheerder van een lokale cluster, het vervoersnetwerk, een terminal voor vloeibaarmaking, een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide en een directe leiding, en door producenten en verbruikers van alle verplichtingen die hen krachtens dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten zijn opgelegd;5° toezicht houden op de zekerheid en de betrouwbaarheid van de lokale clusters en het vervoersnetwerk;6° alle opdrachten uitvoeren die eraan worden opgedragen door decreten, besluiten, reglementen en beslissingen van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan de taken, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven. HOOFDSTUK 3. - Lokale clusters Afdeling 1. - Aanwijzing van de beheerder van een lokale cluster en
onafhankelijkheidsvoorwaarden
Art. 8.Het beheer van een lokale cluster wordt waargenomen door een beheerder aangewezen conform artikel 9.
Art. 9.De Vlaamse Regering wijst, na advies van de VREG, een beheerder van een lokale cluster aan.
De Vlaamse Regering bepaalt het aaneensluitend geografisch afgebakend gebied waarvoor de beheerder van een lokale cluster wordt aangewezen.
De Vlaamse Regering kan voorwaarden opleggen bij de aanwijzing van de beheerder van een lokale cluster. Deze voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op: 1° de kwaliteitsnormen van de koolstofdioxidestroom die wordt vervoerd door de lokale cluster;2° de interoperabiliteit van de lokale cluster met andere lokale clusters, het vervoersnetwerk en terminals voor vloeibaarmaking. De kandidaat-beheerder van een lokale cluster wordt met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing tot aanwijzing als beheerder van een lokale cluster.
Art. 10.De aanwijzing, vermeld in artikel 9, is geldig voor een hernieuwbare termijn van twintig jaar.
Voor het verstrijken van zijn mandaat kan de beheerder van een lokale cluster om de hernieuwing van zijn aanwijzing verzoeken. De Vlaamse Regering beslist over de aanvraag tot hernieuwing overeenkomstig de procedure conform artikel 11, eerste lid, 4°.
Art. 11.De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de volgende elementen: 1° de voorwaarden waaraan een kandidaat-beheerder van een lokale cluster moet voldoen om te kunnen worden aangewezen als beheerder van een lokale cluster en waaraan een beheerder van een lokale cluster moet blijven voldoen om aangewezen te blijven als beheerder van een lokale cluster;2° de voorwaarden en gevallen waarin kan of moet worden overgegaan tot wijziging van de aanwijzing of beëindiging van de aanwijzing van de beheerder van een lokale cluster;3° de voorwaarden voor de wijziging van het aaneensluitend geografisch afgebakend gebied waarvoor de beheerder van een lokale cluster is aangewezen;4° de procedure en de criteria voor de aanwijzing, de hernieuwing van de aanwijzing en de beëindiging van de aanwijzing van een beheerder van een lokale cluster;5° de procedure voor de wijziging van het aaneensluitend geografisch afgebakend gebied waarvoor de beheerder van een lokale cluster is aangewezen. De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, hebben in ieder geval betrekking op: 1° de technische, organisatorische en financiële capaciteit van de (kandidaat-) beheerder;2° de professionele betrouwbaarheid van de (kandidaat-)beheerder;3° de ontvlechtingsvoorwaarde, vermeld in artikel 13. De voorwaarden en gevallen, vermeld in het eerste lid, 2°, bepalen onder meer dat: 1° de aanwijzing van de beheerder van een lokale cluster eindigt bij faillissement of ontbinding;2° de Vlaamse Regering de aanwijzing van een beheerder van een lokale cluster in de volgende gevallen kan herroepen, op voorwaarde dat die is gehoord of naar behoren is opgeroepen: a) er is een grove tekortkoming van de beheerder van een lokale cluster voor de verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan;b) de beheerder van een lokale cluster verliest langlopende persoonlijke rechten of zakelijke rechten over de infrastructuur van de lokale cluster;3° de aanwijzing van de beheerder van een lokale cluster eindigt als de beheerder niet voldoet of niet meer voldoet aan de ontvlechtingsvoorwaarden, vastgesteld krachtens artikel 13 en 17. De voorwaarden voor de wijziging, vermeld in het eerste lid, 3°, bepalen onder meer dat het aaneensluitend geografisch afgebakend gebied kan worden ingeperkt wanneer een beheerder manifest in gebreke blijft zijn lokale cluster te ontwikkelen.
De criteria voor de aanwijzing, vermeld in het eerste lid, 4°, hebben in ieder geval betrekking op: 1° de kwaliteit van het ontwikkelingsplan dat wordt voorgelegd door de kandidaat-beheerder van een lokale cluster;2° de organisatie, de kwalificatie en de ervaring van het personeel van de kandidaat-beheerder van een lokale cluster;3° de mate waarin contractuele engagementen zijn verkregen van mogelijke producenten om aan te sluiten op hun lokale cluster;4° het systeem van kwaliteitsbewaking en het systeem voor inspectie, monitoring en opvolging van mogelijke negatieve effecten op het milieu;5° de relevante ervaring van de kandidaat-beheerder van een lokale cluster met de bouw of het beheer van infrastructuur voor het vervoer van gasachtige producten;6° de bijdrage die de ontworpen lokale cluster zal leveren aan het Vlaamse en Europese klimaatbeleid;7° de compatibiliteit van de kwaliteitsnormen van de koolstofdioxidestromen die vervoerd worden door de lokale cluster met de eisen van andere lokale clusters, het vervoersnetwerk en de terminals voor vloeibaarmaking in het Vlaamse Gewest. Afdeling 2. - Taken van de beheerder van een lokale cluster
Art. 12.Het beheer van een lokale cluster omvat de volgende taken: 1° een veilige, betrouwbare en efficiënte lokale cluster ontwikkelen en onderhouden onder economische voorwaarden en met inachtneming van het milieu, en de nodige ondersteunende diensten daarvoor verlenen;2° voldoende capaciteit aanhouden om de vervoersbehoeften te dekken van de netgebruikers die aangesloten zijn en willen worden op de lokale cluster;3° de lokale cluster en de bijbehorende installaties herstellen, preventief onderhouden, vernieuwen en verbeteren;4° de plannen van de lokale cluster opstellen, bewaren en ter beschikking stellen;5° elke twee jaar een ontwikkelingsplan opstellen conform artikel 19;6° onderbrekingen en storingen bij het vervoer van koolstofdioxide oplossen;7° het installeren van meetapparatuur om de koolstofdioxidestromen naar de lokale cluster te monitoren;8° het installeren van meetapparatuur om koolstofdioxidestromen die worden vervoerd door of tijdelijk worden opgeslagen in de lokale cluster te monitoren;9° registers bijhouden van koolstofdioxide dat wordt vervoerd door of tijdelijk wordt opgeslagen in de lokale cluster;10° het installeren van meetapparatuur om koolstofdioxidestromen die worden vervoerd van de lokale cluster naar een locatie voor verbruik te monitoren;11° potentiële netgebruikers toegang geven tot de lokale cluster onder de voorwaarden van het technisch reglement, vermeld in artikel 62;12° de netgebruikers van de lokale cluster de informatie verstrekken die ze nodig hebben voor een efficiënte toegang tot de lokale cluster;13° het voorzien van een afdoende monitoringssysteem om de conformiteit van de koolstofdioxidestromen met de technische eisen van de lokale cluster te vrijwaren. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de taken van de beheerder van een lokale cluster, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven. Afdeling 3. - Ontvlechting, onafhankelijkheid, vertrouwelijkheid en
non-discriminatie
Art. 13.De beheerder van een lokale cluster moet, minstens wat betreft zijn rechtsvorm, ontvlochten zijn van elke juridische entiteit die ETS-activiteiten ontplooit en van elke juridische entiteit die een locatie voor verbruik exploiteert.
Art. 14.De beheerder van een lokale cluster onthoudt zich van alle discriminatie tussen de netgebruikers of de categorieën van netgebruikers van de lokale cluster, in het bijzonder ten aanzien van de met de beheerder verbonden vennootschappen.
Art. 15.De beheerder van een lokale cluster eerbiedigt de vertrouwelijkheid van alle commerciële gegevens die hij bij de uitoefening van zijn taken verwerft.
De beheerder van een lokale cluster neemt de nodige maatregelen om de toegang tot de gegevens, vermeld in het eerste lid, en de verwerking van de voormelde gegevens te beperken tot de leden van het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de beheerder van een lokale cluster en de personeelsleden die de voormelde gegevens nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
De beheerder van de lokale cluster bezorgt geen commercieel gevoelige informatie of informatie verworven bij de uitoefening van zijn taken, die commercieel gevoelig kan zijn, aan ondernemingen die aangesloten zijn op de lokale cluster.
De informatie die noodzakelijk is voor een goede marktwerking wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
Art. 16.§ 1. De beheerder van een lokale cluster die ook beheerder van het vervoersnetwerk is, houdt in zijn interne boekhouding afzonderlijke rekeningen voor zijn activiteiten als beheerder van een lokale cluster en als beheerder van het vervoersnetwerk, zoals hij zou moeten doen indien deze activiteiten door juridisch onderscheiden ondernemingen werden uitgevoerd.
De beheerder van een lokale cluster houdt in zijn interne boekhouding afzonderlijke rekeningen voor andere activiteiten dan het vervoer van koolstofdioxide door middel van de lokale cluster. In voorkomend geval voert hij een boekhouding op geconsolideerde basis voor zijn andere activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening. § 2. De interne boekhouding van de beheerder van een lokale cluster bevat een balans en een resultatenrekening voor elke categorie van activiteiten en specifieert de regels voor de toerekening van de activa en passiva en de opbrengsten en kosten die bij de opstelling van de afzonderlijke rekeningen werden toegepast. Deze regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd en deze wijzigingen moeten worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
Art. 17.De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, nadere regels bepalen voor: 1° de vereisten voor de onafhankelijkheid van de beheerder van de lokale cluster, vermeld in artikel 13;2° de voorzorgsmaatregelen die door de beheerder van de lokale cluster moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens;3° de maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie tussen netgebruikers of categorieën van netgebruikers en, in het bijzonder, elke discriminatie ten gunste van met de beheerder van de lokale cluster verbonden netgebruikers.
Art. 18.De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de beheerder van een lokale cluster openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot zijn dienstverlening aan producenten en verbruikers. Afdeling 4. - Ontwikkelingsplan en verplichte ontwikkeling
Art. 19.§ 1. De beheerder van een lokale cluster maakt tweejaarlijks een indicatief ontwikkelingsplan op.
Het ontwikkelingsplan bevat ten minste de volgende elementen: 1° verschillende ontwikkelingsscenario's met gedetailleerde raming van de capaciteitsbehoeften, met aanduiding van de verschillende onderliggende hypothesen, en de toekomstverwachtingen voor een periode van twee jaar en een periode van tien jaar;2° een investeringsprogramma voor de bouw van een lokale cluster om aan de behoeften te voldoen.Het investeringsprogramma bevat ten minste de concreet geplande investeringen voor een periode van twee jaar en de geplande investeringen voor een periode van tien jaar; 3° een gedetailleerd plan van de bestaande of te bouwen delen van de lokale cluster;4° een technische beschrijving van de bestaande of te bouwen pijpleidingen en de kwaliteitseisen voor koolstofdioxide waarmee ze compatibel zullen zijn;5° in voorkomend geval, de terminals voor vloeibaarmaking waarop de lokale cluster zal aansluiten;6° in voorkomend geval, de voorziene alternatieve modi voor het vervoer van koolstofdioxide waarop de lokale cluster zal aansluiten. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, bijkomende elementen van het ontwikkelingsplan bepalen.
Het ontwikkelingsplan, vermeld in het eerste lid, wordt goedgekeurd door de Vlaamse Regering conform paragraaf 3. § 2. De beheerder van de lokale cluster consulteert alle relevante marktpartijen binnen zijn geografische werkingsgebied in functie van de noden van de producenten en verbruikers en de relevante overheden over het ontwikkelingsplan, vermeld in paragraaf 1. De resultaten van de voormelde consultatie worden bij het ontwikkelingsplan gevoegd.
De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de nadere regels bepalen voor de vorm, de procedure en de inhoud van de consultatie, vermeld in het eerste lid. § 3. De Vlaamse Regering beslist, na advies van de VREG, binnen negentig dagen na de dag waarop ze het voormelde ontwikkelingsplan heeft ontvangen over de goedkeuring, vermeld in paragraaf 1. Als de minister aan de beheerder van de lokale cluster bijkomende inlichtingen vraagt, wordt de voormelde termijn om een beslissing te nemen, met negentig dagen verlengd vanaf de dag waarop de bijkomende inlichtingen zijn gevraagd. Deze bijkomende inlichtingen worden meegedeeld aan de VREG. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen van het ontwikkelingsplan.
Weigert de Vlaamse Regering de goedkeuring van het ontwikkelingsplan, dan kan de minister, na overleg, de beheerder van de lokale cluster vragen het ontwikkelingsplan binnen een redelijke termijn aan te passen.
Het goedgekeurde ontwikkelingsplan wordt op de website van de beheerder van de lokale cluster bekendgemaakt.
Art. 20.Na een positieve kosten-batenanalyse door de VREG kan de Vlaamse Regering de beheerder van de lokale cluster bevelen de lokale cluster verder te ontwikkelen als de ontwikkeling van de lokale cluster van uitzonderlijk economisch belang is voor het Vlaamse Gewest.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de verplichte ontwikkeling. De Vlaamse Regering bepaalt de criteria waaraan de kosten-batenanalyse, vermeld in het eerste lid, moet voldoen. Afdeling 5. - Erfdienstbaarheden voor de beheerder van de lokale
cluster
Art. 21.§ 1. De beheerder van een lokale cluster heeft in het kader van de erfdienstbaarheid ten voordele van de beheerder de volgende rechten: 1° het recht om boomtakken af te hakken die te dicht bij de bovengrondse pijpleidingen van een lokale cluster komen en die schade aan de pijpleidingen kunnen veroorzaken;2° het recht om wortels in te korten die te dicht bij ondergrondse pijpleidingen van een lokale cluster komen en die schade aan de pijpleidingen kunnen veroorzaken. § 2. In afwijking van paragraaf 1, 1° en 2°, kan de beheerder van een lokale cluster overgaan tot het rooien van de aanwezige bomen en beplantingen als om veiligheidsredenen het recht, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, niet volstaat. § 3. De Vlaamse Regering kan per geval bepalen dat het voor de beheerder van een lokale cluster van algemeen nut is om pijpleidingen van een lokale cluster aan te leggen boven of onder private onbebouwde gronden, en kan de voorwaarden vastleggen waaronder dat gebeurt.
De beheerder van een lokale cluster heeft de volgende rechten in het geval, vermeld in het eerste lid: 1° het recht om de pijpleidingen van de lokale cluster aan te leggen boven of onder de gronden, vermeld in het eerste lid;2° het recht om te zorgen voor het toezicht op de pijpleidingen, vermeld in punt 1° ;3° het recht om de noodzakelijke onderhouds- en herstellingswerken uit te voeren aan de pijpleidingen, vermeld in punt 1°. § 4. De aangelegde pijpleidingen en de bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van de beheerder van een lokale cluster. Hij is ertoe gemachtigd alle nodige instandhoudingswerken daarvoor uit te voeren. § 5. Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, wordt het recht wortels in te korten of boomtakken af te hakken, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, en het recht om te rooien, vermeld in paragraaf 2, afhankelijk gesteld van de expliciete weigering van de eigenaar of in voorkomend geval de domeinbeheerder, pachter, huurder of een andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed om zelf binnen een redelijke termijn te kappen, in te korten of te rooien, of van het feit dat deze gedurende een maand het verzoek van de netbeheerder zonder gevolg heeft gelaten. In die gevallen kan de beheerder van de lokale cluster overgaan tot inkorten, afhakken of rooien op kosten van de eigenaar. Als de netbeheerder overgaat tot afhakken, inkorten of rooien wegens hoogdringendheid, gebeurt dat op kosten van de beheerder zelf.
Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, mogen de werken, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, door de beheerder van de lokale cluster pas worden aangevangen na de rechtstreekse voorafgaande kennisgeving met een aangetekende brief aan de belanghebbende eigenaars, huurders, pachters, domeinbeheerder en iedere andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed. Die kennisgeving vindt minstens twee maanden voor de geplande start van de werken plaats.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de te volgen procedure bij de uitvoering van die rechten.
Art. 22.Als de aanwezige bomen en beplantingen gerooid worden conform artikel 21, is de beheerder van een lokale cluster een eenmalige vergoeding verschuldigd aan de eigenaar als vergoeding voor de gerooide bomen en beplantingen en voor de eventuele minwaarde van het onroerend goed.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de procedure om de hoogte van de vergoeding te bepalen.
Als partijen niet tot een minnelijke overeenkomst komen, wordt het geschil voorgelegd aan de vrederechter.
Art. 23.De uitoefening door de beheerder van een lokale cluster van een recht als vermeld in artikel 21 kan de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed niet hinderen in zijn recht van omheinen, afbreken, verbouwen, herstellen of bouwen.
Als de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of houder van een zakelijk recht een recht als vermeld in het eerste lid wil uitoefenen, neemt de beheerder van een lokale cluster de ondergrondse pijpleidingen en de bovengrondse pijpleidingen die geplaatst zijn op de onbebouwde grond, weg, verplaatst die of past ze aan als ze de uitvoering van de rechten, vermeld in het eerste lid, hinderen.
De eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het onroerend goed in kwestie bezorgt de betrokken beheerder van een lokale cluster het verzoek tot wegneming, verplaatsing of aanpassing als vermeld in het tweede lid minstens zes maanden voor de geplande start van de werken.
De kosten om de pijpleidingen weg te nemen, te verplaatsen of aan te passen als vermeld in het tweede lid, zijn ten laste van de betrokken beheerder van een lokale cluster.
De beheerder van een lokale cluster kan de kosten, vermeld in het vierde lid, terugvorderen van respectievelijk de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of van de houder van een zakelijk recht als die nog niet gestart is met de werken binnen een termijn van drie jaar na het verzoek tot wegneming, verplaatsing of aanpassing. Afdeling 6. - Gebruik van het openbaar domein of de gemeentewegen
Art. 24.De beheerder van een lokale cluster heeft het recht het openbaar domein en de gemeentewegen te gebruiken om pijpleidingen en bijbehorende uitrustingen boven of onder het openbaar domein en de gemeentewegen aan te leggen en te onderhouden als hij over een voorafgaande domeintoelating van de domeinbeheerder beschikt. Daarbij gelden de voorwaarden die de domeinbeheerder nuttig acht bij de verlening van de domeintoelating.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de na te leven voorwaarden, de dossiersamenstelling en de te volgen procedure.
Art. 25.De domeinbeheerder kan om redenen van algemeen belang op elk moment voorwaarden van de domeintoelating toevoegen of aanpassen of de beheerder van een lokale cluster verplichten de ondergrondse of bovengrondse pijpleidingen en de steunen die geplaatst zijn op het openbaar domein of de gemeentewegen, weg te nemen, te verplaatsen of aan te passen. De betrokken beheerder van een lokale cluster voert het verzoek tot wegnemen, verplaatsen of aanpassen uit binnen een redelijke termijn nadat hij het voormelde verzoek heeft ontvangen. De kosten voor het wegnemen, verplaatsen of aanpassen zijn ten laste van de betrokken beheerder van een lokale cluster. Afdeling 7. - Maatregelen in geval van lekkages of significante
onregelmatigheden
Art. 26.De beheerder van een lokale cluster neemt alle redelijke en beschikbare maatregelen om emissies tijdens zijn activiteiten te voorkomen en tot een minimum te beperken.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de maatregelen, vermeld in het eerste lid.
Art. 27.De beheerder van een lokale cluster brengt de minister onmiddellijk met een beveiligde zending op de hoogte van significante lekkages of significante onregelmatigheden, en treft de nodige corrigerende maatregelen.
Als de beheerder van een lokale cluster nalaat om de nodige corrigerende maatregelen, vermeld in het eerste lid, te treffen, kan de minister de vereiste corrigerende maatregelen zelf nemen. De beheerder van een lokale cluster draagt de kosten van de voormelde corrigerende maatregelen.
De Vlaamse Regering kan de procedure bij lekkages of significante onregelmatigheden als vermeld in het eerste lid nader bepalen. HOOFDSTUK 4. - Het vervoersnetwerk in het Vlaamse Gewest Afdeling 1. - Aanwijzing van de beheerder van het vervoersnetwerk en
onafhankelijkheidsvoorwaarden
Art. 28.Het beheer van het vervoersnetwerk wordt waargenomen door de beheerder aangewezen conform artikel 29.
Art. 29.De Vlaamse Regering wijst, na advies van de VREG, een beheerder van het vervoersnetwerk in het Vlaamse Gewest aan.
De Vlaamse Regering kan voorwaarden opleggen bij de aanwijzing van de beheerder van het vervoersnetwerk. Deze voorwaarden hebben betrekking op: 1° de kwaliteitsnormen voor de koolstofdioxidestroom die wordt vervoerd door het vervoersnetwerk;2° de interoperabiliteit van het vervoersnetwerk met de lokale clusters en terminals voor vloeibaarmaking. De kandidaat-beheerder van het vervoersnetwerk wordt met een beveiligde zending op de hoogte gebracht van de beslissing tot aanwijzing als beheerder van het vervoersnetwerk.
Art. 30.De aanwijzing, vermeld in artikel 29, is geldig voor een hernieuwbare termijn van twintig jaar.
Voor het verstrijken van zijn mandaat kan de beheerder van het vervoersnetwerk om de hernieuwing van zijn aanwijzing verzoeken. De Vlaamse Regering beslist over de aanvraag tot hernieuwing overeenkomstig de procedure, vastgesteld in artikel 31, eerste lid, 3°.
Art. 31.De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de volgende elementen: 1° de voorwaarden waaraan de kandidaat-beheerder van het vervoersnetwerk moet voldoen om te kunnen worden aangewezen als beheerder van het vervoersnetwerk en waaraan de beheerder van het vervoersnetwerk moet blijven voldoen om aangewezen te blijven als beheerder van het vervoersnetwerk;2° de voorwaarden en gevallen waarin kan of moet worden overgegaan tot wijziging van de aanwijzing of beëindiging van de aanwijzing van de beheerder van het vervoersnetwerk;3° de procedure en de criteria voor de aanwijzing, de hernieuwing van de aanwijzing, de wijziging en de beëindiging van de aanwijzing van een beheerder van het vervoersnetwerk. De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, hebben in ieder geval betrekking op: 1° de technische, organisatorische en financiële capaciteit van de (kandidaat-) beheerder;2° de professionele betrouwbaarheid van de (kandidaat-)beheerder;3° de ontvlechtingsvoorwaarde, vermeld in artikel 33. De voorwaarden en gevallen, vermeld in het eerste lid, 2°, bepalen onder meer dat: 1° de aanwijzing van de beheerder van het vervoersnetwerk eindigt bij faillissement of ontbinding;2° de Vlaamse Regering de aanwijzing van de beheerder van het vervoersnetwerk in de volgende gevallen kan herroepen, op voorwaarde dat die is gehoord of naar behoren is opgeroepen: a) er is een grove tekortkoming van de beheerder van het vervoersnetwerk voor de verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan;b) de beheerder van het vervoersnetwerk verliest langlopende persoonlijke rechten of zakelijke rechten over de infrastructuur van het vervoersnetwerk.3° de aanwijzing van de beheerder van het vervoersnetwerk eindigt als de beheerder niet voldoet of niet meer voldoet aan de ontvlechtingsvoorwaarde, vastgesteld conform artikel 33 en 37. De criteria voor de aanwijzing, vermeld in het eerste lid, 3°, hebben in ieder geval betrekking op: 1° de kwaliteit van het ontwikkelingsplan dat wordt voorgelegd door de kandidaat-beheerder van het vervoersnetwerk;2° de organisatie, de kwalificatie en de ervaring van het personeel van de kandidaat-beheerder van het vervoersnetwerk;3° het systeem van kwaliteitsbewaking en het systeem voor inspectie, monitoring en opvolging van mogelijke negatieve effecten op het milieu;4° de relevante ervaring van de kandidaat-beheerder van het vervoersnetwerk met de bouw of het beheer van infrastructuur voor het vervoer van gasachtige producten;5° de mate waarin bestaande pijpleidingen worden hergebruikt bij de ontwikkeling van het vervoersnetwerk;6° de voorziene verbindingen van het vervoersnetwerk met een pijpleiding of netwerk van pijpleidingen in het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de territoriale wateren, lidstaten van de Europese Unie en derde landen, alsook het onderhoud en de verbetering van de interoperabiliteit van het vervoersnetwerk;7° de compatibiliteit van de kwaliteitsnormen van de koolstofdioxidestromen die vervoerd worden door het vervoersnetwerk met de eisen van andere lokale clusters en de terminals voor vloeibaarmaking in het Vlaamse Gewest. Afdeling 2. - Taken van de beheerder van het vervoersnetwerk
Art. 32.Het beheer van het vervoersnetwerk omvat de volgende taken: 1° een veilig, betrouwbaar en efficiënt vervoersnetwerk ontwikkelen en onderhouden onder economische voorwaarden en met inachtneming van het milieu, en de nodige ondersteunende diensten daarvoor verlenen;2° voldoende capaciteit aanhouden om de vervoersbehoeften van het vervoersnetwerk te dekken;3° het vervoersnetwerk en de bijbehorende installaties herstellen, preventief onderhouden, vernieuwen en verbeteren;4° de plannen van het vervoersnetwerk opstellen, bewaren en ter beschikking stellen;5° elke twee jaar een ontwikkelingsplan opstellen conform artikel 39;6° onderbrekingen en storingen bij het vervoer van koolstofdioxide oplossen;7° in voorkomend geval, het installeren van meetapparatuur om de koolstofdioxidestromen naar het vervoersnetwerk te monitoren;8° registers bijhouden van koolstofdioxide dat wordt vervoerd door of tijdelijk wordt opgeslagen in het vervoersnetwerk;9° het verbinden van lokale clusters met andere lokale clusters in het Vlaamse Gewest;10° het verbinden van lokale clusters met terminals voor vloeibaarmaking die niet in hun aaneengesloten geografisch afgebakend gebied gelegen zijn;11° het verbinden van lokale clusters met een pijpleiding of een netwerk van pijpleidingen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, het Waalse Gewest en pijpleidingen in de territoriale wateren van België;12° het verbinden van lokale clusters met een pijpleiding of een netwerk van pijpleidingen in lidstaten van de Europese Unie of derde landen;13° de verbinding van netgebruikers die geen deel uitmaken van een lokale cluster met een lokale cluster of een terminal voor vloeibaarmaking en deze netgebruikers toegang geven tot het vervoersnetwerk onder de voorwaarden van het technisch reglement, vermeld in artikel 62;14° de netgebruikers van het vervoersnetwerk de informatie verstrekken die ze nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het vervoersnetwerk;15° het voorzien in een afdoende monitoringssysteem om de conformiteit van de koolstofdioxidestromen met de technische eisen van het vervoersnetwerk te vrijwaren. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de taken van de beheerder van het vervoersnetwerk, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven. Afdeling 3. - Ontvlechting, onafhankelijkheid, vertrouwelijkheid en
non-discriminatie
Art. 33.De beheerder van het vervoersnetwerk moet, minstens wat betreft zijn rechtsvorm, ontvlochten zijn van elke juridische entiteit die ETS-activiteiten ontplooit en van elke juridische entiteit die een locatie voor verbruik exploiteert.
Art. 34.De beheerder van het vervoersnetwerk onthoudt zich van alle discriminatie tussen de netgebruikers of de categorieën van netgebruikers van het vervoersnetwerk, in het bijzonder ten aanzien van de met de beheerder verbonden vennootschappen.
Art. 35.De beheerder van het vervoersnetwerk eerbiedigt de vertrouwelijkheid van alle commerciële gegevens die hij bij de uitoefening van zijn taken verwerft.
De beheerder van het vervoersnetwerk neemt de nodige maatregelen om de toegang tot de gegevens, vermeld in het eerste lid, en de verwerking van de voormelde gegevens te beperken tot de leden van het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de beheerder van het vervoersnetwerk en de personeelsleden die de voormelde gegevens nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
De beheerder van het vervoersnetwerk bezorgt geen commercieel gevoelige informatie of informatie verworven bij de uitoefening van zijn taken, die commercieel gevoelig kan zijn, aan ondernemingen die aangesloten zijn op het vervoersnetwerk.
De informatie die noodzakelijk is voor een goede marktwerking wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
Art. 36.De beheerder van het vervoersnetwerk houdt in zijn interne boekhouding afzonderlijke rekeningen voor andere activiteiten dan het vervoer van koolstofdioxide door middel van het vervoersnetwerk. In voorkomend geval voert hij een boekhouding op geconsolideerde basis voor zijn andere activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.
De interne boekhouding van de beheerder van het vervoersnetwerk bevat een balans en een resultatenrekening voor elke categorie van activiteiten en specifieert de regels voor de toerekening van de activa en passiva en de opbrengsten en kosten die bij de opstelling van de afzonderlijke rekeningen werden toegepast. Deze regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd en deze wijzigingen moeten worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
Art. 37.De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, nadere regels bepalen met betrekking tot: 1° de vereisten voor de onafhankelijkheid van de beheerder van het vervoersnetwerk, vermeld in artikel 33;2° de voorzorgsmaatregelen die door de beheerder van het vervoersnetwerk moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens;3° de maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie tussen netgebruikers of categorieën van netgebruikers en, in het bijzonder, elke discriminatie ten gunste van met de beheerder van het vervoersnetwerk verbonden ondernemingen.
Art. 38.De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de beheerder van het vervoersnetwerk openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot zijn dienstverlening. Afdeling 4. - Ontwikkelingsplan en verplichte ontwikkeling
Art. 39.§ 1. De beheerder van het vervoersnetwerk maakt tweejaarlijks een indicatief ontwikkelingsplan op.
Het ontwikkelingsplan bevat ten minste de volgende elementen: 1° een gedetailleerde raming van de capaciteitsbehoeften, met aanduiding van de onderliggende hypothesen, en de toekomstverwachtingen voor een periode van drie jaar en een periode van tien jaar;2° een investeringsprogramma voor de bouw van het vervoersnetwerk om aan de behoeften te voldoen.Het investeringsprogramma bevat ten minste de concreet geplande investeringen voor een periode van drie jaar en de geplande investeringen voor een periode van tien jaar; 3° een gedetailleerd plan van de bestaande of te bouwen delen van het vervoersnetwerk;4° een technische beschrijving van de bestaande of te bouwen pijpleidingen en de kwaliteitsnormen voor koolstofdioxide waarmee ze compatibel zullen zijn;5° de potentiële verbinding van lokale clusters met andere lokale clusters;6° de potentiële verbinding van lokale clusters met terminals voor vloeibaarmaking;7° de potentiële verbinding van lokale clusters met een pijpleiding of een netwerk van pijpleidingen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest en pijpleidingen in de territoriale wateren van België;8° de potentiële verbinding van lokale clusters met een pijpleiding of een netwerk van pijpleidingen in lidstaten van de Europese Unie of derde landen;9° in voorkomend geval, de terminals voor vloeibaarmaking waar het vervoersnetwerk op zal aansluiten;10° in voorkomend geval, de voorziene alternatieve modi voor het vervoer van koolstofdioxide waarop het vervoersnetwerk zal aansluiten. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, bijkomende elementen van het ontwikkelingsplan bepalen.
Het ontwikkelingsplan, vermeld in het eerste lid, wordt goedgekeurd door de Vlaamse Regering conform paragraaf 3. § 2. De beheerder van het vervoersnetwerk consulteert alle relevante nationale en internationale marktpartijen en de relevante overheden over het ontwikkelingsplan, vermeld in paragraaf 1. De resultaten van de voormelde consultatie worden bij het ontwikkelingsplan gevoegd.
De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de nadere regels bepalen voor de vorm, de procedure en de inhoud van de consultatie, vermeld in het eerste lid. § 3. De Vlaamse Regering beslist, na advies van de VREG, binnen negentig dagen na de dag waarop ze het voormelde ontwikkelingsplan heeft ontvangen over de goedkeuring, vermeld in paragraaf 1. Als de minister aan de beheerder van het vervoersnetwerk bijkomende inlichtingen vraagt, wordt de voormelde termijn om een beslissing te nemen, met negentig dagen verlengd vanaf de dag waarop de bijkomende inlichtingen zijn gevraagd. Deze bijkomende inlichtingen worden meegedeeld aan de VREG. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen van het ontwikkelingsplan.
Weigert de Vlaamse Regering de goedkeuring van het ontwikkelingsplan, dan vraagt de minister, na overleg, de beheerder van het vervoersnetwerk het ontwikkelingsplan binnen een redelijke termijn aan te passen.
Het goedgekeurde ontwikkelingsplan wordt op de website van de beheerder van het vervoersnetwerk bekendgemaakt.
Art. 40.De Vlaamse Regering kan de beheerder van het vervoersnetwerk bevelen het vervoersnetwerk verder te ontwikkelen. Na een positieve kosten-batenanalyse door de VREG kan de verplichte ontwikkeling alleen worden bevolen in volgende gevallen: 1° de ontwikkeling van het vervoersnetwerk is van uitzonderlijk economisch belang voor het Vlaamse Gewest;2° de ontwikkeling van het vervoersnetwerk is van uitzonderlijk belang voor de interconnectie van het Vlaamse Gewest met een pijpleiding of een netwerk van pijpleidingen die zich niet op het grondgebied van het Vlaamse Gewest bevinden. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de verplichte ontwikkeling. De Vlaamse Regering bepaalt de criteria waaraan de kosten-batenanalyse, vermeld in het eerste lid, moet voldoen. Afdeling 5. - Erfdienstbaarheden voor de beheerder van het
vervoersnetwerk
Art. 41.§ 1. De beheerder van het vervoersnetwerk heeft in het kader van de erfdienstbaarheid ten voordele van de beheerder van het vervoersnetwerk de volgende rechten: 1° het recht om boomtakken af te hakken die te dicht bij de bovengrondse pijpleidingen van het vervoersnetwerk komen en die schade aan de pijpleidingen kunnen veroorzaken;2° het recht om wortels in te korten die te dicht bij ondergrondse pijpleidingen van het vervoersnetwerk komen en die schade aan de pijpleidingen kunnen veroorzaken. § 2. In afwijking van paragraaf 1, 1° en 2°, kan de beheerder van het vervoersnetwerk ook overgaan tot het rooien van de aanwezige bomen en beplantingen als om veiligheidsredenen het recht, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, niet volstaat. § 3. De Vlaamse Regering kan per geval bepalen dat het voor de beheerder van het vervoersnetwerk van algemeen nut is om pijpleidingen van het vervoersnetwerk aan te leggen boven of onder private onbebouwde gronden, en kan de voorwaarden vastleggen waaronder dat gebeurt.
De beheerder van het vervoersnetwerk heeft de volgende rechten in het geval, vermeld in het eerste lid: 1° het recht om de pijpleidingen van het vervoersnetwerk aan te leggen boven of onder de gronden, vermeld in het eerste lid;2° het recht om te zorgen voor het toezicht op de pijpleidingen, vermeld in punt 1° ;3° het recht om de noodzakelijke onderhouds- en herstellingswerken uit te voeren aan de pijpleidingen, vermeld in punt 1°. § 4. De aangelegde pijpleidingen en de bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van de beheerder van het vervoersnetwerk. Hij is ertoe gemachtigd alle nodige instandhoudingswerken daarvoor uit te voeren. § 5. Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, wordt het recht wortels in te korten of boomtakken af te hakken, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, en het recht om te rooien, vermeld in paragraaf 2, afhankelijk gesteld van de expliciete weigering van de eigenaar of in voorkomend geval de domeinbeheerder, pachter, huurder of een andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed om zelf binnen een redelijke termijn te kappen, in te korten of te rooien, of van het feit dat deze gedurende een maand het verzoek van de netbeheerder zonder gevolg heeft gelaten. In die gevallen kan de beheerder van het vervoersnetwerk overgaan tot inkorten, afhakken of rooien op kosten van de eigenaar. Als de netbeheerder overgaat tot afhakken, inkorten of rooien wegens hoogdringendheid, gebeurt dat op kosten van de beheerder zelf.
Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, mogen de werken, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, door de beheerder van het vervoersnetwerk pas worden aangevangen na de rechtstreekse voorafgaande kennisgeving met een aangetekende brief aan de belanghebbende eigenaars, huurders, pachters, domeinbeheerder en iedere andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed. Die kennisgeving vindt minstens twee maanden voor de geplande start van de werken plaats.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de te volgen procedure bij de uitvoering van die rechten.
Art. 42.Als de aanwezige bomen en beplantingen gerooid worden conform artikel 41, is de beheerder van het vervoersnetwerk een eenmalige vergoeding verschuldigd aan de eigenaar als vergoeding voor de gerooide bomen en beplantingen en voor de eventuele minwaarde van het onroerend goed.
De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de procedure om de hoogte van de vergoeding te bepalen.
Als partijen niet tot een minnelijke overeenkomst komen, wordt het geschil voorgelegd aan de vrederechter.
Art. 43.De uitoefening door de beheerder van het vervoersnetwerk van een recht als vermeld in artikel 41 kan de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed niet hinderen in zijn recht van omheinen, afbreken, verbouwen, herstellen of bouwen.
Als de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of houder van een zakelijk recht een recht als vermeld in het eerste lid wil uitoefenen, neemt de beheerder van het vervoersnetwerk de ondergrondse pijpleidingen en de bovengrondse pijpleidingen die geplaatst zijn op de onbebouwde grond, weg, verplaatst die of past ze aan als ze de uitvoering van de rechten, vermeld in het eerste lid, hinderen.
De eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het onroerend goed in kwestie bezorgt de beheerder van het vervoersnetwerk het verzoek tot wegneming, verplaatsing of aanpassing als vermeld in het tweede lid minstens zes maanden voor de geplande start van de werken.
De kosten voor de wegneming, verplaatsing of aanpassing als vermeld in het tweede lid zijn ten laste van de beheerder van het vervoersnetwerk.
De beheerder van het vervoersnetwerk kan de kosten, vermeld in het vierde lid, terugvorderen van respectievelijk de eigenaar, de pachter, de domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht als die nog niet gestart is met de werken binnen een termijn van drie jaar na het verzoek tot wegneming, verplaatsing of aanpassing. Afdeling 6. - Gebruik van het openbaar domein of de gemeentewegen
Art. 44.De beheerder van het vervoersnetwerk heeft het recht het openbaar domein en de gemeentewegen te gebruiken om pijpleidingen en de bijbehorende uitrustingen boven of onder het openbaar domein en de gemeentewegen aan te leggen en te onderhouden als hij over een voorafgaande domeintoelating van de domeinbeheerder beschikt. Daarbij gelden de voorwaarden die de domeinbeheerder nuttig acht bij de verlening van de domeintoelating.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de na te leven voorwaarden, de samenstelling van het dossier en de te volgen procedure.
Art. 45.De domeinbeheerder kan om redenen van algemeen belang op elk moment voorwaarden aan de domeintoelating toevoegen, voorwaarden aanpassen of de beheerder van het vervoersnetwerk verplichten de ondergrondse of bovengrondse pijpleidingen en de steunen die geplaatst zijn op het openbaar domein of de gemeentewegen, weg te nemen, te verplaatsen of aan te passen. De beheerder van het vervoersnetwerk voert het verzoek tot wegnemen, verplaatsen of aanpassen uit binnen een redelijke termijn nadat hij het verzoek heeft ontvangen. De kosten voor de wegneming, verplaatsing of aanpassing zijn ten laste van de beheerder van het vervoersnetwerk. Afdeling 7. - Maatregelen in geval van lekkages of significante
onregelmatigheden
Art. 46.De beheerder van het vervoersnetwerk neemt alle redelijke en beschikbare maatregelen om emissies tijdens zijn activiteiten te voorkomen en tot een minimum te beperken.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de maatregelen, vermeld in het eerste lid.
Art. 47.De beheerder van het vervoersnetwerk brengt de minister onmiddellijk met een beveiligde zending op de hoogte van significante lekkages en significante onregelmatigheden, en treft de nodige corrigerende maatregelen, waaronder maatregelen voor de bescherming van de volksgezondheid.
Als de beheerder van het vervoersnetwerk nalaat de nodige corrigerende maatregelen, vermeld in het eerste lid, te treffen, kan de minister de vereiste corrigerende maatregelen zelf nemen. De beheerder van het vervoersnetwerk draagt de kosten van de voormelde corrigerende maatregelen.
De Vlaamse Regering kan de procedure bij lekkages of significante onregelmatigheden als vermeld in het eerste lid nader bepalen. HOOFDSTUK 5. - Terminals voor vloeibaarmaking Afdeling 1. - Taken van de beheerder van een terminal voor
vloeibaarmaking
Art. 48.Het beheer van een terminal voor vloeibaarmaking omvat de volgende taken: 1° een veilige, betrouwbare en efficiënte terminal voor vloeibaarmaking ontwikkelen en onderhouden onder economische voorwaarden, met inachtneming van het milieu, en de nodige ondersteunende diensten daarvoor verlenen;2° voldoende capaciteit aanhouden om de vloeibaarmakingsbehoeften van installaties te dekken;3° de terminal voor vloeibaarmaking en de bijbehorende installaties herstellen, preventief onderhouden, vernieuwen en verbeteren;4° de plannen van de terminal voor vloeibaarmaking opstellen, bewaren en ter beschikking stellen;5° onderbrekingen en storingen bij de vloeibaarmaking van koolstofdioxide oplossen;6° registers bijhouden van koolstofdioxide dat vloeibaar is gemaakt in de terminal voor vloeibaarmaking;7° potentiële netgebruikers toegang geven tot de terminal voor vloeibaarmaking onder de voorwaarden, vermeld in artikel 64;8° de netgebruikers van een terminal voor vloeibaarmaking de informatie verstrekken die ze nodig hebben voor een efficiënte toegang tot de terminal voor vloeibaarmaking. De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de taken van de beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking, vermeld in het eerste lid, nader omschrijven. Afdeling 2. - Ontvlechting, onafhankelijkheid, vertrouwelijkheid en
non-discriminatie
Art. 49.De beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking moet, minstens wat betreft zijn rechtsvorm, ontvlochten zijn van elke juridische entiteit die ETS-activiteiten ontplooit.
Art. 50.De beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking onthoudt zich van alle discriminatie tussen de netgebruikers of de categorieën van netgebruikers van de terminal voor vloeibaarmaking, in het bijzonder ten aanzien van de met de beheerder verbonden vennootschappen.
Art. 51.De beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking eerbiedigt de vertrouwelijkheid van alle commerciële gegevens die hij bij de uitoefening van zijn taken verwerft.
De beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking neemt de nodige maatregelen om de toegang tot de gegevens, vermeld in het eerste lid, en de verwerking van de voormelde gegevens te beperken tot de leden van het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de beheerder van de terminal voor vloeibaarmaking en de personeelsleden die de voormelde gegevens nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
De beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking bezorgt geen commercieel gevoelige informatie of informatie verworven bij de uitoefening van zijn taken, die commercieel gevoelig kan zijn, aan ondernemingen die aangesloten zijn op de terminal voor vloeibaarmaking.
De informatie die noodzakelijk is voor een goede marktwerking wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
Art. 52.De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG: 1° de vereisten voor de onafhankelijkheid van de beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking, vermeld in artikel 49;2° de voorzorgsmaatregelen die door de beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens;3° de maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie tussen netgebruikers of categorieën van netgebruikers en, in het bijzonder, elke discriminatie ten gunste van met de beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking verbonden ondernemingen. Afdeling 3. - Maatregelen in geval van lekkages of significante
onregelmatigheden
Art. 53.De beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking neemt alle redelijke en beschikbare maatregelen om emissies tijdens zijn activiteiten te voorkomen en tot een minimum te beperken.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de maatregelen, vermeld in het eerste lid.
Art. 54.De beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking brengt de minister onmiddellijk met een beveiligde zending op de hoogte van significante lekkages en significante onregelmatigheden, en treft de nodige corrigerende maatregelen.
Als de beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking nalaat de nodige corrigerende maatregelen, vermeld in het eerste lid, te treffen, kan de minister de vereiste corrigerende maatregelen zelf nemen. De beheerder van de terminal voor vloeibaarmaking draagt de kosten van de voormelde corrigerende maatregelen.
De Vlaamse Regering kan de procedure bij lekkages of significante onregelmatigheden als vermeld in het eerste lid nader bepalen. HOOFDSTUK 6. - Gesloten industriële netten voor het vervoer van koolstofdioxide Afdeling 1. - Voorwaarden en toelatingsprocedure
Art. 55.§ 1. De aanleg en het beheer van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide is alleen toegelaten nadat een voorafgaande toelating van de VREG is verkregen. De VREG wint het advies van de relevante beheerder van de lokale cluster en de beheerder van het vervoersnetwerk in. De adviestermijn voor de betrokken beheerder bedraagt vijftien dagen. De VREG beslist over de toelating binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de aanvraag. Deze periode wordt met zestig dagen verlengd als de VREG aanvullende informatie vraagt.
De VREG verleent de toelating slechts als het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° de aangesloten ondernemingen bepalen gezamenlijk de technische en commerciële voorwaarden voor het gebruik van het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide;2° het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide wordt ofwel gezamenlijk beheerd door de aangesloten ondernemingen, ofwel wijzen de aangesloten ondernemingen gezamenlijk een beheerder aan;3° de veiligheid van onder meer lokale clusters, het vervoersnetwerk of andere netten in hetzelfde geografisch gebied als waar het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide gelegen is, komt niet in het gedrang. De VREG houdt bij het verlenen van de toelating, vermeld in het eerste lid, rekening met de efficiënte inzet van lokale clusters en het vervoersnetwerk, de impact op de ontwikkeling van de markt voor het vervoer van koolstofdioxide en de eventuele weigering van aansluiting op een lokale cluster of het vervoersnetwerk of een gebrek aan aanbod tot aansluiting of toegang op een lokale cluster of het vervoersnetwerk tegen redelijke economische of technische voorwaarden.
Als de VREG oordeelt dat niet meer aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, is voldaan, heft de VREG de toelating op. De Vlaamse Regering kan de nadere procedure na opheffing van de toelating bepalen. Deze procedure kan onder meer de nadere voorwaarden en modaliteiten bij overdracht van beheer of eigendom van het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide omvatten. § 2. Verleent de VREG de toelating, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, dan legt hij de geografisch afgebakende industriële locatie vast in de toelatingsbeslissing. De geografisch afgebakende industriële locatie is niet groter dan wat strikt noodzakelijk is. § 3. De VREG kan de nadere modaliteiten vastleggen voor de melding, de toekenning, de wijziging en de opheffing van de toelating, met behoud van de toepassing van wat bepaald is in paragraaf 1, eerste tot en met derde lid. Afdeling 2. - Taken van de beheerder van het gesloten industrieel net
voor koolstofdioxide
Art. 56.Het beheer van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide omvat de volgende taken: 1° het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide, met daarbij het waarborgen van de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie en het in acht nemen van het milieu;2° potentiële netgebruikers toegang geven tot het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide onder de voorwaarden, vermeld in artikel 64;3° de netgebruikers van het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide de informatie verstrekken die ze nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide;4° alle redelijke en beschikbare maatregelen nemen om emissies te voorkomen en te minimaliseren bij het beheer van het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide;5° het verstrekken van de nodige inlichtingen aan de beheerders van de lokale clusters of het vervoersnetwerk waarmee zijn gesloten industrieel net voor koolstofdioxide verbonden is, om een veilige en efficiënte uitbating, een gecoördineerde ontwikkeling en een goede wisselwerking tussen netten te waarborgen;6° het opstellen, het bewaren en ter beschikking houden van de plannen van zijn gesloten industrieel net voor koolstofdioxide voor de bevoegde regulator, de gebruikers van het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide en de beheerder van de lokale cluster of het vervoersnetwerk waaraan zijn gesloten industrieel net voor koolstofdioxide is gekoppeld;7° de herstelling, het preventieve onderhoud, de vernieuwing en de verbetering van zijn gesloten industrieel net voor koolstofdioxide en de bijbehorende installaties;8° het verstrekken van de nodige meetgegevens en andere gegevens aan de producenten, de verbruikers, de beheerders van een lokale cluster, de beheerder van het vervoersnetwerk en de VREG;9° het informeren van de VREG, binnen dertig dagen, over elke wijziging met betrekking tot het voldoen aan de criteria van artikel 55, § 1, tweede lid. Afdeling 3. - Aansluiting op een lokale cluster, het vervoersnetwerk
of een terminal voor vloeibaarmaking
Art. 57.Een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide kan de grenzen van de geografisch afgebakende industriële locatie, vastgelegd conform artikel 55, § 2, slechts overschrijden om: 1° het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide aan te sluiten op een lokale cluster of het vervoersnetwerk;2° het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide aan te sluiten op een terminal voor vloeibaarmaking.
Art. 58.De aansluiting van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide op een lokale cluster of het vervoersnetwerk is toegestaan.
Art. 59.De aansluiting van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide op een terminal voor vloeibaarmaking gelegen buiten de geografisch afgebakende industriële locatie is alleen toegelaten nadat een voorafgaande toelating van de VREG is verkregen.
De Vlaamse Regering stelt de nadere toepassingsregels, procedures en criteria vast voor de toelating, vermeld in het eerste lid. De voormelde criteria zijn objectief en niet-discriminatoir. De toelating, vermeld in het eerste lid, wordt afhankelijk gesteld van een weigering van toegang tot de lokale cluster of het vervoersnetwerk of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van de lokale cluster of het vervoersnetwerk onder redelijke economische en technische voorwaarden.
De VREG beslist over de toelating binnen een termijn van zestig dagen nadat hij een aanvraag heeft ontvangen. De VREG wint in het kader van een aanvraag tot het verkrijgen van de toelating het advies in van de beheerder van de lokale cluster in wiens geografisch gebied het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide gelegen is. Deze adviestermijn bedraagt vijftien dagen. Afdeling 4. - Maatregelen in geval van lekkages of significante
onregelmatigheden
Art. 60.De beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide neemt alle redelijke en beschikbare maatregelen om emissies tijdens zijn activiteiten te voorkomen en tot een minimum te beperken.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de maatregelen, vermeld in het eerste lid.
Art. 61.De beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide brengt de minister onmiddellijk met een beveiligde zending op de hoogte van significante lekkages en significante onregelmatigheden, en treft de nodige corrigerende maatregelen, waaronder maatregelen voor de bescherming van de volksgezondheid.
Als de beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide nalaat de nodige corrigerende maatregelen, vermeld in het eerste lid, te treffen, kan de minister de vereiste corrigerende maatregelen zelf nemen. De beheerder van het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide draagt de kosten van de voormelde corrigerende maatregelen.
De Vlaamse Regering kan de procedure bij lekkages of significante onregelmatigheden als vermeld in het eerste lid nader bepalen. HOOFDSTUK 7. - Toegang van derden Afdeling 1. - Toegang van derden
Art. 62.§ 1. De VREG stelt, na voorafgaand stakeholdersoverleg, een ontwerp van technisch reglement op voor het beheer van een lokale cluster en het beheer van het vervoersnetwerk. Dat ontwerp van reglement wordt ter consultatie aan de marktpartijen voorgelegd.
De Vlaamse Regering kan de minimale elementen bepalen die worden behandeld in het technisch reglement, vermeld in het eerste lid. Het technisch reglement houdt minstens rekening met de volgende elementen: 1° de voorwaarden hebben als doel het garanderen van een eerlijke en open toegang, met niet-discriminerende en transparante toegang op basis van goedgekeurde tarieven;2° toegang kan slechts worden geweigerd op grond van een gebrek aan capaciteit of verbindingsmogelijkheden op grond van een onverenigbaarheid van de technische specificaties of de onverenigbaarheid van de koolstofdioxidestroom met de normen goedgekeurd conform artikel 69 of 70;3° de vervoerscapaciteit die beschikbaar is of redelijkerwijs beschikbaar kan worden gesteld;4° de noodzaak om de behoeften van de beheerder van een lokale cluster of een vervoersnetwerk die naar behoren gemotiveerd en redelijk zijn, en de belangen van alle andere netgebruikers van een lokale cluster of een vervoersnetwerk of de relevante behandelingsfaciliteiten in acht te nemen;5° het aandeel van de afvang en geologische opslag van koolstofdioxide in het geheel van de reductieverplichtingen voor koolstofdioxide voor het Vlaamse Gewest. § 2. Het technisch reglement, vermeld in paragraaf 1, wordt goedgekeurd door de Vlaamse Regering. In voorkomend geval wordt de beslissing tot niet-goedkeuring onverwijld meegedeeld aan de VREG, die, rekening houdend met de opmerkingen van de Vlaamse Regering, de gevraagde aanpassingen verricht. Daarna wordt het technisch reglement opnieuw ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de goedkeuring, vermeld in het eerste lid.
Het goedgekeurde technisch reglement, vermeld in het eerste lid, treedt in werking na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 63.Een beslissing tot weigering van toegang door de beheerder van een lokale cluster of het vervoersnetwerk wordt naar behoren gemotiveerd.
Een beheerder van een lokale cluster of van een vervoersnetwerk die de toegang tot zijn lokale cluster of zijn vervoersnetwerk weigert op grond van een gebrek aan capaciteit of verbindingsmogelijkheden, voert de nodige capaciteitsverhogende werkzaamheden uit als dat economisch verantwoord is of als de potentiële netgebruiker bereid is daarvoor te betalen, op voorwaarde dat het geen negatief effect heeft op de milieuveiligheid van het vervoer en van de geologische opslag van koolstofdioxide. Bij het bepalen van het economisch verantwoorde karakter van de werkzaamheden wordt rekening gehouden met de tarieven, goedgekeurd krachtens artikel 65 en 66. De Vlaamse Regering bepaalt de te volgen procedure.
Een beheerder van een lokale cluster of van een vervoersnetwerk die de toegang tot zijn lokale cluster of vervoersnetwerk weigert op basis van het niet voldoen aan de technische voorwaarden of normen goedgekeurd conform artikel 69 of 70, meldt aan de potentiële netgebruiker waarom de koolstofdioxidestroom wordt geweigerd en, in voorkomend geval, onder welke voorwaarden de koolstofdioxidestroom alsnog kan worden vervoerd via de lokale cluster of het vervoersnetwerk.
Art. 64.§ 1. De beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide en de beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking onderhandelt te goeder trouw, met het oog op een open en transparante toegang van derden, met elke netgebruiker die om toegang verzoekt. Hij stelt alles in het werk om binnen een redelijke termijn tot een objectieve en niet-discriminerende overeenkomst te komen met de potentiële netgebruiker die om toegang verzoekt.
Een beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide verleent slechts toegang aan een potentiële netgebruiker voor zover, na de aansluiting van de netgebruiker, het gesloten industrieel net voor koolstofdioxide nog steeds voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 55, § 1, tweede lid. De beheerder volgt opnieuw de procedure, vermeld in artikel 55, § 1.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het verlenen van toegang tot een gesloten industrieel net en een terminal voor vloeibaarmaking. § 2. Een beslissing tot weigering van toegang door een beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide of een beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking wordt naar behoren gemotiveerd.
Een beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide of een beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking die de toegang weigert op basis van een gebrek aan capaciteit, voert de nodige capaciteitsverhogende werkzaamheden uit als dat economisch verantwoord is of als de potentiële netgebruiker bereid is daarvoor te betalen, op voorwaarde dat het geen negatief effect heeft op de milieuveiligheid van de vloeibaarmaking en van de geologische opslag van koolstofdioxide. De Vlaamse Regering bepaalt de te volgen procedure.
Een beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide of een beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking die de toegang weigert op basis van het niet voldoen aan de technische voorwaarden meldt aan de potentiële netgebruiker waarom de koolstofdioxidestroom wordt geweigerd en onder welke voorwaarden de koolstofdioxidestroom alsnog toegang kan krijgen. Afdeling 2. - Tarieven
Art. 65.§ 1. Voor de toegang tot een lokale cluster gelden tarieven die goedgekeurd zijn door de VREG. § 2. De beheerder van een lokale cluster legt een tariefvoorstel voor aan de VREG. Dit tariefvoorstel houdt rekening met de volgende principes: 1° de tarieven zijn objectief en niet-discriminerend, gebaseerd op de werkelijke kosten en een redelijke winstmarge;2° de tarieven zijn transparant voor de netgebruiker;3° de tarieven strekken ertoe een juist evenwicht te bieden tussen de kwaliteit van de gepresteerde diensten en de prijzen die door de aangesloten ondernemingen worden gedragen;4° de gehanteerde afschrijvingstermijnen weerspiegelen de verwachte economische levensduur van de pijpleidingen. § 3. De VREG gaat, binnen een termijn van negentig dagen, na of het tariefvoorstel in overeenstemming is met de principes, vermeld in paragraaf 2. Is het tariefvoorstel in overeenstemming met de principes dan keurt de VREG het tariefvoorstel goed.
Is het tariefvoorstel niet in overeenstemming met de principes, vermeld in paragraaf 2, dan verzoekt de VREG de beheerder in kwestie een nieuw tariefvoorstel voor te leggen. § 4. De beheerder van een lokale cluster publiceert de tarieven, goedgekeurd conform paragraaf 3, op een website die voor het publiek toegankelijk is. § 5. De tarieven, goedgekeurd conform paragraaf 3, zijn geldig voor twee jaar. De tarieven hebben geen terugwerkende kracht.
Art. 66.§ 1. Voor de toegang tot het vervoersnetwerk gelden tarieven die goedgekeurd zijn door de VREG. § 2. De beheerder van het vervoersnetwerk legt een tariefvoorstel voor aan de VREG. De beheerder van het vervoersnetwerk consulteert, bij de opmaak van het tariefvoorstel, de relevante beheerders van pijpleidingen of netwerken van pijpleidingen in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Dit tariefvoorstel houdt rekening met de volgende principes: 1° de tarieven zijn objectief en niet-discriminerend, gebaseerd op de werkelijke kosten en een redelijke winstmarge;2° de tarieven zijn transparant voor de netgebruiker;3° de tarieven strekken ertoe een juist evenwicht te bieden tussen de kwaliteit van de gepresteerde diensten en de prijzen die door de aangesloten ondernemingen worden gedragen;4° de gehanteerde afschrijvingstermijnen weerspiegelen de verwachte economische levensduur van de pijpleidingen. § 3. De VREG gaat, binnen een termijn van negentig dagen, na of het tariefvoorstel in overeenstemming is met de principes, vermeld in paragraaf 2. Voorafgaand aan de goedkeuring treedt de VREG in overleg met de bevoegde autoriteiten van de relevante gewesten.
Is het tariefvoorstel in overeenstemming met de principes, vermeld in paragraaf 2, dan keurt de VREG het tariefvoorstel goed.
Is het tariefvoorstel niet in overeenstemming met de principes, vermeld in paragraaf 2, dan verzoekt de VREG de beheerder in kwestie een nieuw tariefvoorstel voor te leggen. § 4. De beheerder van een lokale cluster of het vervoersnetwerk publiceert de tarieven, goedgekeurd conform paragraaf 3, op een website die voor het publiek toegankelijk is. § 5. De tarieven, goedgekeurd conform paragraaf 3, zijn geldig voor twee jaar. De tarieven hebben geen terugwerkende kracht.
Art. 67.Tegen de beslissingen die de VREG met toepassing van artikel 65 en 66 van dit decreet heeft genomen, kan door iedere persoon die een belang aantoont, beroep aangetekend worden voor het hof van beroep van Brussel, zetelend zoals in kort geding.
Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld bij ondertekend verzoekschrift dat wordt neergelegd ter griffie van het hof van beroep binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing of, voor de belanghebbenden aan wie de beslissing niet ter kennis is gebracht, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de publicatie van de beslissing, of, bij ontstentenis van publicatie, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisneming ervan. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Binnen drie werkdagen die volgen op de neerlegging van het verzoekschrift, wordt hiervan kennisgegeven via gerechtsbrief door de griffie van het hof van beroep aan alle partijen die door de verzoeker bij de zaak worden betrokken. De griffie van het hof van beroep vraagt de VREG het administratief dossier betreffende de aangevochten akte met het verzoekschrift bij de griffie neer te leggen. De neerlegging van het administratief dossier geschiedt ten laatste samen met de eerste conclusie van de VREG. Het administratief dossier kan door de partijen worden geraadpleegd bij de griffie van het hof van beroep vanaf de neerlegging ervan en tot de sluiting der debatten.
Het hof van beroep kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief oordelen dat de rechtsgevolgen van de geheel of gedeeltelijk vernietigde beslissing geheel of gedeeltelijk in stand blijven of voorlopig in stand blijven voor een termijn die het bepaalt. Deze maatregel kan evenwel alleen worden bevolen om uitzonderlijke redenen die een aantasting van het legaliteitsbeginsel rechtvaardigen, bij een met bijzondere redenen omklede beslissing en na een tegensprekelijk debat. Deze beslissing moet ook rekening houden met de belangen van derden. Afdeling 3. - Kwaliteitsnormen
Art. 68.Een koolstofdioxidestroom die bestemd is voor vervoer in een lokale cluster of in een vervoersnetwerk, of een koolstofdioxidestroom die bestemd is voor vloeibaarmaking in een terminal voor vloeibaarmaking, bestaat voor het overgrote gedeelte uit koolstofdioxide. Om de voormelde voorwaarde te waarborgen, kan geen afval of ander materiaal aan de koolstofdioxidestroom worden toegevoegd met het doel zich van dat afval of ander materiaal te ontdoen.
Een koolstofdioxidestroom kan incidentele aanverwante stoffen uit de bron of het afvangproces bevatten, en ook spoorelementen die zijn toegevoegd als hulpmiddel bij de monitoring. De concentraties van alle incidentele en toegevoegde stoffen voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze overschrijden geen niveaus die de integriteit van een lokale cluster, het vervoersnetwerk of een terminal voor vloeibaarmaking in het gedrang brengen;2° ze overschrijden geen niveaus die een significant risico voor het milieu of de menselijke gezondheid vormen;3° ze overschrijden geen niveaus die in strijd zijn met de voorschriften van de toepasselijke regelgeving.
Art. 69.§ 1. De beheerder van een lokale cluster stelt, rekening houdend met wat bepaald wordt in artikel 68, normen vast met betrekking tot de kwaliteit van de koolstofdioxidestroom na overleg met de netgebruikers en potentiële netgebruikers binnen het aansluitend geografisch afgebakend gebied waarvoor hij is aangewezen conform artikel 9. De beheerder van een lokale cluster houdt daarbij rekening met Europese normen en, indien voorhanden, de normen vastgelegd door de beheerder van het vervoersnetwerk.
De normen, vermeld in het eerste lid, worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering na advies van de VREG. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de goedkeuring van de kwaliteitsnormen van de koolstofdioxidestroom. § 2. De beheerder van een lokale cluster houdt toezicht op de naleving van de normen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De beheerder van de lokale cluster neemt alle nodige maatregelen om niet-naleving van de normen te voorkomen en te remediëren. § 3. In afwijking van de eerste paragraaf, kan de beheerder van de lokale cluster toelating vragen om afwijkende kwaliteitsnormen van de koolstofdioxidestroom te hanteren voor beperkte delen van de lokale cluster, op voorwaarde dat dat technisch verantwoord is en na overleg met de betrokken netgebruikers. De Vlaamse Regering keurt de afwijking goed en stelt de voorwaarden en de geldigheidsduur van de afwijking vast.
Art. 70.§ 1. De beheerder van het vervoersnetwerk stelt, rekening houdend met wat bepaald wordt in artikel 68, normen vast met betrekking tot de kwaliteit van de koolstofdioxidestroom na overleg met de netgebruikers, de beheerders van de lokale clusters en beheerders van pijpleidingen of netwerk van pijpleidingen voor het vervoer van koolstofdioxide die niet in het Vlaamse Gewest liggen. De beheerder van het vervoersnetwerk houdt daarbij rekening met Europese normen.
De normen, vermeld in het eerste lid, worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering na advies van de VREG. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de goedkeuring van de kwaliteitsnormen van de koolstofdioxidestroom. § 2. De beheerder van het vervoersnetwerk houdt toezicht op de naleving van de normen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. De beheerder van het vervoersnetwerk neemt alle nodige maatregelen om niet-naleving van de normen te voorkomen en te remediëren. HOOFDSTUK 8. - Directe leidingen
Art. 71.De aanleg van een directe leiding die de bedrijfssite van de producent overschrijdt, is alleen toegelaten nadat een voorafgaande toelating van de VREG is verkregen. De VREG stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking op zijn website. De Vlaamse Regering kan voorwaarden vastleggen waaraan een directe leiding moet voldoen om te worden toegelaten.
De VREG beslist over de toelating binnen een termijn van zestig dagen nadat hij een aanvraag heeft ontvangen. De VREG wint in het kader van een aanvraag tot het verkrijgen van de toelating het advies in van de beheerder van de lokale cluster in wiens geografisch gebied de directe leiding gelegen is. Deze adviestermijn bedraagt vijftien dagen.
De VREG kan een aanvraag als vermeld in het eerste lid alleen weigeren in een van de hiernavolgende gevallen: 1° er is niet voldaan aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, die de Vlaamse Regering vastgesteld heeft;2° de veiligheid van onder meer lokale clusters, het vervoersnetwerk of andere netten in hetzelfde geografisch gebied als waar de directe leiding gelegen is, komt in het gedrang. De Vlaamse Regering stelt de rechten en verplichtingen vast van de houders van een toelating voor de aanleg van een directe leiding die de bedrijfssite van de producent overschrijdt.
De beheerder van de directe leiding die de bedrijfssite van de producent overschrijdt, meldt elektronisch aan de VREG de datum van ingebruikname en de ligging van de voormelde directe leiding binnen dertig dagen na de aanleg of ingebruikname van de voormelde directe leiding.
De beslissing tot toelating van een directe leiding die de grenzen van de bedrijfssite van de producent overschrijdt, vervalt, bij gebrek aan indienststelling, van rechtswege vijf jaar na datum van de beslissing tot toelating.
De VREG heft de beslissing op tot toelating van een directe leiding die de grenzen van de bedrijfssite van de producent overschrijdt, in de volgende gevallen: 1° als de directe leiding de grenzen van de bedrijfssite van de producent niet meer overschrijdt;2° bij buitendienststelling van de directe leiding;3° er is niet voldaan aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, die de Vlaamse Regering vastgesteld heeft. In afwijking van het eerste lid is een directe leiding die voorheen is toegelaten, maar waarvan de beslissing tot toelating conform het zevende lid, 1°, is opgeheven, en die, zonder enige andere wijziging te hebben ondergaan, opnieuw de grenzen van de bedrijfssite van de producent overschrijdt, van rechtswege toegelaten. HOOFDSTUK 9. - Veiligheid, monitoring en inspecties
Art. 72.§ 1. De Vlaamse Regering kan de veiligheidsvoorschriften bepalen in het kader van het ontwerp, de bouw, de exploitatie en de buitengebruikstelling van een lokale cluster, het vervoersnetwerk, een terminal voor vloeibaarmaking, een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide en een directe leiding.
De veiligheidsvoorschriften, vermeld in het eerste lid, omvatten onder meer; 1° verplichtingen ter preventie en behandeling van ongevallen door de invoering van een systeem van veiligheidsbeheer en een noodplan;2° de voorbehouden zone en het daaraan verbonden verbod om te bouwen, te bezetten, te werken of aan te planten;3° de ingravingsdiepte van de leidingen en de voorwaarden waaronder een bovengrondse installatie kan worden gebruikt;4° de bescherming van het tracé;5° de bescherming tegen corrosie;6° de gebruikte materialen en de specificatie voor de levering van materialen alsook de testen en controle van materialen;7° de specificaties voor de berekening van de leiding;8° de specificaties voor de uitvoering van de werken op de werf bij de aanleg van leidingen;9° de controle op de samengevoegde onderdelen;10° de controle op de werken na de aanleg en de ontvangsttesten op het vlak van de dichtheid;11° de exploitatievoorwaarden, met inbegrip van het toezicht op de installaties, alsook de druk, de temperatuur en de wanddikte van de installaties, en de verplichtingen voor de controle van de installaties;12° de vereisten inzake de risicoanalyse. § 2. Op voorstel van de beheerders van de lokale clusters en de beheerder van het vervoersnetwerk keurt de Vlaamse Regering de technische codes goed.
De technische codes bepalen de technische maatregelen die noodzakelijk zijn om de veiligheidsvoorschriften, vermeld in paragraaf 1, uit te voeren door de voorschriften met betrekking tot de veiligheid, meer bepaald in het kader van het ontwerp, de bouw, inbedrijfstelling, het toezicht, het onderhoud, en de buitengebruikstelling van vervoerinstallaties, het veiligheidsbeheersysteem en het noodplan verder uit te werken.
Art. 73.De beheerder van een lokale cluster, het vervoersnetwerk, een terminal voor vloeibaarmaking, een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide of een directe leiding staat in voor volgende aangelegenheden: 1° significante onregelmatigheden detecteren;2° lekkage van koolstofdioxide detecteren;3° significante negatieve effecten voor het milieu detecteren. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de monitoring, vermeld in het eerste lid.
Art. 74.De beheerder van een lokale cluster, het vervoersnetwerk, een terminal voor vloeibaarmaking, een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide of een directe leiding organiseert een systeem van routinematige en niet-routinematige inspecties met als doel de effecten op het milieu te monitoren. HOOFDSTUK 1 0. - Toezicht en sancties Afdeling 1. - Toezicht door de VREG
Art. 75.§ 1. De VREG kan aan een beheerder van een lokale cluster, de beheerder van het vervoersnetwerk, een beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking, een beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide, producenten, verbruikers, bestuurders, managers en personeelsleden de gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden, met uitzondering van die gegevens en inlichtingen die persoonsgegevens uitmaken.
Een beheerder van een lokale cluster, de beheerder van het vervoersnetwerk, een beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking, een beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide, producenten, verbruikers, bestuurders, managers en personeelsleden tot wie de VREG een vraag heeft gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken die nodig zijn om zijn taken en bevoegdheden uit te voeren, is verplicht om die gegevens en inlichtingen accuraat, volledig en consistent mee te delen aan de VREG, met uitzondering van die gegevens en inlichtingen die persoonsgegevens uitmaken. § 2. Een beheerder van een lokale cluster, de beheerder van het vervoersnetwerk, een beheerder van een terminal voor vloeibaarmaking, een beheerder van een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide, producenten of verbruikers aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken op grond van paragraaf 1 is verplicht om binnen de door de VREG gestelde termijn alle medewerking te verlenen. § 3. De door de VREG gevraagde gegevens of inlichtingen gebruikt de VREG alleen voor de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden. Afdeling 2. - Geschillenbeslechting
Art. 76.§ 1. De VREG beslecht geschillen over de toegang tot een lokale cluster, het vervoersnetwerk, een terminal voor vloeibaarmaking of een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide. Bij de beslechting van het geschil houdt de VREG onder meer rekening met: 1° de noodzaak om het geschil op een doeltreffende wijze te beslechten;2° de criteria, vermeld in artikel 62;3° het aantal partijen dat bij het geschil betrokken is. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de beslechting van het geschil. § 2. Bij een geschil dat de grenzen van het Vlaamse Gewest overschrijdt, wordt de geschillenbeslechtingsprocedure die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld, toegepast als de lokale cluster, de terminal voor vloeibaarmaking of het vervoersnetwerk waartoe de toegang is geweigerd, in het Vlaamse Gewest ligt.
Als bij grensoverschrijdende geschillen de jurisdictie over de lokale cluster, de terminal voor vloeibaarmaking of het vervoersnetwerk in kwestie niet uitsluitend bij het Vlaamse Gewest ligt, wordt in voorkomend geval overleg gepleegd met de in het andere gewest aangestelde autoriteit om het geschil op een samenhangende wijze te beslechten. § 3. Tegen de beslissingen die de VREG met toepassing van het eerste lid heeft genomen, staat beroep open bij de bevoegde rechtbank, met toepassing van artikel 556 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Afdeling 3. - Administratieve sancties opgelegd door de VREG
Art. 77.§ 1. De VREG kan elke natuurlijke persoon of rechtspersoon schriftelijk in gebreke stellen bij niet-naleving van de bepalingen in hoofdstuk 3 tot en met 8 van dit decreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten. § 2. De VREG kan de persoon die in gebreke werd gesteld en werd gehoord of daartoe naar behoren werd opgeroepen, de administratieve geldboete, vermeld in artikel 78, opleggen. De VREG zorgt ervoor dat er in deze gevallen geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de administratieve boete ten grondslag liggen en de administratieve boete die op grond van die feiten wordt opgelegd. § 3. Het opleggen van de administratieve boete wordt aan de betrokkene meegedeeld in een met redenen omklede aangetekende brief, met verwijzing naar de bepalingen die van toepassing zijn, de hoogte van de administratieve boete en in voorkomend geval de berekening ervan, en de beroepsmogelijkheid. § 4. Na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 3, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden.
De VREG kan uitstel van betaling verlenen voor een door hem bepaalde termijn. § 5. Als de betrokkene nalaat de administratieve geldboete binnen de in paragraaf 4 bepaalde termijn te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.
Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen.
Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling of bij aangetekende brief. § 6. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. § 7. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan.
De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald zijn bij artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
Art. 78.De VREG kan een administratieve geldboete opleggen, al dan niet per kalenderdag voor inbreuken uit het verleden. De administratieve geldboete per kalenderdag mag niet minder dan 100 euro per kalenderdag bedragen, noch meer dan 50.000 euro per kalenderdag, noch mag de administratieve geldboete in totaal hoger zijn dan 1.000.000 euro of 3 procent van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd in het Vlaamse Gewest tijdens het laatste afgelopen boekjaar, als dat laatste bedrag lager is.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de VREG een dwangsom opleggen als de betrokken overtreder bij het verstrijken van de termijn die de VREG bepaalt in gebreke blijft. De dwangsom mag niet minder dan 100 euro per kalenderdag bedragen, noch meer dan 50.000 euro per kalenderdag, noch mag de dwangsom in totaal hoger zijn dan 1.000.000 euro of 3 procent van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd in het Vlaamse Gewest tijdens het laatste afgelopen boekjaar, als dat laatste bedrag lager is.
Art. 79.De administratieve geldboete en de dwangsom, vermeld in artikel 78, worden opgelegd door de raad van bestuur van de VREG. Het opleggen van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 78, eerste lid, kan niet worden gedelegeerd indien de administratieve boete meer dan 100.000 euro bedraagt.
Het opleggen van de dwangsom, vermeld in artikel 78, tweede lid, kan niet worden gedelegeerd. Afdeling 4. - Administratieve sancties opgelegd door het VEKA
Art. 80.Het VEKA legt aan een vervoersonderneming voor koolstofdioxide een administratieve geldboete op voor elke ton CO2-equivalent die uitgestoten wordt en waarvoor met toepassing van artikel 81 geen emissierechten zijn ingeleverd. Per ton uitgestoten CO2-equivalent bedraagt de administratieve geldboete 100 euro. De betaling van de boete wegens emissieoverschrijding ontslaat de vervoersonderneming voor koolstofdioxide niet van de verplichting, bij de inlevering van emissierechten in verband met het volgende kalenderjaar, een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan de emissieoverschrijding.
De administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, wordt vanaf 1 januari 2014 overeenkomstig het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen verhoogd.
De Vlaamse Regering neemt maatregelen om de publicatie te verzekeren van de namen van de vervoersondernemingen voor koolstofdioxide om te voldoen aan de verplichtingen die opgelegd zijn met toepassing van artikel 81. HOOFDSTUK 1 1. - Broeikasgasvergunning en rapporteringsverplichtingen
Art. 81.§ 1. De Vlaamse Regering legt aan vervoersinstallaties voor koolstofdioxide als voorwaarde op dat die vervoersinstallaties voor koolstofdioxide over een broeikasgasvergunning moeten beschikken. Op basis van de voorwaarden die van toepassing zijn op de vervoersinstallatie voor koolstofdioxide, opgenomen in die broeikasgasvergunning, wordt jaarlijks een bepaald aantal emissierechten bij het nationaal register ingeleverd in overeenstemming met de hoeveelheid broeikasgassen die in het voorgaande jaar is uitgestoten.
In het eerste lid wordt verstaan onder nationaal register: het register, vermeld in het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2008Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 18/06/2008 pub. 18/07/2008 numac 2008202564 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad sluiten tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/ EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de broeikasgasvergunning en de regels voor de bewaking en de rapportering van de emissies, voor de verificatie van die rapporten en voor de inlevering van emissierechten.
Art. 82.In overeenstemming met richtlijn 2003/87/EG bepaalt de Vlaamse Regering: 1° de totale hoeveelheid emissierechten die per handelsperiode aan vervoersinstallaties voor koolstofdioxide in het Vlaamse Gewest worden toegekend;2° de wijze waarop die emissierechten aan de vervoersinstallaties voor koolstofdioxide in kwestie worden toegewezen;3° de nadere regels voor de toewijzing, de aanvraag van een toewijzing, de verlening, de stopzetting van de verlening, de opschorting van de verlening, de geldigheid en de annulering van de emissierechten voor vervoersinstallaties voor koolstofdioxide;4° de nadere regels voor het vaststellen van de grenzen van een vervoersinstallatie voor koolstofdioxide.
Art. 83.De Vlaamse Regering kan verplichtingen opleggen aan elke beheerder van een lokale cluster, een vervoersnetwerk, een gesloten industrieel net voor koolstofdioxide, een terminal voor vloeibaarmaking of een directe leiding, en aan producenten en verbruikers om de noodzakelijke gegevens voor de onderbouwing van het klimaatbeleid accuraat, volledig en consistent te melden aan het VEKA en de VREG. De Vlaamse Regering legt de eisen vast voor de voormelde accuraatheid, volledigheid en consistentie. De voormelde noodzakelijke gegevens die moeten worden verstrekt, hebben minstens betrekking op het volume aan koolstofdioxide dat is vervoerd via de lokale cluster en het vervoersnetwerk.
De Vlaamse Regering bepaalt de categorie-indeling, de rapporteringstermijn en de rapporteringswijze van de noodzakelijke gegevens, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek
Art. 84.Aan artikel 591 van het Gerechtelijk Wetboek, het laatst gewijzigd bij de wet van 4 februari 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2020 pub. 17/03/2020 numac 2020020347 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende boek 3 "Goederen" van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 04/02/2020 pub. 21/02/2020 numac 2020040325 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Wetboek van strafvordering wat het gebruik van de polygraaf betreft sluiten, worden een punt 26° en 27° toegevoegd, die luiden als volgt: "26° van geschillen betreffende de erfdienstbaarheden, vermeld in artikel 21 en 41 van het decreet van 29 maart 2024 over het vervoer van koofstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest; 27° van de vorderingen betreffende de aangelegenheden, vermeld in artikel 22, 23, 42 en 43 van het decreet van 29 maart 2024 over het vervoer van koofstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest.".
Art. 85.Aan artikel 605quater van het Gerechtelijk Wetboek, het laatst gewijzigd bij de wet van 11 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030643 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen sluiten, wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt: "10° artikel 65 en 66 van het decreet van 29 maart 2024 over het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen in het Vlaamse Gewest.". Afdeling 2. - Wijzigingen van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende
de diepe ondergrond
Art. 86.In artikel 2 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, het laatst gewijzigd bij het decreet van 2 maart 2018, wordt punt 29 opgeheven.
Art. 87.In hoofdstuk III, afdeling V, van hetzelfde decreet worden in het opschrift van onderafdeling I de woorden "transportnetwerken en" opgeheven.
Art. 88.In artikel 59 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/12/2010 pub. 18/02/2011 numac 2011035177 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur type decreet prom. 23/12/2010 pub. 15/02/2011 numac 2011200661 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 2 april 2010 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de coördinatie van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie type decreet prom. 23/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010036033 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies, wat de stedenbouwkundige conformiteit van kamergerelateerde logies betreft type decreet prom. 23/12/2010 pub. 29/12/2010 numac 2010036015 bron vlaamse overheid Decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2011 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "tot de transportnetwerken en" opgeheven;2° in paragraaf 2, inleidende zin, worden de woorden "de transportnetwerken en" opgeheven;3° in paragraaf 2, 1°, wordt de zinsnede ", alsmede de transportcapaciteit die beschikbaar is of redelijkerwijs beschikbaar kan worden gesteld" opgeheven;4° in paragraaf 2, 4°, worden de zinsnede "of het transportnetwerk," en de zinsnede ", het transportnetwerk" opgeheven;5° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "Exploitanten van transportnetwerken en" opgeheven;6° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "transportnetwerk of" en de woorden "van het transport en" opgeheven;7° in paragraaf 4 worden de woorden "transportnetwerken en" opgeheven.
Art. 89.In artikel 60 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "transportnetwerken en" opgeheven;2° in paragraaf 2 worden de woorden "het transportnetwerk of" telkens opgeheven. Afdeling 3. - Wijzigingen aan het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten
Art. 90.In artikel 7.1.10, § 1, van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 07/07/2009 numac 2009035580 bron vlaamse overheid Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten, het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 november 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/11/2023 pub. 07/12/2023 numac 2023047706 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft netbeheer, energie-efficiëntie en milieuvriendelijke energieproductie sluiten, wordt de datum "30 april" vervangen door de datum "31 oktober".
Art. 91.In artikel 7.1.11, § 1, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 november 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/11/2023 pub. 07/12/2023 numac 2023047706 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft netbeheer, energie-efficiëntie en milieuvriendelijke energieproductie sluiten, wordt de datum "30 april" vervangen door de datum "31 oktober". HOOFDSTUK 1 3. - Slotbepalingen
Art. 92.De VREG publiceert voor het eerst uiterlijk op 30 juni 2027 en daarna vijfjaarlijks een rapport over de ontwikkeling van: 1° de lokale clusters;2° het vervoersnetwerk;3° de terminals voor vloeibaarmaking;4° de directe leidingen;5° de gesloten industriële netten voor koolstofdioxide. De Vlaamse Regering kan de minimale elementen van het rapport, vermeld in het eerste lid, bepalen.
Art. 93.Om de vijf jaar en voor het eerst voor 1 juli 2028 legt de Vlaamse Regering een evaluatierapport over de bepalingen van dit decreet voor aan het Vlaams Parlement. Het rapport evalueert de werking en de effecten van de bepalingen van dit decreet.
Het rapport, vermeld in het eerste lid, evalueert minstens volgende elementen: 1° de doeltreffendheid van de structuur van de markt voor het vervoer van koolstofdioxide via pijpleidingen;2° de doeltreffendheid van de tarifaire principes, vermeld in artikel 65 en 66;3° de noodzaak aan het invoeren van een tariefmethodologie voor het bepalen van de tarieven van lokale clusters en het vervoersnetwerk.
Art. 94.Dit decreet treedt in werking op 30 juni 2025, met uitzondering van artikel 90 en 91 die in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en niet later dan 30 april 2024.
De Vlaamse Regering kan voor iedere bepaling van dit decreet, met uitzondering van artikel 90 en 91, een datum van inwerkingtreding bepalen die voorafgaat aan 30 juni 2025.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 29 maart 2024.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Documenten: - Ontwerp van decreet : 2009 - Nr.1 - Verslag : 2009 - Nr. 2 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2009 - Nr. 3 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 27 maart 2024.